servet en drukt het met zijn behaarde handen op zijn oogkassen. Waakzaam bewoog ik niet meer. Zijn lichaam hijgde zwaar, het groeide. Uiteindelijk haalt hij het servet van zijn ogen, en zijn blik, die van heel ver weg komt, is gekweld. Hij hijgt onder het overdreven openen en sluiten van zijn oogleden, maakt de ogen met zorg schoon en kauwt traag op de nog in zijn mond zittende etensresten.
Maar een seconde later is hij weer hersteld en hard. Hij pikt met zijn hele lichaam weer een vork vol salade op en eet voorovergebogen. De kin gaat druk op en neer en de lippen zijn vochtig van de olie. Hij stopt een ogenblik, droogt zijn ogen opnieuw, balanceert even met het hoofd en een nieuwe vork vol sla en vlees wordt uit de lucht opgepikt. Hij zegt tegen de passerende ober:
‘Dit is niet de wijn die ik besteld heb.’
De stem die ik van hem verwachtte: een stem die tegenspraak onmogelijk maakt. Hierdoor snapte ik, dat je niets anders voor hem zou kunnen doen dan te gehoorzamen.
De ober verwijderde zich beleefd met de fles in de hand.
Maar zie, de oude man verroert zich weer niet, alsof zijn borst ineenkrimpt en bekneld raakt. Zijn wilde kracht rammelt in gevangenschap. Hij wacht, totdat de honger hem lijkt te bestormen en hij opnieuw smaakvol en met gefronste wenkbrauwen begint te kauwen. Maar ik zat al langzaam te eten, een beetje walgend zonder te weten waarom, en werd deelgenoot van iets, eveneens zonder te weten wat. Plotseling huivert hij over zijn hele lichaam, brengt de servet naar zijn ogen en drukt er bruusk op, zodat ik schrik... Met een zekere beslistheid leg ik mijn vork op het bord. Nu voelde ik zelf een ondraaglijke druk op de keel, was woedend, gebroken in onderdanigheid. Maar de oude man blijft even stil zitten met de servet tegen zijn ogen. Wanneer hij hem er deze keer langzaam vanaf haalt, zien zijn pupillen er extreem zacht en vermoeid uit. En voordat hij zich kan drogen, zag ik. Ik zag de traan.
Verloren buig ik me over het vlees. Wanneer ik er eindelijk in slaag naar hem te kijken vanuit de diepte van mijn bleke gezicht, zie ik dat ook hij zich voorovergebogen heeft, met zijn ellebogen op tafel leunt, het hoofd in de handen. En uitgerekend hij was aan het einde van zijn krachten. Zijn grove wenkbrauwen raakten elkaar. Het eten moest even beneden zijn keel zijn blijven steken onder de hardheid van de