| |
| |
| |
John Barth
Verdwaald in het pretpaleis
Vertaling: Peter Nijmeijer
Voor wie betekent het pretpaleis pret? Misschien voor verliefde paartjes. Voor Ambrose is het een oord van angst en verwarring. Hij is met zijn familie naar de zeekust gekomen op een nationale feestdag, de aanleiding voor hun bezoek is Independence Day, de belangrijkste niet-kerkelijke gedenkdag van de Verenigde Staten van Amerika. Een enkele rechte streep onder woorden in een manuscript is het teken voor cursief zetten, wat op zijn beurt het gedrukte equivalent is van de mondelinge beklemtoning van woorden en zinsdelen en tevens de gebruikelijke zetwijze voor titels van afzonderlijke werken, om nog maar te zwijgen van. Cursiveringen worden ook, vooral in korte verhalen en romans, gebruikt voor ‘stemmen van buiten’, voor ingevoegde of kunstmatige stemmen, zoals radioberichten, de teksten van telegrammen en kranteartikelen, enzovoorts. Het verdient aanbeveling er spaarzaam gebruik van te maken. Wanneer oorspronkelijk in romein gezette passages gecursiveerd worden door iemand die hen herhaalt, dan is het gebruikelijk om dit aan te geven. Cursivering van mij.
Ambrose was ‘op de moeilijke leeftijd’. Zijn stem klonk schel als die van een kind wanneer hij opgewonden raakte; voor alle zekerheid bewoog en sprak hij daarom met weloverwogen kalmte en volwassen ernst. Op een beheerste manier over onbelangrijke of irrelevante dingen spreken en bewust naar de klank van je eigen stem luisteren zijn beproefde methoden om jezelf onder controle te houden in dit moeilijke interval. En route naar Ocean City zat hij op de achterbank van de auto van zijn ouders met zijn broer, die vijftien was, en Magda G-----, een leuk uitziend meisje een geraffineerd dametje van veertien, die niet ver van hen vandaan woonde in B----- Street in de stad D-----, Maryland. Eigennamen werden in negentiende-eeuwse romans vaak vervangen door initialen, streepjes of beide om de illusie van werkelijkheid te versterken. Het is alsof de auteur het noodzakelijk vond de namen weg
| |
| |
te laten uit kiesheid of omdat hij bang was voor eventuele juridische gevolgen. Het interessante is dat het, net zoals bij andere aspecten van het realisme, een illusie is die versterkt moet worden, door puur kunstmatige middelen. Is het waarschijnlijk, doet het geweld aan het principe van waarschijnlijkheid, dat een dertienjarige jongen zo'n wereldwijze waarneming kan verrichten? Een meisje van veertien is de psychologische tegenhanger van een jongen van vijftien of zestien; een dertienjarige jongen is, zelfs als hij in sommige andere opzichten vroegrijp is, emotioneel drie jaar jonger dan zij.
Drie keer per jaar - op Memorial Day, Independence Day en Labour Day - bezoekt de familie Ocean City van 's middags vroeg tot 's avonds laat. Toen de vader van Ambrose en Peter van hun leeftijd was, werd het uitstapje met de trein gemaakt, zoals vermeld staat in de roman The 42nd Parallel van John Dos Passos. Vele gezinnen uit dezelfde buurt reisden vroeger samen, met verwanten die van hen afhankelijk waren en vaak ook negerbedienden; hele scholen kinderen zwermden door de treinwagons; iedereen deelde iedereens Maryland fried chicken, Virginia ham, gevulde eieren, aardappelsalade, biscuits, ijsthee. Tegenwoordig (dat wil zeggen in 19 -, het jaar waarin ons verhaal speelt) wordt de reis per automobiel gedaan - comfortabeler en sneller, hoewel zonder het extra vermaak hoewel zonder de camaraderie van een gemeenschappelijk uitstapje. Het maakt allemaal deel uit van de degeneratie van het leven in Amerika, beweren hun vaders; oom Karl meent dat tegen de tijd dat de jongens hun gezinnen op nationale feestdagen naar Ocean City zullen nemen ze in autogiro's vliegen. Hun moeder - die in het midden van de voorbank zit, zoals Magda in het midden van de achterbank, alleen heeft zij haar armen op de rugleuning achter de schouders van de mannen gelegd - zou de goede oude tijd niet meer terug willen, de stoomtreinen en de preutse lange jurken; aan de andere kant hoeft ze ook die autogiro's niet als ze eerst grootmoeder moet worden om erin te kunnen vliegen.
Beschrijving van de fysieke verschijning en eigenaardigheden is een van de standaardmethoden van karakterisering die door romanschrijvers wordt gebruikt. Het is eveneens belangrijk ‘de zintuigen te laten doorwerken’; wanneer een detail van een van de vijf zintuigen, het gezicht bijvoorbeeld, ‘gekruist’ wordt met een detail van een ander, het
| |
| |
gehoor bijvoorbeeld, wordt de verbeelding van de lezer, misschien onbewust, naar de plaats van handeling gevoerd. Dit procédé kan vergeleken worden met de manier waarop landmeters en navigators hun positie bepalen door middel van twee of meer kompaspeilingen, een proces dat bekend staat als driehoeksmeting. Het bruine haar op de onderarmen van de moeder van Ambrose glinsterde in de zon als. En hoewel ze rechtshandig was, haalde ze haar linkerarm van de rugleuning om voor oom Karl de sigareaansteker in te drukken. Toen de glazen parel van de knop roodgloeiend was, was de aansteker klaar voor gebruik. De rook van oom Karls sigaar deed je denken aan. De geur van de oceaan drong sterk door tot de picknickplaats waar ze altijd stopten voor de lunch, drie kilometer landinwaarts van Ocean City. Dat oponthoud van een vol uur, bijna binnen het bereik van de branding, was moeilijk voor Peter en Ambrose toen ze nog jonger waren; en zelfs op hun huidige leeftijd was het niet eenvoudig om hun hooggespannen verwachtingen, opgewekt door het ruime sop, niet in een slecht humeur te doen omslaan. De Ierse auteur James Joyce gebruikt, in zijn opmerkelijke roman Ulysses, nu ook verkrijgbaar in dit land, de adjektieven snotgroen en scrotum-krimpend om de zee te beschrijven. Gezicht, gehoor, gevoel, reuk, smaak. De vader van Peter en Ambrose kon, terwijl hij hun zwarte vierdeurs La Salle type 1936 met één hand bestuurde, met de andere hand de eerste sigaret uit een wit pakje Lucky Strikes pakken en, wat ongewoner was, die aansteken door een lucifer met zijn duim en zonder hem los te trekken langs het aanstrijkvlak van een luciferboekje te bewegen. Het omslag ervan prees alleen U.S. War Bonds and Stamps aan. Een toepasselijke metafoor, vergelijking of andere stijlfiguur zal naast een onmiskenbare ‘primaire’ betrekking tot het ding dat zij beschrijft, in tweede
instantie ook een secondaire betekenis blijken te hebben: zij kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het milieu van de handeling, of in hoge mate typerend zijn voor de ontvankelijkheid van de verteller, zij kan de lezer zelfs dingen suggereren waarvan de verteller zich onbewust is; of zij kan meer en een subtieler licht werpen op het ding dat zij beschrijft, en daarbij tegelijkertijd de evidentere bedoeling van de vergelijking soms ironisch karakteriseren.
Te zeggen dat de moeder van Ambrose en Peter mooi was zou geen enkel effect sorteren; de lezer kan de bewering wel beamen, maar zijn
| |
| |
verbeeldingsvermogen wordt niet aangesproken. Bovendien, Magda was ook mooi, hoewel op een heel andere manier. Ze had heel goede manieren voor iemand die in B----- Street woonde, en haar resultaten op school lagen boven het gemiddelde. Haar figuur was erg ontwikkeld voor haar leeftijd. Haar rechterhand lag nonchalant op de pluche bekleding van de bank, vlak naast Ambrose's linkerbeen, waarop zijn eigen hand rustte. De ruimte tussen hun benen, tussen haar rechter- en zijn linkerbeen, lag buiten het gezichtsveld van iedereen die aan de andere kant van Magda zat en iedereen die in de achteruitkijkspiegel keek. Oom Karls gezicht leek op dat van Peter - of liever andersom. Allebei hadden ze donker haar, donkere ogen en een lage stem; allebei hadden ze een gedrongen postuur. Magda's linkerhand lag waarschijnlijk in een zelfde positie aan haar linkerkant. De vader van de jongen is moeilijk te beschrijven; noch zijn uiterlijk, noch zijn manier van doen onderscheidde zich op welke wijze dan ook. Hij droeg een bril en was hoofd van een lagere school in T----- County. Oom Karl had een metselbedrijf.
Hoewel Peter net als Ambrose geweten moet hebben dat de laatste, door zijn positie in de auto, als eerste de elektriciteitstorens van de krachtcentrale in V----- zou zien, die op de helft van de reis lag, leunde hij voorover en enigszins naar het midden van de auto en deed alsof hij ze zocht door het dennenbos en de met tuckahoe begroeide kreken langs de snelweg. Zolang de jongens zich konden herinneren was ‘uitkijken naar de Torens’ een van de hoogtepunten van de eerste helft van hun uitstapjes naar Ocean City geweest, en ‘uitkijken naar de standpijp’ een van de tweede. En al was het spel een beetje kinderachtig, hun moeder hield de traditie in ere dat de eerste die de Torens zag beloond werd met een Marsreep of een stuk fruit. Nu drong ze erop aan dat Magda het spel meespeelde; de prijs, zei ze, was ‘iets dat tegenwoordig moeilijk te krijgen was’. Ambrose besloot om niet mee te doen; hij leunde ver achterover. Magda leunde voorover, net als Peter. Twee stellen bandjes waren zichtbaar door de schouders van haar zomerjurk; die aan de binnenkant rechts, een bandje van haar bh, was vastgemaakt of ingekort met een kleine veiligheidsspeld. De rechteroksel van haar jurk was, net als de linker waarschijnlijk, nat van het zweet. De enige strategie om als eerste de Torens te ontdekken was, zoals Ambrose al begre- | |
| |
pen had toen hij vier was, ervoor te zorgen dat je aan de rechterkant van de auto zat. Maar wie aan die kant zat moest ook het ergste van de zon verduren, en dus koos Ambrose, zonder dit ooit te vermelden, soms de ene en soms de andere kant. Het was niet onmogelijk dat Peter de truc nooit had begrepen of dacht dat zijn broer hem niet doorhad, stomweg omdat Ambrose af en toe de voorkeur gaf aan de schaduw boven een Marsreep of een mandarijn.
Het verschil tussen schaduw en zon was niet helemaal van toepassing op de voorbank; daar was het juist de chauffeur die de meeste zon kreeg, aangezien degene aan de passagierskant niet alleen aan de onderkant de schaduw van de deur en het dashboard kreeg, maar zijn zonneklep ook nog eens helemaal naar beneden kon draaien.
‘Zijn dat ze?’ vroeg Magda. De moeder van Ambrose plaagde de jongens dat ze Magda hadden laten winnen en insinueerde dat ‘iemand een meisje [had]’. De vader van Ambrose en Peter stak een lange dunne arm langs hun moeder om zijn sigaret uit te drukken in de asbak onder de aansteker. Deze keer was de prijs voor wie als eerste de Torens had gezien een banaan. Hun moeder reikte hem uit, na hun vader te hebben berispt voor het verspillen van een half opgerookte sigaret, en dat terwijl alles toch al zo schaars was. Om de prijs in ontvangst te nemen bewoog Magda haar hand, die zo dicht bij die van Ambrose lag dat hij hem als per ongeluk had kunnen aanraken. Ze bood aan de prijs te delen, zoiets kreeg je tegenwoordig niet vaak; maar iedereen stond erop dat hij van haar alleen was. De moeder van Ambrose zong een viervoetig jambisch couplet van een populair deuntje, met vrouwelijk rijm:
In 't leger zitten alle goeien;
Wie achterbleef kan mij niet boeien.
Oom Karl tikte de as van zijn sigaar uit het tochtraampje; sommige deeltjes werden door de zuiging achter de auto terug naarbinnen gezogen via het zijraampje rechtsachter. Madga gaf een demonstratie van haar gave om een banaan in één hand te houden en hem met haar tanden te pellen. Ze leunde nog steeds naar voren; Ambrose duwde zijn bril terug op de brug van zijn neus met zijn linkerhand, die hij vervolgens achteloos op het kussen vlak achter haar liet vallen. Hij stond zelfs de
| |
| |
enige haar, een goudkleurige, op het tweede gewricht van zijn duim toe om langs de stof van haar jurk te strijken. Was ze op dat moment naar achteren geschoven, zijn hand zou onder haar bekneld zijn geraakt.
Pluche bekleding prikt in de julizon onaangenaam door een katoenen broek. De functie van het begin van een verhaal is de belangrijkste personages te introduceren, hun aanvankelijke relatie te schetsen, de voornaamste handeling voor te bereiden, zo nodig de achtergrond van de situatie uit de doeken te doen, motieven en vooruitwijzingen voorzover ze van toepassing zijn neer te zetten, en de aanzet te geven tot de eerste verwikkeling of wat dan ook van de ‘uitdijende handeling’. Als men zich een verhaal voorstelt dat ‘Het pretpaleis’ of ‘Verdwaald in het pretpaleis’ heet, dan lijken de details van de rit naar Ocean City niet bepaald relevant. Het begin moet de gebeurtenissen opsommen tussen het moment waarop Ambrose vroeg in de middag het pretpaleis voor de eerste keer ziet en het moment waarop hij het 's avonds met Magda en Peter binnengaat. Het middengedeelte moet alle relevante gebeurtenissen beschrijven vanaf het moment waarop hij naar binnengaat tot het moment waarop hij verdwaalt; middengedeelten hebben de dubbele en tegenstrijdige functie de climax uit te stellen en de lezer er tegelijkertijd op voor te bereiden en naar toe te trekken. Daarna moet het einde vertellen wat Ambrose doet als hij verdwaald is, hoe hij uiteindelijk de uitgang vindt, en hoe iedereen over de gebeurtenis denkt. Tot nu toe is er geen echte dialoog geweest, is er sprake van heel weinig zintuiglijk waargenomen details en niets dat op een thema lijkt. En er is al een hele tijd voorbijgegaan zonder dat er iets gebeurd is; je vraagt je af wat er aan de hand is. We zijn nog niet eens in Ocean City: we zullen nooit uit het pretpaleis komen.
Hoe meer een auteur zich identificeert met de verteller, letterlijk of in overdrachtelijke zin, des te raadzamer is het, in de regel, om niet van een verteller in de eerste persoon enkelvoud uit te gaan. Op een keer, drie jaar daarvoor, speelden de eerdergenoemde jonge mensen ‘Niggers and Masters’ in de achtertuin; toen het Ambrose's beurt was om de ‘Master’ te zijn moest Peter zijn avondkranten gaan rondbrengen; Ambrose was bang om Magda op zijn eentje te straffen, maar zij ging hem voor naar de gewitte Martelkamer tussen de houtschuur en de W.C. in het Slavenkwartier; daar knielde ze zwetend neer tussen de bamboehar- | |
| |
ken en de stoffige weckflessen, omhelsde smekend zijn knieën, en terwijl bijen in het plantenrek zoemden als op een doorsnee zomermiddag, werd haar vergiffenis geschonken tegen een verrassende prijs, die ze zelf had bepaald. Ongetwijfeld herinnerde ze zich niets van deze gebeurtenis; Ambrose daarentegen leek niet in staat het geringste detail van zijn leven te vergeten. Hij herinnerde zich zelfs hoe hij, naast zichzelf staande met een van ontzag vervulde onpersoonlijkheid in de rokerige hitte, de hele tijd had gestaard naar een lege sigarendoos waarin oom Karl steenbeitels bewaarde: onder de woorden El Producto tuurde een dame met een loshangende toga vanaf een marmeren bank naar de zee; onbespeeld of vergeten lag naast haar een vijfsnarige lier. Haar kin rustte op de rug van haar rechterhand; haar linker hing achteloos van de leuning van de bank. De onderste helft van het tafereel en de dame was weggescheurd; de woorden gecontroleerd door----- waren daar met inkt in het hout gedrukt. Tegenwoordig zijn sigarendozen van karton gemaakt. Ambrose vroeg zich af wat Magda had gedaan, Ambrose vroeg zich af wat Magda zou doen wanneer ze op zijn hand was gaan zitten terwijl hij besloot dat ze. Kwaad worden. Een plagerig grapje maken. Geen kik geven. Ze
leunde nu al heel lang naar voren en speelde ‘cow-poker’ met Peter tegen oom Karl en moeder en keek uit naar een eerste teken van Ocean City. Bijna gelijktijdig kwamen de picknickplaats en Ocean City in zicht; een benzinepomp aan de kant van de weg kostte moeder en oom Karl vijftig koeien en de winst; Magda liet zich terugvallen, terwijl ze met haar rechterhand tegen moeders rechterarm klapte; Ambrose kon zijn hand ‘op het nippertje’ wegtrekken.
Op deze manier zal onze held, op deze manier zal onze hoofdpersoon eeuwig in het pretpaleis blijven. Vertellingen bestaan gewoonlijk uit een afwisseling van dramatisering en resumé. Eén symptoom van nervositeit is, paradoxaal genoeg, een herhaald en heftig gapen; noch Peter noch Magda noch oom Karl noch moeder reageerde op deze manier. Hoewel ze geen kleine kinderen meer waren kregen Peter en Ambrose, naast het geld dat ze zelf hadden meegebracht, ieder één dollar om aan de diverse attracties uit te geven. Magda ook, al protesteerde ze dat ze zelf genoeg had meegenomen. De moeder van de jongens maakte veel werk van het uitdelen van de biljetten; ze deed net alsof haar zoons en Magda kleine kinderen waren en waarschuwde hen het geld niet te vlug
| |
| |
en niet op één plek uit te geven. Magda beloofde het met een jolige lach en nam het biljet, hoewel ze beide handen vrij had, met haar linkerhand aan. Ook Peter lachte en beloofde plechtig en met een falsetstem dat hij een brave jongen zou zijn. Zijn imitatie van een kind leek nergens op. De vader van de jongens was lang en mager; hij had blond en enigszins kalend haar. Beweringen van die aard zijn niet afdoende; de lezer kan de bewering beamen, maar. We zouden al veel verder moeten zijn; er moet iets verkeerd zijn gegaan; niet veel van deze voorafgaande afdwalingen lijken relevant. Toch begint iedereen op dezelfde plek; hoe kan het dat de meesten moeiteloos hun weg vinden en maar weinigen verdwalen?
‘Blijf van de promenade vandaan,’ bromde oom Karl vanuit een mondhoek. De moeder van de jongens duwde met gespeelde ergernis tegen zijn schouder. Ze stonden met z'n allen voor Dikke May de Lachende Dame, die het pretpaleis aanprees. Meer dan levensgroot stond ze daar mechanisch te schudden, dikke May, wiegend op haar hielen en zichzelf op haar dijen slaand, terwijl haar opgenomen gelach - uitgelaten, vrouwelijk - uit een verborgen luidspreker schalde. Ze grinnikte, piepte, huilde; probeerde tevergeefs op adem te komen; giechelde, kermde, barstte uit in een hees gelach en begon opnieuw. Je kon er niet naar luisteren zonder zelf in de lach te schieten, hoe je je ook voelde. Vader kwam terug van een gesprek met een dienstdoende kustwacht en meldde dat de branding verontreinigd was door de ruwe olie uit de tankers die kort geleden voor de kust waren getorpedeerd. Klonters ervan, moeilijk te verwijderen, zorgden voor teerachtige vloedlijnen langs de kust en bleven aan zwemmers kleven. Velen gingen desondanks in de branding zwemmen en kwamen gespikkeld terug; anderen betaalden om in het gemeentelijke zwembad te zwemmen of beperkten zich tot zonnebaden op het strand. Wij zouden het laatste doen. Wij zouden het laatste doen. Wij zouden het laatste doen.
Onder de promenade, lucifersboekjes, korrelige andere dingen. Wat is het thema van het verhaal? Ambrose is ziek. Hij zweet in de donkere gangen; zuurstokken, verrukkelijk om naar te kijken, een teleurstelling om te eten. Pretpaleizen moeten uitgerust zijn met een aantal dames- en herentoiletten. Anderen kotsen misschien in hoeken of gangen; hebben misschien problemen met de stoelgang gekregen die hen noodzaakte
| |
| |
het donker op te zoeken. Het woord neuken suggereert roes en/of en/of bluf. Moeder en vader; grootmoeders en grootvaders van weerskanten; overgrootmoeders en overgrootvaders van weersweerskanten, etcetera. Reken voor een generatie ruwweg dertig jaar: in ongeveer het jaar waarin Lord Baltimore het handvest voor de staat Maryland werd verleend door Charles i, ontvingen vijfhonderdentwaalf vrouwen - uit Engeland, Wales, Beieren en Zwitserland - van elke stand en reputatie in hen de penissen de ‘penetrerende’ organen van vijfhonderdentwaalf mannen, dito, in elke omstandigheid en houding, om in verwachting te raken van de vijfhonderdentwaalf voorzaten van de tweehonderden-zesenvijftig voorzaten van de etcetera etcetera etcetera etcetera etcetera etcetera etcetera etcetera van de auteur, van de verteller, van dit verhaal, Verdwaald in het pretpaleis. In stegen, greppels, hemelbedden, dennenbossen, bruidssuites, scheepshutten, vierspannen, zwoele gereedschapsschuren; op het koude zand onder promenaden, bezaaid met El Producto-sigarepeuken, gekoesterd door de peuken van Lucky Strike-sigaretten, Coca Cola-doppen, zanderige drollen, kartonnen lolliestokjes, luciferboekjes die waarschuwen dat A Slip of the Lip Can Sink a Ship. Het vreemde gefluister, ononderbroken als het aanspoelen van de zee overal op de aardbol, gaat net als het tij op en neer met de kringloop van dageraad en schemer.
Magda's tanden. Ze was linkshandig. Zweet. Ze hebben elkaar en de uitgang gevonden, Magda en Peter, ze hebben uren gewacht met moeder en oom Karl, terwijl vader naar de verloren zoon zocht; ze trekken frieten uit een papieren zak en schudden hun hoofden. Ze hebben namen gegeven aan de kinderen die ze eens zullen krijgen en mee naar Ocean City zullen nemen op een nationale feestdag. Kunnen spermatozoïden, strikt genomen, beschouwd worden als microscopisch kleine mannelijke diertjes als er geen vrouwelijke spermatozoïden bestaan? Ze tasten zich een weg door warme, donkere bochten, langs de afschrikwekkende obstakels van de Liefdestunnel. Sommigen verdwalen misschien.
Peter stelde meteen voor om het pretpaleis in te gaan; hij was er al eerder geweest, Magda ook - Ambrose nog niet en stelde voor, terwijl zijn stem oversloeg vanwege het gelach van Dikke May, om eerst te gaan zwemmen. Ze moesten allemaal grinniken; de vader van Am- | |
| |
brose, de vader van Ambrose en Peter kwam met een krankzinnige grijns op zijn gezicht terug met twee grote zakken vol met siroop overgoten popcorn, één voor moeder, één voor Magda; de mannen moesten zichzelf maar bedienen. Ambrose liep aan Magda's rechterkant; omdat ze van nature linkshandig was hield ze de zak in haar linkerhand. Van voren gezien gold het omgekeerde.
‘Waarom loop je zo mank?’ vroeg Magda aan Ambrose. Met een hese stem veronderstelde hij dat dat was omdat zijn voet in de auto was gaan slapen. Ze liet haar tanden zien. ‘Tintelend gevoel?’ Het was de kamperfoelie tegen het latwerk van de vroegere w.c. die de bijen had aangetrokken. Stel je voor dat je daar gestoken werd. Hoe lang duurt dit nog?
De volwassenen besloten het zwembad over te slaan; maar oom Karl drong erop aan dat ze hun zwemgoed zouden aantrekken en naar het strand gaan. ‘Hij wil naar de mooie meisjes kijken,’ plaagde Peter, en verschool zich achter Magda om aan oom Karls geveinsde toom te ontsnappen. ‘Mooier dan wij kunt u ze niet wensen,’ verklaarde Magda, en moeder zei: ‘En daar is geen woord van gelogen.’ Magda viel uit tegen Peter, die zijn hand over haar schouder stak om wat popcorn te stelen. ‘Je broer en je vader krijgen ook niets.’ Oom Karl vroeg zich af of er die avond vuurwerk zou zijn, vanwege de schaarste. Het lag niet aan de schaarste, zei meneer M-----; Ocean City had nog vuurwerk van voor de oorlog. Maar het was te riskant met al die vijandelijke onderzeeërs, vond men.
‘Lijkt niks op Independence Day zonder vuurwerk,’ zei oom Karl. Inversies worden in dialogen nog steeds toelaatbaar geacht als het eigennamen of bijnamen betreft, maar klinken ouderwets met persoonlijke voornaamwoorden. ‘Het zal niet lang meer duren,’ voorspelde de vader van de jongen, ‘of het is er weer.’ Hun moeder verklaarde dat ze het wel zonder vuurwerk kon stellen: ze deden haar teveel denken aan wat er in het echt gebeurde. Hun vader zei dat dat des te meer reden was om er af en toe een paar af te schieten. Oom Karl stelde de retorische vraag wie aan wat wilde denken, je hoefde alleen maar naar het haar en de huid van de mensen te kijken.
‘De olie, ja,’ zei mevrouw M-----.
Ambrose had pijn in zijn buik en ging daarom niet zwemmen, maar
| |
| |
vond het leuk om naar de anderen te kijken. Hij en zijn vader verbrandden heel snel. Magda's figuur was buitengewoon goed ontwikkeld voor haar leeftijd. Ook zij weigerde om te zwemmen en werd kwaad toen Peter probeerde haar in het water te trekken. Ze zwom toch altijd, hield hij vol; waarom wilde ze nu dan niet zwemmen? Waarom komt iemand anders naar Ocean City?
‘Misschien wil ik wel naast Ambrose blijven liggen,’ zei Magda plagerig.
Niemand houdt van een betweter.
‘Aha,’ zei moeder. Peter greep Magda vast aan een enkel en beval Ambrose om de andere beet te pakken. Ze krijste en spartelde op de badhanddoek. Ambrose deed net of hij haar wilde helpen. Haar huid was zelfs donkerder dan die van moeder of Peter. ‘Help eens, oom Karl!’ riep Peter. Oom Karl greep de andere enkel. Maar onder het bovenstuk van haar badpak kon je de lijn zien waar de bruine kleur ophield en, toen ze haar schouders kromde en weer krijste, de kastanjebruine rand van één tepel. Moeder zei dat ze zich moesten gedragen. ‘Jij moet toch weten,’ zei ze tegen oom Karl. Schalks. ‘Dat wanneer een dame zegt dat ze geen zin heeft om te zwemmen, een heer geen vragen stelt.’ Oom Karl vroeg hem te verontschuldigen; moeder knipoogde naar Magda; Ambrose bloosde; stomme Peter bleef ‘Poeh, geen zin hebben!’ zeggen en ging door met rukken aan Magda's enkel; toen begreep zelfs hij het en rende hij als een kanonskogel en schreeuwend naar het bassin.
‘Ik zweer je,’ zei Magda met geveinsde irritatie.
Duiken zou een passend literair symbool kunnen zijn. Om van de hoge te kunnen springen moest je in een rij langs de rand van het bad en op de ladder wachten. Jongens kietelden meisjes en duwden elkaar en riepen naar degenen die boven stonden om op te schieten, of floten hen uit als ze een buiklanding maakten. Eenmaal op de springplank namen sommigen ruimschoots de tijd om een pose aan te nemen of de clown uit te hangen of te besluiten wat voor duik ze zouden nemen of moed te verzamelen; anderen sprongen meteen. Vooral de jongere jongens probeerden de grappigste houdingen aan te nemen of de gekste stunt uit te halen tijdens het duiken, iets dat steeds moeilijker werd naarmate je je meer forceerde. Maar of je nu Geronimo! of Sieg Heil! schreeuwde, je
| |
| |
neus dichtkneep of fietsbewegingen maakte, net deed of je werd neergeschoten of een perfecte hoeksprong uitvoerde of halverwege van gedachte veranderde en eindigde met niets, het was voorbij in twee seconden, na al dat wachten. Springen, poseren, plons. Springen, prachtig-hoor, plons. Springen, o-jee, plons.
De volwassenen waren verder gegaan; Ambrose wilde met Magda praten; ze was opmerkelijk ontwikkeld voor haar leeftijd; er werd gezegd dat dat kwam door je met een ruwe handdoek droog te wrijven, maar er waren ook andere theorieën. Ambrose kon niets anders bedenken dan hoe goed Peter, die haar probeerde te imponeren, kon duiken. Door te kijken naar hun zwembroeken en armspieren kon je min of meer zeggen hoe ver de verschillende jongens al waren. Ambrose was blij dat hij niet was gaan zwemmen, het koude water deed je zo krimpen. Magda deed net alsof ze niet geïnteresseerd was in het duiken; ze woog waarschijnlijk evenveel als hij. Als je net zo goed de weg wist door het pretpaleis als in je eigen slaapkamer, kon je wachten tot er een meisje langskwam en je hand dan laten gaan zonder dat je ooit betrapt werd, zelfs als haar vriendje erbij was. Ze zou denken dat hij het deed! Nog beter was het het vriendje te zijn en woedend te reageren en het hele pretpaleis de huid vol te schelden.
Niet reageren; het echt zijn.
‘Hij duikt als de beste,’ zei Ambrose. Met geveinsde bewondering.
‘Je moet je echt afbeulen om zo goed te worden.’ Wat zou het trouwens voor verschil maken wanneer hij haar gewoon vroeg of ze het zich kon herinneren, haar er zelfs mee plaagde, zoals Peter zeker zou hebben gedaan?
Het heeft geen zin ermee door te gaan; dit helpt niemand verder; ze zijn nog niet eens bij het pretpaleis aanbeland. Ambrose is de verkeerde richting ingeslagen, hij is terechtgekomen in een nieuw of oud gedeelte van het gebouw dat eigenlijk niet gebruikt mag worden; hij is erin verdwaald door een kans van één op een miljoen, zoals die keer dat het wagentje in de jaren tien tegen alle wetten van de fysica in van de rails afschoot en over de promenade heen het duister in zeilde. En ze kunnen hem niet lokaliseren omdat ze niet weten waar ze moeten zoeken. Zelfs de ontwerper en de operateur zijn dit deel vergeten, dat zich als een kinkhoorn om zichzelf heendraait. Dat om het goede deel draait als de
| |
| |
slangen om de herautstaf van Mercurius. Sommige mensen komen misschien ‘niet op dreef’ tot hun twintigste, wanneer dat hele gedoe van volwassen-worden voorbij is en vrouwen andere dingen appreciëren dan geintjes en plagerijen en stoer-doen. Peter had nog geen ééntiende van het verbeeldingsvermogen dat hij had, nog geen ééntiende. Peter speelde dit hoe-zullen-we-onze-kinderen-noemen spel voor de grap, en verzon namen als Aloysius en Murgatroyd, maar Ambrose wist precies hoe het zou zijn om getrouwd te zijn en kinderen te hebben en een liefhebbende echtgenoot en vader te zijn en 's morgens gewoon naar je werk te gaan en 's avonds naar bed met je vrouw en daarin met haar wakker te worden. Met een bries die door het schuifraam woei en vogels en spotvogels die in de Chinese sigareboom zongen. Zijn ogen werden vochtig, er waren niet veel manieren waarop hij dit kon zeggen. Hij zou tamelijk beroemd zijn op zijn gebied. Of Magda nu zijn vrouw zou zijn of niet, hij zou haar op een avond dat hij met grijze slapen en wijze rimpels op zijn voorhoofd een deftig diner bezocht, op een even ernstige als sombere manier toelachen en haar herinneren aan zijn jeugdige verliefdheid. Aan de tijd dat ze met zijn familie Ocean City bezocht; de erotische fantasieën die hij vroeger over haar had gehad. Wat leek dat lang geleden, en hoe kinderachtig! Maar ook wel vertederend, n'est-ce pas? Zou ze zich herinneren dat de wereldberoemde wat-hij-ook-was zich zou herinneren hoeveel snaren er op de lier zaten op de bank naast het meisje op het etiket van de sigaredoos waarnaar hij in de gereedsschapsschuur had gestaard toen hij tien en zij elf was? Zelfs toen al had hij zich ouder dan zijn leeftijd gevoeld; hij zou haar haar strelen en met zijn laagste stem en in zijn meest correcte Engels zeggen, als tegen een kind dat hem dierbaar
is: ‘Ik zal dat moment nooit vergeten.’
Maar hoewel hij hevig had gezucht, had gekreund alsof hij in extase was, was wat hij werkelijk de hele tijd voelde van een vreemde afstandelijkheid, alsof iemand anders hem controleerde. Hij mocht er dan naar streven in een roes te geraken, hij hoorde hoe zijn hersenen over dit tafereel constateerden: Dit is wat ze hartstocht noemen. Ik ervaar het nu. Veel van de machines in de speelhallen waren buiten werking en konden niet gerepareerd worden of vervangen. Bovendien waren de prijzen die je er tegenwoordig in de Verenigde Staten mee kon winnen, minder interessant dan vroeger. In de meeste gevallen waren ze onecht
| |
| |
en ondeugdelijk, en sommige machines deden het niet als je er de witte oorlogsmunten in gooide. De waarzegmachine zou de climax van het verhaal hebben kunnen voorspellen als Ambrose die had bespeeld. Zij zag er zelfs verwaarloosder uit dan de meeste andere: de zilverlaag op de bruine metalen hendels was versleten, het glas voor de machine zat vol barsten en werd met plakband bij elkaar gehouden, de kleuren van haar hoofddoeken en zijden sjaals waren lang gelegen verschoten. Als een man op zichzelf woonde, zou hij een etalagepop met soepele ledematen kunnen nemen en haar in zekere zin aanpassen. Echter: tegen de tijd dat hij zo oud was zou hij een echte vrouw hebben. Er was een machine die je naam perste langs de rand van een witte metalen munt met een ster in het midden: A-----. Zijn zoon zou de tweede zijn, en wanneer de jongen de leeftijd van dertien bereikt had zou hij een sterke arm om zijn schouder leggen en op bedaarde toon zeggen: ‘Het is heel gewoon, hoor. We hebben het allemaal doorgemaakt. Het duurt niet eeuwig.’ Niemand wist hoe hij zich precies moest gedragen. Hij zou een pijp roken, zijn zoon leren vissen en krabben vangen, hem verzekeren dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over zichzelf. Magda zou zeker, Magda zou zeker een grote hoeveelheid melk produceren, al maakte ze zich af en toe schuldig aan onbetamelijkheden. Het smaakt niet slecht. Stel je voor dat de lichten nu aangingen!
De dag sleepte zich voort. Je denkt dat je jezelf bent, maar er zitten nog andere personen in je. Ambrose wordt kwaad wanneer Ambrose dat niet wil, en omgekeerd. Ambrose kijkt naar hoe ze ruziën; Ambrose kijkt naar hoe hij naar hen kijkt. In de spiegelzaal van het pretpaleis kun je jezelf niet eeuwig door zien gaan, want hoe je ook staat, je hoofd zit altijd in de weg. Zelfs als je een glazen periscoop bij je had, dan nog zou het beeld van je oog het ding bedekken dat je had willen zien. De politie zal komen; er zal iets over in de krant staan. Daar moet het gebeurd zijn. Tenzij hij een onvoorziene uitgang vindt, een niet-officiële achterdeur of nooduitgang die uitkomt op een steeg bijvoorbeeld, en dan gewoon naar de familie voor het pretpaleis slenteren en vragen waar iedereen bleef; hij was er al eeuwen geleden uit. Dat is precies waar het gebeurde, in die laatste verlichte kamer: Peter en Magda vonden de goede uitgang; hij vond er een die je niet verondersteld werd te vinden en raakte ergens in het raderwerk verdwaald. In een perfect pretpaleis
| |
| |
moest je alleen maar één richting uitkunnen, net als de duikers van de hoge; verdwalen moest onmogelijk zijn; de zalen moesten deuren hebben die maar naar één kant openkonden, als de kleppen in bloedvaten.
Met het oog op de Duitse U-Booten was Ocean City ‘verduisterd’: de straatlantaarns op de boulevard waren gedimd; de winkeletalages en de amusementsgelegenheden hulden zich in het donker om niet als silhouet te dienen voor tankers en Liberty-schepen, die getorpedeerd konden worden. In een kort verhaal over Ocean City, Maryland, gedurende de Tweede Wereldoorlog, zou de auteur gebruik kunnen maken van het beeld van matrozen-met-verlof in de hallen met gokautomaten en schietbanen, mikkend door de vizieren van een speelgoedmachinegeweer op met hakenkruizen getooide onderzeeërs, terwijl buiten in de zwarte Atlantische Oceaan de kapitein van een U-Boot door de periscoop tuurt naar echte schepen die afsteken tegen de lichtgloed van de speelhallen. Na het avondeten slenterde de familie terug naar dat deel van de promenade waar zich de amusementsgelegenheden bevonden. De vader van de jongens was, zoals altijd, roodverbrand en ging verscholen achter een laagje Noxzema, een omgekeerde minstrel. De volwassenen stonden aan het eind van de promenade, waar de Cycloon van '33 een inham van de oceaan naar Assawoman Bay had gesneden.
‘Uit te spreken met een lange o,’ herinnerde oom Karl Magda met een knipoog. De mouwen van zijn overhemd waren opgerold; moeder stompte tegen zijn bruine biceps met de tatoeage van een hart met een pijl erdoorheen en zei dat hij ondeugende gedachten had. Dikke May's lach kwam plotseling uit het pretpaleis, alsof ze de grap net had begrepen; ook de familie lachte om het toeval. Ambrose ging onder de promenade met zijn zaklantaarn zoeken naar luciferboekjes die hij in de stad niet kon krijgen; hij stond uit te kijken op de rand van het Noordamerikaanse continent en vroeg zich af hoe ver zijn lach over het water zou worden gedragen. Spionnen op rubberen reddingsvlotten; overlevenden in reddingssloepen. Als hij de grap niet had begrepen, had hij kunnen zeggen: ‘Het gelach reikte ver boven zijn hoofd.’ En de lezer de gewichtige woordspeling bij de tweede lezing laten zien.
Hij deed zijn zaklantaarn aan en toen direct weer uit, nog voordat de vrouw een kreet had geslaakt. Hij sprong achteruit, met kloppend hart, en liet de zaklantaarn vallen. Wat had de man gegromd? Tegen de tijd
| |
| |
dat hij weer naar zijn familie was geklauterd baadde hij in het zweet, dat hem deed huiveren van de kou. ‘Nog iets gezien?’ vroeg zijn vader. Zijn stem wilde niet komen; hij haalde zijn schouders op en sloeg het zand heftig van zijn broekspijpen.
‘Laten we op de oude mechanische paarden gaan!’ riep Magda. Ik zal nooit een schrijver worden. Eeuwig is al voorbij, iedereen is naar huis gegaan, Ocean City is verlaten, de spookkrabben kriebelen over het strand en door de vervuilde koude straten. En de lege hallen van hotels met plankenmuren en het uitgestorven pretpaleis. Een vloedgolf; een vijandelijke luchtaanval; een krabmonster dat als een eiland uit zee oprijst. De bewoners vluchtten in paniek. Magda klampte zich vast aan zijn broekspijp; hij alleen kende het geheim van de doolhof. ‘Hij gaf zijn leven opdat wij zouden leven,’ zei oom Karl, met een pijnlijk gezicht, terwijl hij. De handen van de kerel waren getatoeëerd; de benen van de vrouw, de dikke witte benen van de vrouw waren. Wat een ongelooflijk toeval. Hij hunkerde ernaar het Peter te vertellen. Hij kon wel overgeven, zo opgewonden was hij. Ze waren hem niet eens achterna gekomen. Hij wilde dat hij dood was.
Een mogelijk einde zou kunnen zijn dat Ambrose nog een verdwaalde in het donker tegenkwam. Samen zouden ze hun vernuft en vindingrijkheid tegen het pretpaleis gebruiken; ze zouden zich als Odysseus langs obstakel na obstakel worstelen, elkaar helpen en moed inpraten. Of een meisje. Tegen de tijd dat ze de uitgang hadden bereikt zouden ze dikke vrienden zijn, geliefden als de ander een meisje was; ze zouden elkaars intiemste gedachten kennen, aan elkaar verbonden zijn door het cement van een samen beleefd avontuur; dan zouden ze in het daglicht treden en zijn vriend zou een neger blijken te zijn. Een blind meisje. De zoon van president Roosevelt, Ambrose's vroegere aartsvijand.
Vlak na de spiegelzaal had hij zich tastend een weg gezocht door een muffe gang, terwijl hij al een bang voorgevoel had gekregen omdat hij nergens meer fosforescerende pijlen en andere wijzers tegenkwam. Hij had een lichtspleet ontdekt - het bleek geen deur te zijn, maar een kier tussen de triplex schotte - en terwijl hij er met één oog doorheen gluurde zag hij een oud mannetje, dat grote gelijkenis vertoonde met de foto's thuis van Ambrose's overleden grootvader, knikkebollend op een kruk onder een kale, bespikkelde lamp. Een primitief bedieningspaneel vol
| |
| |
knevelschakelaars hing naast de open zekeringkast vlak bij zijn hoofd; elders in de kleine kamer bevonden zich houten hendels en touwen die vastzaten aan korvijnagels. Ambrose was in dit stadium nog niet verdwaald genoeg om te kloppen of roepen; later kon hij de spleet niet meer terugvinden. Het scheen hem toe dat hij onderweg misschien in slaap was gevallen; zeker was dat hij was afgemat door de zon van die middag en de problemen van die avond; hij wist niet zeker of hij een deel of alles van wat hij gezien had niet gedroomd had. Had een oude zwarte muurventilator gezoemd als bijen en twee linten heen en weer doen slingeren? Had de operateur van het pretpaleis - die er vriendelijk, ietwat treurig en vermoeid uitzag, en qua gelaatsuitdrukking enigszins leek op de foto's thuis van Ambrose's overleden oom Konrad - gemompeld in zijn slaap? Bestaat zo iemand als Ambrose echt, of is hij een verzinsel van de auteur? Was het Assawoman Bay of Sinepuxent? Zijn er andere verkeerd weergegeven feiten in deze fictie? Was er nog een geluid behalve het zachte klap klap van dij tegen bil, als water zuigend aan de kiel van een skiff?
Als je verdwaald bent is het slimste wat je kunt doen te blijven waar je bent tot je gevonden wordt, en indien noodzakelijk te schreeuwen. Maar schreeuwen betekent behalve redding ook vernedering; stil blijven biedt de mogelijkheid het gezichtsverlies enigszins te beperken - je kunt verbaasd reageren op alle opschudding wanneer je bevrijders je vinden en zweren dat je niet verdwaald was, als ze dat. Bovendien had je je eigen weg naar buiten nog best kunnen vinden, al was dat dan wat laat.
‘Vertel me niet dat je voet nog steeds slaapt!’ riep Magda uit, terwijl de drie jonge mensen van de inham liepen naar het gebied dat was gereserveerd voor het reuzerad, de draaimolens en de andere kermisattracties, omdat ze gekozen hadden voor het reusachtige en stokoude carrousel in plaats van voor het pretpaleis. Wat een zin, de aanzet ervan was al verkeerd. De mensen weten niet wat ze van hem moeten denken, hij weet niet wat hij van zichzelf moet denken, hij is pas dertien, onbeholpen in sportief en sociaal opzicht, niet bovenmatig intelligent, maar er zijn antennes; hij heeft... een soort ontvangers in zijn hoofd; dingen spreken tegen hem, hij begrijpt meer dan hij zou moeten, de wereld knipoogt naar hem via haar objekten, grijpt hem grijnzend
| |
| |
bij zijn jas. Alle anderen zijn verwikkeld in een geheim dat hij niet kent; ze zijn vergeten het hem te vertellen. Eenvoudig door nalatigheid had zijn moeder zijn doop tot dit jaar uitgesteld. Bij alle anderen was het gebeurd toen ze nog een baby waren; hij had aangenomen dat dat ook bij hem het geval was, net zoals zijn moeder, naar hij beweerde, tot de tijd voor hem gekomen was lid te worden van de Methodistisch-Protestantse Kerk en het verzuim uitkwam. Hij was doodsbenauwd, maar sloeg zich slapeloos door zijn catechesatie, geïntimideerd door de eeuwenoude mysteriën, een dertienjarige zou dat nooit zo zeggen, vastbesloten om een bekering te beleven als die van St. Augustinus. Toen het water zijn wenkbrauw aanraakte en Adams zonden hem ontvielen, zag hij kans om met een inspanning die aan defecatie grensde tranen naar zijn ogen te dirigeren - maar voelde niets. Hij was op een even simpele als radikale manier anders; hij hoopte dat het genialiteit was, maar was bang dat het waanzin was, en probeerde zich daarom zo voorkomend en onopvallend mogelijk te gedragen. Alleen op de zeewering niet ver van zijn huis, voelde hij zich bevangen door de beangstigende extasen die hij gedacht had te vinden in de gereedschapsschuur, in de avondmaalsbeker. Het gras leefde! De stad, de rivier, hijzelf, waren niet gefantaseerd; de tijd bulderde als wind in zijn oren; de wereld ging door! Dit deel zou gedramatiseerd moeten worden. De Ierse auteur James Joyce schreef ooit. Ambrose M----- staat op het punt te schreeuwen.
Er bestaat geen textuur van vertaalde zintuiglijk waargenomen details, om maar iets te noemen. De doffe, vertekenende spiegels naast Dikke May; de onmogelijkheid om te kiezen waar je op zou gaan als je maar één ritje had in het grote carrousel; de duizeligheid die zijn erkenning begeleidde dat Ocean City was opgebruikt, een oord waar vaders en grootvaders, mannen met platte strohoeden en vrouwen met parasols overleefden door hun amusementsgelegenheden. Nadat ze betaald hadden, bleef het drietal op aandringen van Peter naast Dikke May staan om te kijken naar hoe de rokkken van de meisjes opwaaiden. De bedoeling was Magda te plagen, wat lukte. Ze zei: ‘Ik zweer je, Peter M-----, jij denkt ook maar aan één ding! Amby en ik zijn daar helemaal niet in geïnteresseerd.’ Ook in de draaiende ton, net achter de Duivelsmondingang naar het pretpaleis, werden de meisjes ondersteboven gegooid en konden hun vriendjes en anderen onder hun rokken
| |
| |
kijken als ze dat wilden. En dat was precies de bedoeling, realiseerde Ambrose zich. Van het hele pretpaleis! Wanneer je om je heen keek, dan viel het je op dat, op de kleine kinderen na, bijna alle mensen op de promenade waren opgesplitst in paartjes; in zekere zin was dit de hele bedoeling van Ocean City! Als je röntgenogen had en alles kon zien wat op dat moment gaande was onder de promenade en in alle hotelkamers en auto's en steegjes, dan zou je je realiseren dat alles wat normaal zichtbaar was, zoals de restaurants en de danszalen en de kledij en de machines waarop je je kracht kunt testen, alleen maar voor- en tussenspel was. Dikke May schreeuwde.
Omdat Ambrose de gebeurtenissen vanuit zijn ooghoeken volgde was hij het die het biljet van een halve dollar zag dat naast de draaiende ton op de planken lag. Eigen schuld. De eerste keer dat hij een paar mensen door een gang niet ver van hem vandaan had horen lopen, kort nadat hij de lichtspleet uit het oog was verloren, had hij besloten niet naar hen te roepen, uit angst dat ze zouden raden dat hij bang was en hem plagerig zouden stompen; zo te horen waren het vechtersbazen; hij had gehoopt dat ze langs hem zouden komen en hij ze ongemerkt in het donker zou kunnen volgen. Een andere keer had hij iemand gehoord die alleen was, tenzij hij zich dat had verbeeld, terwijl hij waarschijnlijk aan de andere kant van het triplex stotend en bonzend voorbij was gekomen; misschien was het Peter, die was teruggekomen om hem te zoeken, of vader, of Magda die ook verdwaald was. Of de eigenaar en operateur van het pretpaleis. Eén keer had hij quasi jolig geroepen: ‘Weet iemand verdorie waar we zijn?’ Maar de vraag was te stroef, zijn stem sloeg over, en toen de geluiden ophielden was hij doodsbang: misschien was het een flikker die stond te wachten op jongens die verdwaald waren, of een langharig eng monster dat leefde in een nis van het pretpaleis. Urenlang, of zo leek het, stond hij als aan de grond genageld. Hij durfde nauwelijks adem te halen. De contouren van zijn toekomst werden hem weerzinwekkend duidelijk. Hij probeerde zijn adem in te houden tot hij bijna flauwviel. Er zou een knop moeten bestaan waarop je kon drukken om een absoluut pijnloos einde aan je leven te maken; waardoor je in een fractie van een seconde verdween, zoals je het licht uitdraait. Hij zou er onmiddellijk op drukken! Hij verachtte oom Karl. Maar hij verachtte ook zijn vader, omdat hij niet
| |
| |
was zoals hij zou moeten zijn. Misschien haatte zijn vader zijn vader, enzovoorts, en zou zijn zoon hem haten, enzovoorts. Onmiddellijk!
Natuurlijk had hij de moed niet om Magda te vragen met hem door het pretpaleis te gaan. Met een verbluffende moed en tot ieders verbazing nodigde hij Magda, bedaard en beleefd, uit om met hem door het pretpaleis te gaan. ‘Maar ik waarschuw je, ik ben er nog nooit eerder in geweest,’ voegde hij er, ongedwongen lachend, aan toe; ‘maar ik denk dat het ons wel zal lukken. Je moet nooit vergeten dat het bedoeld is als een pretpaleis; dat wil zeggen, een gebouw waarin mensen zich amuseren. Als er werkelijk mensen in zouden verdwalen of gewond zouden raken of doodsbang, dan zou de eigenaar zijn zaak wel kunnen sluiten. Hij zou zelfs processen aan zijn broek krijgen. Geen personage in een literair werk kan zo lang aan het woord zijn zonder onderbroken of bijgevallen te worden door een van de andere personages.’
Moeder plaagde oom Karl: ‘Drie is er één teveel, zeggen ze altijd.’ Maar Ambrose was eigenlijk opgelucht dat ook Peter nu een kwart dollar kreeg. Niets was zoals het eruitzag. Iedere seconde verslonden, onder het oppervlak van de Atlantische Oceaan, miljoenen levende dieren elkaar. Piloten stortten vlammend boven Europa naar beneden; vrouwen werden verkracht in de Stille Oceaan. Zijn vader had hem apart moeten nemen en zeggen: ‘Het geheim om door het pretpaleis te komen is heel eenvoudig, net zo eenvoudig als wie het eerste de Torens ziet. Dit is het. Peter kent het niet; oom Karl ook niet. Jij en ik zijn anders. Het verbaast me niets dat je vaak hebt gewild dat je dat niet was. Denk niet dat ik niet gemerkt heb hoe ongelukkig je jeugd was. Maar je zult het begrijpen wanneer ik je vertel waarom het tot nu toe geheim moest blijven. En je zult er geen spijt van hebben dat je anders bent dan je broer en je oom. In tegendeel!’ Als je de verhalen achter alle mensen op de promenade kent, dan zou je inzien dat niets was zoals het eruitzag. Mannen en vrouwen haatten elkaar vaak; ouders hielden niet per definitie van hun kinderen; etcetera. Een kind beschouwde de dingen als vanzelfsprekend omdat hij niets had waarmee hij zijn leven kon vergelijken en iedereen zich gedroeg alsof de dingen waren zoals ze moeten zijn. Zodoende beschouwde iedereen zich als de held van het verhaal, terwijl hij in waarheid misschien wel de schurk of de lafaard kan blijken te zijn. En er was niets dat je daaraan kon doen!
| |
| |
Gebochelden, dikke dames, stommelingen - het was onverdraaglijk dat niemand zelf koos voor wat hij was. In een film zou hij een beeldschoon jong meisje in het pretpaleis ontmoeten; ze zouden steeds op het nippertje aan echte gevaren ontsnappen; hij zou de juiste dingen doen en zeggen; aan het eind zouden ze verliefd op elkaar zijn: hun dialogen zouden precies op elkaar aansluiten; hij zou zich volkomen op zijn gemak voelen; zij zou hem niet alleen aardig vinden, ze zou denken dat hij fantastisch was; ze zou wakker liggen en aan hem denken, in plaats van andersom - aan de manier waarop zijn gezicht er bij wisselende lichtval uitzag en hoe hij stond en wat hij precies had gezegd - en toch zou dat maar een kleine episode zijn in zijn geweldige leven, een van de vele. Helemaal geen keerpunt. Wat in het gereedschapsschuurtje was gebeurd was nog niets. Hij haatte, hij verafschuwde zijn ouders! Eén reden voor het schrijven van een verhaal over het verdwalen in een pretpaleis is dat hetzij iedereen wel eens heeft gevoeld wat Ambrose voelt, in welk geval het vanzelfsprekend is, of dat geen normaal mens ooit zoiets voelt, in welk geval Ambrose een freak is. ‘Is er iets vervelender in een verhaal dan de problemen van overgevoelige pubers?’ En het is veel te lang en dwaalt steeds maar af, alsof de schrijver. Niemand weet, de eerste keer, of het einde zich niet om de dichtstbijzijnde hoek bevindt; het is niet onmogelijk dat het al een paar keer binnen bereik is geweest. Aan de andere kant is hij misschien nog nauwelijks voorbij het startpunt, en moet hij alle obstakels nog nemen, een onverdraaglijke gedachte.
Vul in: Zijn vaders gefronste wenkbrauwen toen hij zijn besluit kenbaar maakte om met Magda het pretpaleis te bezoeken. Ambrose begrijpt nu, maar begreep toen nog niet, dat zijn vader zich afvroeg of hij wist waar het pretpaleis toe diende - vooral omdat hij geen bezwaar maakte, wat hij had moeten doen, toen Peter besloot ook mee te gaan. De kaartverkoopster, die eruitzag als een heks en hem beledigde toen hij haar per ongeluk zijn naammunt gaf in plaats van de halve dollar, was zo onaardig Magda te wijzen op de moedervlek op zijn slaap: ‘Pas op voor hem, meisje, hij is een getekende man!’ Ze was niet eens wreed, begreep hij, alleen maar vulgair en gevoelloos. Ergens in de wereld bevond zich een jonge vrouw die hem zo goed begreep dat ze hem in zijn totaliteit kon zien, als een gedicht of een verhaal, en zijn woorden toch
| |
| |
zo waardevol vond dat wanneer hij zijn bange voorgevoelens zou opbiechten zij zou uitleggen waarom die nu juist dat waren wat hem zo dierbaar voor haar maakte... en voor de Westelijke beschaving! Maar de waarheid was dat zo'n meisje eenvoudig niet bestond. Zenuwachtig gegaap terwijl ze de ingang naderden. Gefluisterd advies van een oude rot op een bank naast de ton: ‘Ga op handen en voeten, dan krijg je heel wat te zien zonder aanstoot te geven!’ De zelfbeheersing verdween bij het eerste obstakel: Peter blèrde uitgelaten, Magda tuimelde om, slaakte een gil, greep haar jurk vast; Ambrose krabbelde op handen en voeten, zijn lippen opeengeklemd van de angst, was er al gauw doorheen, zag hoe zijn gevallen naammunt tussen de paartjes verdween. Beschaamd constateerde hij dat het niet de bedoeling was er zo snel mogelijk doorheen te komen; om haar te laten struikelen deed Peter net of hij Magda wilde helpen; hij riep ‘I see Christmas!’ toen haar benen de lucht invlogen. De oude man, zijn nieuwste verrader, kraaide zijn goedkeuring. Daarna volgde een schaars verlichte zaal met zwart-bedrade spinnewebben en gekakel dat door een luidspreker kwam: hij hield Magda's elleboog vast om haar houvast te geven tegen de ronddraaiende schijven op de schuin aflopende vloer die je voeten onder je vandaan haalden, en legde met een kalme, lage stem zijn theorie uit dat iedere fase van het pretpaleis hetzij automatisch teweeggebracht werd door een hele reeks elektronische instrumenten, of anders met de hand door operateurs die achter kijkgaten stonden opgesteld. Maar hij stokte drie keer terwijl de schijven hem uit evenwicht brachten; Magda krijste trouwens toch. Op één moment sloeg ze haar arm om zijn middel om niet te vallen en werd haar rechterwang tegen de gesp van zijn riem gedrukt. Heroïsch trok hij haar overeind, het was zijn kans om haar dicht tegen zich aan te drukken, zogenaamd om haar te ondersteunen, en
te zeggen: ‘Ik hou van je.’ Hij legde zijn arm zelfs zachtjes over haar lende voordat een matroos en zijn meisje van achteren tegen hen opbotsten, waardoor hij zijn grote linkerteen bezeerde en Magda spartelend op de grond kwam te liggen. Het meisje van de matroos was een del met vezelig haar, een luide lach en een lichtblauwe onderbroek; Ambrose besefte dat hij sowieso niet ‘Ik hou van je’ had durven zeggen, en werd bevangen door zelfverachting. Hoeveel beter was het die gewone matroos te zijn! Een pezige ordinaire matroos derde klas, die nu
| |
| |
een meisje onder allebei zijn armen nam en uitgelaten de spiegelzaal binnenstruikelde, en die in dertig seconden dichter bij Magda was gekomen dan Ambrose in dertien jaar. Ze giechelde over iets dat die kerel tegen Peter zei; ze schoof haar haar uit haar ogen met zo'n vrouwelijk gebaar dat het dwars door Ambrose heenging; dat Peter haar vervolgens een pets op haar billen gaf scheen hem wel heel erg platvloers toe. Maar Magda trok een verheugd verontwaardigd gezicht en riep: ‘Wat denk je wel, meneertje!’ en achtervolgde Peter naar de doolhof zonder om te kijken. De matroos volgde op zijn gemak, terwijl hij zijn meisje tegen zich aandrukte; Ambrose begreep niet alleen dat ze zo opgelucht waren van zijn vermoeiende gezelschap bevrijd te zijn dat ze niet eens merkten dat hij er niet meer was, maar dat hijzelf hun opluchting deelde. Toen hij eindelijk uit de verraderlijke gang de spiegel-doolhof binnenstapte, zag hij in één oogopslag, duidelijker dan ooit, hoezeer hij zichzelf bedroog door te veronderstellen dat hij iemand was. Hij voorzag zelfs, lichtelijk geschokt door deze vreselijke zelfkennis, dat hij deze valse voorstelling van zaken zijn hele miserable leven lang, hoewel met steeds zeldzamer wordende tussenpozen, zou blijven herhalen, zo afschuwelijk waren de alternatieven. Roem, krankzinnigheid, zelfmoord; misschien alledrie. Het is niet geloofwaardig dat zo'n jonge jongen deze bespiegelende gedachte kan formuleren. In fictie moet de absolute waarheid altijd wijken voor het plausibele. Bovendien is de symboliek hier en daar wat versleten. Toch begreep Ambrose M-----, zoals weinig volwassenen, dat de fameuze eenzaamheid van de groten der aarde geen populaire mythe maar een algemeen geldende waarheid was - en bovendien, dat zij evenzeer oorzaak als gevolg was.
Op de laatste paar zinnen na is al het voorgaande exposé dat al veel eerder gegeven had moeten worden of de handeling van nu had moeten afwisselen in plaats van op één hoop gegooid te worden. Geen enkele lezer zou zich zoveel breedsprakigheid laten welgevallen. Het is interessant te zien dat de vader van Ambrose, hoewel naar alle waarschijnlijkheid een intelligente man (zoals wordt aangegeven door zijn rol als hoofd van een lagere school), zijn zoons op geen enkele wijze aan- of ontmoedigde - alsof hij hetzij niet om hen gaf of wel om hen gaf maar niet wist hoe hij zich moest gedragen. Wanneer dit feit ertoe zou bijdragen dat een van hen een beroemde maar hopeloos ongelukkige we- | |
| |
tenschapsman zou worden, was dat dan iets goeds of niet? Ook zou hij misschien op een dag die vraag onder ogen moeten zien; het zou nuttig zijn te weten of zij zijn vader bijvoorbeeld al jarenlang had dwarsgezeten, of dat zij nooit bij hem was opgekomen.
In de doolhof gebeurden twee belangrijke dingen. Ten eerste vond onze held een naammunt die iemand anders had verloren of weggegooid: ambrose, een naam die het beroemde lichtschip in herinnering bracht en het favoriete dessert van wijlen zijn grootvader, dat zijn moeder vroeger bij bijzondere gelegenheden bereidde van kokosnoot, sinaasappelen, druiven, en nog zo wat. Ten tweede, terwijl hij zich verbaasde over de eindeloze herhaling van zijn beeld in de spiegels, en terwijl hij zich overgaf aan de gedachte dat de noodzaak van een waarnemer de volmaakte waarneming onmogelijk maakte, beter hem minstens achttien te maken, al zou dat andere dingen weer onwaarschijnlijk maken, ten tweede hoorde hij Peter en Magda ergens samen grinniken in de doolhof. ‘Hier!’ ‘Niet hier!’ schreeuwden ze naar elkaar; Peter zei: ‘Waar is Amby?’ Magda mompelde: ‘Amb?’ Peter riep. Met een vrolijke, vriendelijke stem. Hij gaf geen antwoord. De waarheid was dat zijn broer een onbezorgde jongeling was, die beter af zou zijn geweest met een gewone broer, maar die zelden klaagde over zijn lot en hem meestal hartelijk bejegende. De keel van Ambrose popelde; er zijn niet genoeg verschillende manieren om dat te zeggen. Hij bleef rustig staan, terwijl de twee jonge mensen zich giechelend een weg door de glinsterende doolhof bonkten, juichten toen ze de uitgang ontdekten en even jolige als verschrikte kreten slaakten bij wat hen daarna bestookte. Toen zette hij zijn tanden op elkaar en volgde hen, althans dat dacht hij, nam een verkeerde afslag, kwam terecht in de passage waarin hij nog steeds vertoeft.
De handeling van een conventionele dramatische vertelling kan worden voorgesteld door een diagram die we de Driehoek van Freitag noemen:
| |
| |
of, nauwkeuriger, door een variant op die diagram:
waarin AB het exposé voorstelt, B de introductie van het conflict, BC de ‘uitdijende handeling’, complicatie of uitwerking van het conflict, C de climax of draai aan het verhaal, CD de ontknoping of ommekeer van het conflict. Hoewel er geen reden bestaat om dit patroon als een absolute noodzaak te beschouwen, is het, evenals zovele andere conventies conventioneel geworden doordat een groot aantal mensen in de loop van vele jaren proefondervindelijk hebben ervaren dat het werkt; men mag hier niet aan voorbijgaan, tenzij men tevens voorbij wil gaan aan de werking van drama of een duidelijke reden heeft om te denken dat een opzettelijke verstoring van dit ‘normale’ patroon deze werking deze werking beter kan beter kan uitwerken. Dit kan niet veel langer doorgaan; dit kan niet eeuwig doorgaan. Hij stierf terwijl hij zichzelf verhalen vertelde in het duister; jaren later, toen dat reusachtige onopgemerkte terrein van het pretpaleis aan het licht kwam, vond de eerste expeditie zijn skelet in een van de labyrintische gangen en beschouwde het abusievelijk als een onderdeel van het vermaak. Hij stierf de hongerdood terwijl hij zichzelf verhalen vertelde in het duister; maar zonder dat hij het wist, kroop een assistent-operateur van het pretpaleis, die hem per toeval had gehoord, tot vlak achter het triplex tussenschot en schreef al zijn woorden op. De dochter van de operateur, een leuk uitziende jonge vrouw met een figuur dat erg ontwikkeld was voor haar leeftijd, kroop tot vlak achter het tussenschot en noteerde al zijn woorden. Hoewel ze hem nooit gezien had, besefte ze onmiddellijk dat ze hier te maken had met een van de werkelijk grote fantasieën van de Westerse cultuur, en dat de welsprekendheid van zijn lijden een inspiratie zou zijn voor ontelbaren. En haar hart werd verscheurd tussen haar
| |
| |
liefde voor de ongelukkige jongeman (ja, ze hield van hem, al had ze hem nog nooit ze kende hem - en hoe goed! - door zijn woorden, en de lage, kalme stem waarmee hij die uitsprak) tussen haar liefde etcetera en haar vrouwelijke intuïtie die haar zei dat alleen door te lijden en geïsoleerd te blijven hij stem zou kunnen geven aan etcetera. Eenzaam donker sterven. Stil kuste ze het ruwe triplex, en een traan viel op de bladzijde. Waarop ze in steno had geschreven Waarop ze in steno had geschreven Waarop ze in steno had geschreven Waarop ze etcetera. Lang geleden hadden ze de spits van de Driehoek van Freitag al gepasseerd moeten zijn en snel naar de ontknoping moeten doorstoten; de plot ontwikkelt zich niet via veelzeggende tussenstations maar windt zich om zichzelf, dwaalt af, deinst terug, aarzelt, zucht, zakt in elkaar, geeft de geest. De climax van het verhaal moet zijn dat de hoofdpersoon ontdekt hoe hij door het pretpaleis kan komen. Maar hij heeft geen weg gevonden, heeft het misschien opgegeven om nog verder te zoeken.
Welke relevantie heeft de oorlog voor het verhaal? Moet er buiten vuurwerk zijn of niet?
Ambrose dwaalde rond, kwijnde weg, dutte in. Af en toe verviel hij in zijn gewoonte om voor zichzelf het onavontuurlijke verhaal van zijn leven te repeteren, gezien vanuit de derde persoon enkelvoud, vanaf zijn vroegste herinnering haakje openen van esdoornbladeren die bewogen in de zomerse bries van het laagliggende kustgebied van Maryland haakje sluiten tot en met de dag van vandaag. De belangrijkste gebeurtenissen ervan bleken A, B, C en D, als je zijn verhaal mocht geloven.
Hij stelde zichzelf jaren later voor, succesvol, getrouwd, zich thuis-voelend in de wereld, de beproevingen van de pubertijd ver achter zich. Hij is naar de zeekust gekomen met zijn gezin op een nationale feestdag: wat is Ocean City veranderd! Maar aan één zelden aan één slecht-bezocht deel van de promenade staan nog een paar verwaarloosde amusementsgelegenheden uit een vervlogen tijd: het grote carrousel van rond de eeuwwisseling, met zijn monstrueuze griffioenen en zijn mechanische orkestband; de achtbaan, waarover al sinds 1916 het gerucht gaat dat hij afgekeurd is; de gemechaniseerde schiettent, waarin alleen het uiterlijk van onze vijanden is veranderd. Zijn eigen zoon lacht
| |
| |
met Dikke May mee en wil weten wat een pretpaleis is; Ambrose slaat zijn arm om de stevig gebouwde jongen en glimlacht om zijn pijp heen naar zijn vrouw.
De familie gaat naar huis. Moeder zit tussen vader en oom Karl, die hem zit te plagen over het feit dat degene met wie hij zijn weg schouder aan schouder door het pretpaleis had geworsteld een blind negermeisje was gebleken - wat ze allebei achteraf onbehaaglijk hadden gevonden, aangezien ze hun ziel hadden blootgelegd. Maar zo zijn de muren van de gewoonte, die zelfs. Wiens arm is waar? Hoe moet het voelen. Hij droomt van een pretpaleis dat veel groter is dan alle die tot nu toe gebouwd zijn; maar tegen die tijd zijn ze misschien uit de mode, net als stoomboten en pleziertreinen. Al schilderachtig en vervallen: de gedrapeerde dames op het fries van de draaimolen zijn zijn vaders vaders suikerzoete dromen; wanneer hij er nog langer aan denkt zal hij zijn zuurstok uitkotsen.
Hij vraagt zich af of hij ooit gewoon zal worden. Er is iets verkeerd gegaan; zijn inenting is niet opgekomen; bij de initiatie aan het kampvuur van de Boy Scouts veinsde hij alleen maar dat hij diep ontroerd was, zoals hij tot op de dag van vandaag volhoudt dat het eigenlijk best leuk is in het pretpaleis, en dat hij een beetje mank loopt. Hoe lang zal het duren? Hij stelt zich een werkelijk verbazingwekkend pretpaleis voor, ongelooflijk complex maar volledig gecontroleerd vanuit een groot centraal schakelbord als het paneel van een pijporgel. Niemand had genoeg fantasie. Hij zou zo'n gebouw zelf kunnen ontwerpen, inclusief de bedrading, en hij is pas dertien. Hij zou de operateur ervan zijn: de paneellichten zouden aangeven wat er aan de hand was in iedere nis van de doortrapte van de veelvormige uitgestrektheid; een druk op de knop zou de weg voor de één vergemakkelijken, van een ander ingewikkelder maken, of voor evenwicht zorgen; als iemand leek te verdwalen of bang werd, dan was alles wat de operateur moest doen.
Hij wou dat hij het pretpaleis nooit was binnengegaan. Maar hij is het binnengegaan. Daarna wou hij dat hij dood was. Maar hij is niet dood. Daarom zal hij pretpaleizen construeren voor anderen en hun geheime operateur zijn - al zou hij liever een van de verliefden geweest zijn voor wie de pretpaleizen zijn ontworpen.
|
|