Pound, Valéry, Pavese, om maar een paar voorbeelden te noemen, niet geïnterpreteerd kan worden zonder hun verwerking van mythisch materiaal in de beschouwingen te betrekken, is een constatering die geen nadere toelichting behoeft. Wat echter wél onderstreept moet worden, en wat helaas in de signaal-functie van het thema niet echt duidelijk gemaakt kan worden, ondanks de reikwijdte van de studie van Jesi over Pound, is de omstandigheid dat die verwerking van de mythe iets gemeenschappelijks geeft aan het werk van schrijvers die voor het overige zeer weinig gemeen hebben. Die omstandigheid wordt in dit nummer nog eens geïllustreerd door het werk van Yves Bonnefoy, die in menig opzicht als een tegenvoeter van Valéry beschouwd kan worden. Het is juist die constante aanwezigheid van de mythe die het verschijnsel zo intrigerend maakt en die er op wijst dat het om veel meer gaat dan om preoccupaties van individuele schrijvers (of van individuele beeldende kunstenaars: zie het essay van Rosei over Pichler).
Het verwerken van de mythe in een literair werk, als het meer is dan een min of meer mechanische vormgeving (waarvan de Europese literatuur talloze voorbeelden kent), betekent steeds ook een opnieuw overdenken van de betekenis van de mythe, van het waarheidsgehalte van die bijzondere mythe en van de mythe in het algemeen. Meer expliciet komt dit probleem aan de orde in de werken van de filosofen, die, evenals de schrijvers, voor het overige tot zeer verschillende richtingen behoren: van Benjamin, aan wie de hier opgenomen studie van Janz gewijd is, tot Blumenberg, op wiens grote studie Arbeit am Mythos ik hierboven zinspeelde. De centrale vraag is daarbij steeds die naar de waarheid van de mythe en naar de mogelijkheid die produktief te maken voor een rationele benadering van de werkelijkheid. Want wel is duidelijk dat elk geloof in de mythe, elk zich overgeven eraan, verworpen moet worden, maar even duidelijk is, dat een simpele ‘ontmaskering’ volstrekt ontoereikend is ten aanzien van wat de mythe te zeggen heeft in een verborgen rationaliteit.
Het is vooral Claude Lévi-Strauss geweest die heeft geprobeerd de verborgen rationaliteit van de mythen van de Zuidamerikaanse indianen aan te tonen in imposante studies, die wellicht niet altijd even overtuigend zijn, maar die niettemin een nieuwe benadering van het mythisch denken hebben ingeluid waarvan nog steeds vruchtbare re-