Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1981 (nrs. 17-20)(1981)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Hans Bakx Drie portretten I Ik voel de wormen in mijn stoel maar houd mij staande, zittend, omdat mijn last te zwaar is voor twee benen. Aan mijn voeten slaapt een kat, mij ooit verschenen uit een vuilnisbak en zwijgend kenner der zeven kunsten. Mijn boeken liggen vóór mij opgeslagen. Ik heb er nooit in leren lezen. Klagen? Nee, dat mag ik niet. Het lot zet ringen aan en ikzelf vet. Maar vreemd, ja vreemd is het mij vergaan. Eens knipte ik draden - nu scheur ik papier en mag nog spreken van geluk. Wie heeft voor mij geknipt, mijn oude schaar tegen mij gekeerd? Nu zit ik hier en zie de mensen denken: als zelfs de lotverkoopster nog lotverkoopster is... [pagina 124] [p. 124] II Voor mij bestaat een stad uit ramen, uit lege schermen waarop ik leven zoek - een kind, onhoorbaar krijsend, een man in bed, een vrouw in onderbroek. Je vindt genoeg kortom om muren te vergeten en de straat niet meer te zien. Dan stap ik naar voren, voel en stuit op ruiten, en wat binnen leek blijkt buiten en het kind krijst en de man ligt en de vrouw schuift de gordijnen dicht. Ja, ik ben een dwaas: schrik van muren en glazen. Ik blijf nog even staan en schrijf mijn boodschap: ik heb geen boodschap dan mijn naam. [pagina 125] [p. 125] III Ook een vlieg heeft recht op een vorig leven. Ik ben te klein voor mijn verleden maar ken het niet. Soms vlieg ik, aarzel even, stulp over mijn facetten een mensenoog en denk: Hier. Hier ben ik iets geweest. En een koeiestaart verdrijft mij, die vroeger boer was - of zelf koe. Hoe de ban te breken? Hangend in mijn vleugels trek ik mijn krullen en hoop dat het toeval mijn Abraxas schrijft. Maar is het verleden niet te ver voor mijn beperkte repertoire? Dan kan ik alleen nog blijven zitten, vertrouwend op een hand, een krant en mijn einde als plat fait-divers. Vorige Volgende