Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1981 (nrs. 17-20)
(1981)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
R. Lucassen
| |
[pagina 60]
| |
is dan ook, in zo'n situatie, de heftige strijd binnen de wereld van de kunstautoriteiten waar meningen ontstaan die variëren van een totaal afwijzen tot een kritiekloos omarmen van de nieuwe stroming. Zo ook bij de pop-art. Maar zoals bij alles, dus ook bij kunst, is niets dodelijker dan de tijd. Nu, ruim twintig jaar na het ontstaan van de pop-art, is de afstand in tijd groot genoeg om te kunnen overzien wat pop-art nu eigenlijk is. Zo'n terugblik kan verhelderend werken. Ik wil voorop stellen dat ik geen kwart eeuw nodig had om te weten dat pop-art niets of weinig betekent. Deze afstand in tijd heeft voor mij alleen maar bevestigd wat ik direkt al wist, bij mijn eerste confrontatie met pop-art. Voor de duidelijkheid moet ik eerst vermelden dat deze weinig opbeurende woorden niet van toepassing zijn op Jasper Johns en Jim Dine. Ik stel dat nadrukkelijk omdat deze kunstenaars vaak gezien worden als pop-art kunstenaars, wat zij niet zijn. Hun werk is geen reactie op de abstracte schilderkunst maar komt daaruit voort; en beiden, Jim Dine weliswaar in een korte periode, hebben belangrijke kunst gemaakt. Nu dan de echte pop-art. De pop-art was niet meer dan een incident en heeft dan ook geen enkel gevolg gehad voor de ontwikkeling van de kunst. Ook niet voor de amerikaanse kunst; of het zou moeten zijn voor de burgerlijke terugval binnen de kunst die men aanduidt met de term hyperrealisme; iets dat geen gevolg is om trots op te zijn en waar men dan ook beter over kan zwijgen. Wat pop-art wel heeft opgeleverd is een aantal redelijk goede kunstenaars dat een aantal belangrijke schilderijen heeft gemaakt. Hierbij denk ik onder anderen, maar niet in de eerste plaats, aan Tom Wesselmann en James Rosenquist. Treurig vind ik wel dat ook deze kunstenaars al snel gekozen hebben voor de kunstfabriek naar amerikaans model: hoe maak ik een goedlopend artikel, een fraaie verpakking. Bij de overige kunstenaars die worden beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming, Lichtenstein, Warhol en Oldenburg, heeft het zelfs niet een aantal goede kunstwerken opgeleverd, alleen oubollige grappen, veel onzin en meligheid. Het werk van deze kunstenaars blinkt uit door visieloosheid en beeldend onvermogen. De beelden van Oldenburg waarin hij het vergrotingsprincipe van voorwerpen toepast - een idee dat hij ontleend heeft aan het werk van Magritte - stijgen in zijn geval nooit uit boven 1962 Diverse Fluxus manifestaties (Paik, Higgins, Brecht e.a.) | |
[pagina 61]
| |
flauwe kinderachtige grappen. Nu wordt in het geval van Oldenburg regelmatig beweerd dat hij een meesterlijk tekenaar is. Mis. Wie dat denkt moet maar eens een keer goed kijken, hij zal dan al snel zien dat Oldenburgs tekeningen zich niet onderscheiden van de tekeningen van een volstrekt talentloze die een schriftelijke cursus van drie maanden heeft gevolgd van de Famous Artists School. De kunst van Lichtenstein is in zijn totaal een fopartikel en Warhol heeft alleen maar bewezen - iets dat iedereen al wist - dat ook binnen de kunst, net als in de rest van de samenleving, het mogelijk is een volstrekt onbeduidend artikel te lanceren en succesvol aan de man te brengen; dat het niet belangrijk hoeft te zijn wat je maakt, maar slechts hoe je het brengt. De methode van het zich eindeloos herhalende handelsmerk. Beter was het voor deze amerikaanse popartiesten geweest als zij zich, zoals hun voorgangers, de kunstenaars van het abstract expressionisme en van de colourfield painting (Clifford Still, Philip Guston, Jackson Pollock, Barnett Newman, Ad Reinhardt, Mark Rothko, Willem de Kooning, Hans Hofmann) hadden georiënteerd op de kunst uit Europa. Deze europese beïnvloeding, door o.a. Masson, Miro, Klee, Ernst, Mondriaan, Picasso, Léger, Kandinsky, Matisse op de amerikaanse kunst van de late veertiger en vijftiger jaren is bepalend geweest voor een hoogtepunt in de kunst van Amerika. De kunst uit deze periode hoort nog steeds tot het beste van wat er in Amerika is gemaakt. Nu het punt van verschil tussen amerikaanse pop-art en de nieuwe figuratie. Ten onrechte, zoals ik al heb gezegd, wordt de laatste vaak als een europese variant van de pop-art gezien. Niet alleen in Amerika maar ook in Europa zelf. Waarin zit echter dit verschil, een zeer essentieel verschil. De amerikaanse pop-art was, zoals ik al heb gezegd, een reactie op de abstracte kunst; dit leidde ertoe dat zij zich ontwikkeld heeft tot een puur figuratieve kunst. Uit deze kunst blijkt echter geen enkele inhoud, geen enkele visie; alleen en uitsluitend registratie. Registratie is een onpersoonlijke stijl van welvaart en consumptiemaatschappij. Goedbeschouwd is het daarom objectkunst, zoals zoveel andere moderne kunst (pop-art en kinetische kunst, nouveau realisme, neo-constructivisme, minimal art, fundamentele schilderkunst). Dat wil zeggen: een kunst die niets anders voorstelt dan haar eigen vorm, niet meer en niet 1962 Wim T. Schippers: A-dynamische werken in museum Fodor, Amsterdam | |
[pagina 62]
| |
minder; een vorm die desgewenst als mooi ervaren kan wordenGa naar eindnoot2.. Deze uitgangspunten staan dan ook lijnrecht tegenover die van de europese nieuwe figuratie uit dezelfde periode, dus de uitgangspunten van het geheel van richtingen dat reikt van Allen Jones tot Raveel en van Holstein tot Maryan. De nieuwe figuratie kwam voort uit de abstracte kunst en maakte gebruik van de verworvenheden van de abstracte kunst. Ze was daar geen reactie op en zette zich daar niet tegen af, zoals in Europa het franse ‘Nouveau Réalisme’ dat wel deed; een richting die wèl als europese parallel van de amerikaanse pop-art kan worden beschouwd. De nieuwe figuratie is een figuratieve kunst waarvoor de abstracte kunst noodzakelijk was. Dit kenmerk had een vorm van schilderen tot resultaat die nog niet bestond binnen de traditie van het figuratieve schilderen in de voorafgaande periodeGa naar eindnoot3.. De beeldende vormen die pop-art kunstenaars gebruikten bestonden al (de striptekening, het reclameschilderen). Pop-art is in feite het zoveelste dadaïstische gebaar, wat betekent dat men de esthetiek en decoratieve waarden van verschijnselen of voorwerpen van buiten de kunst herkent, annexeert en verheft tot beeldende kunst. Het tweede essentiële verschil betreft de inhoud. Waar pop-art geen inhoud heeft (objectkunst) is bij de nieuwe figuratie de inhoud een wezenlijk aspect. De nieuwe figuratie is betekeniskunst. De inhoud kan variëren van ironie tot een cynisch pessimisme. Uiteraard speelt daarbij ook, anders dan bij de amerikaanse pop-art, de subjectieve werkelijkheidservaring een grote rol, iets dat sterk bepalend is voor de inhoud. Altijd echter, en bij alle vormen van betekeniskunst, zo ook bij de nieuwe figuratie, is de voornaamste drijfveer tot het maken de emotionele noodzaak. De onderlinge overeenkomsten zijn binnen de nieuwe figuratie duidelijk aanwijsbaar maar door die subjectieve stellingname zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten. Het meest belangrijke punt van overeenkomst bij de kunstenaars van de nieuwe figuratie is het opheffen van de traditionele tegenstelling tussen figuratieve en non-figuratieve kunst. Nieuwe figuratie is in feite een opvatting die een synthese tot stand heeft gebracht tussen figuratief en non-figuratief schilderen. Het sterkste komt dat tot uiting bij de nederlandse en belgische schilders van de nieuwe figuratie. Niet alleen als vernieuwing van dat moment was de nieuwe figuratie veel belangrijker dan de pop-art en | |
[pagina 63]
| |
heeft zij kunst voortgebracht van veel grotere kwaliteit (o.a. Bertholo, Holstein, Hannes Postma, Jan Voss, Maryan, Telemaque, Raveel, Allen Jones, Hodgkin, Lucassen)Ga naar eindnoot4., maar ook ziet men in de recente ontwikkelingen in de schilderkunst haar betekenis en invloed. De nieuwe figuratie en het duitse neo-expressionisme zijn bepalend geweest voor de meest recente ontwikkeling in de schilderkunst, niet alleen in Europa, maar ook in Amerika. Men hoeft alleen maar te kijken naar de zogeheten New Image Painting. In Amerika echter doet men alsof men van niets weet. Wel zal men snel weten te vertellen dat alles wat in Europa is ontwikkeld van de amerikaanse kunst afgeleid werd en daaruit te verklaren is. Wie denkt dat ik een grapje maak moet maar eens wat amerikaanse kunstgeschiedenisboeken en kunsttijdschriften doorbladerenGa naar eindnoot5.. Het treurigste van dit alles is dat te veel europese kunstautoriteiten het misverstand al jarenlang bevestigen. Zeker in Nederland waar veel van onze kunsthistorici en kunstautoriteiten op klompen met de pet in de hand wachten op een vriendelijk schouderklopje van Big Brother America. 1963 Retrospectieve Rauschenberg in New York |
|