Kees Mercks
Miroslav Holub dichter in niemandsland
In de jaren '60 was deze medicus-bioloog, die in 1923 in de befaamde Tsjechische bierstad Pilsen werd geboren, een van de meest populaire dichters van zijn tijd. Die populariteit dankte hij aan een intellectualistisch soort poëzie, waarin de rationele gedachte belangrijker was dan de vorm waarin die was gegoten. Zijn nuchtere poëzie was dan ook een ware verademing na de starre stereotypieën en oppervlakkige pathetiek die de Tsjechische literatuur van de jaren '50 kenmerkte, toen getracht werd het sovjet-literaire model als premisse voor de nieuw te ontwikkelen socialistische cultuur in te voeren.
Holubs koele, wetenschappelijk aandoende dichterlijke methode hield niet automatisch in dat ook zijn poëzie kil, neutraal of ontmenselijkt zou zijn. Hoewel de uitdrukkingswijze zakelijk en ornamentloos was, arm aan metaforiek en prettig in het gehoor liggende klankpatronen, wist hij de door hem gekozen motieven, geput uit de alledaagse werkelijkheid van de moderne wereld en de mythische wereld van de oudheid, tegelijk ook te intimiseren en vandaar uit te verbinden met algemeen menselijke ervaringen. Een belangrijk poëtisch middel om de kloof tussen die schijnbaar zo ver uit elkaar liggende werelden te overbruggen, is zijn gevoel voor paradoxale humor waarmee hij de buiten hun proporties gegroeide begrippen in elk der werelden op een lijn stelt en relativeert. Daarbij kan hij natuurlijk ook niet voorbijgaan aan evaluatieve momenten die duidelijk blijken uit zijn appreciatie van basiswaarden als ijver, authenticiteit en altruïsme.
Dit beeld van een ethisch georiënteerd dichter heeft Holub echter zelf tot een paradox gemaakt, toen hij niet lang na de sovjet-invasie van augustus 1968 als een van de eerste kunstenaars, openlijk lippendienst bewees aan het nieuwe regime, dat met zijn extreme normalisatie-politiek een relatief korte periode van socialisme met ruimte voor pluriforme geestelijke stromingen afsloot en een meedogenloze heksenjacht inzette op andersdenkenden. In hoeverre Holubs daad werd ingegeven door particulier opportunisme of door de autoriteiten werd afgedwongen om zich de morele steun van de literaire kopstukken te verwerven, is van hier uit moeilijk te bepalen. Zeker is echter dat Holubs toegewijde lezers en literaire confraters die deze vernederende stap weigerden te doen en daardoor genoegen moesten nemen met een plaats in de onderste regionen van de