| |
| |
| |
• Hans Magnus Enzensberger
• Gedichten
vertaald door Peter Nijmeijer
Vroeger
Ach ja, de geest! Vroeger was er
van hem altijd sprake. Ik vraag me af
waar hij gebleven is, de geest.
bengelt al lang niet meer.
die moeder kleingeld gaf,
verpakt in een stuk krant,
Verdwenen is de radio-distributie,
de broekklem. Hoe gemakkelijk
kan men het zonder hen stellen!
Zo gemakkelijk als het woord zonder.
In de tijd van het fascisme
wist ik niet dat ik in de tijd
Het wemelde van de pianoleraren.
Driepfennigstukken waren in omloop
hield het woord nostalgie zich schuil
in het woordenboek (Mitterwurzer tot Ohmgeld).
Er werd gesproken in gothische letters.
Dienstboden gingen naar binnen
door de dienstbodeningangen.
Er waren talloze Ariërs voorhanden
als huurrijtuigen. Ze dachten waarschijnlijk
Zelfs zonder plastic draagtasjes
tergend langzaam de natte
gapende Adolf Hitlerpleinen over.
Waar men ook ging of stond
kwamen meisjes, die jarretelles droegen,
jarretelles en keurslijfjes.
Er bestonden onbehoorlijke woorden.
| |
| |
Dat alles is steeds kleiner
onmerkbaar als een stukje sodazeep,
of pijnloos en in één nachtje slapen
als een melktand verdwenen.
Het Duitse Rijk bijvoorbeeld.
en verlaten, kan onvoorstelbaar
gemakkelijk gemist worden. Tot op de dag
van vandaag weet ik niet precies
Een ouderdomsverschijnsel misschien,
waar zijn jullie gebleven?
Berg toch die oude kiekjes op.
opwellen, is onverstoorbaar
en gaat voor niets uit de weg.
| |
| |
| |
Een trappenhuis
Als je in Dublin bent, zei ze destijds,
je weet het adres. Dus zit ik hier
op de bovenste tree, onder het dak,
in het halfduister, af en toe weerklinken voetstappen
van beneden, klakkende hakken, dan
slaat een deur dicht, stilte. Slaperig,
in het licht van een aansteker, lees ik
wat naast de vermolmde deur met groene viltstift
op de muur geschreven staat: Kom zo weer terug,
en met mascara: Molly was hier. Bel me,
en onder de uitgerukte draad van de deurbel
een telefoonnummer. Hoeveel jaar nog
zal dit alles hier blijven staan, deze woorden,
deze muren? Er komt niemand. En ik probeer me te herinneren
hoe ze eruit zag. Alleen de dingen die me stoorden,
die weet ik nog: haar elektrische spartelen,
de jodiumgeur, het geel in het wit van haar ogen,
de poedervlekken, het oude veldbed en later
het gieren van de theeketel op het fornuis.
Een vreemde. Ik verroer me niet.
Het liefst zou ik hier blijven, neuriënd
in het trappenhuis, tot de bulldozer komt.
| |
| |
| |
Verzoekprogramma
Samad zegt: Geef mij maar een grote, ronde plak brood
Juffrouw Brockmann zoekt een gezellig komfortabel flatje niet te duur met kitchenette en bezemkast
Véronique verlangt naar de wereldrevolutie
Dr. Luhmann wil absoluut met zijn mamma slapen
Uwe Köpke droomt van een kabinetstuk ‘Thurm und Taxis’ zeven silbergroschen lichtblauw ongetand
Simone weet heel precies wat ze wil: beroemd zijn Eenvoudig beroemd zijn om het even waarvoor en om welke prijs
Als Konrad zijn zin kreeg bleef ie gewoon de hele dag in bed liggen
Mrs. Woods wil graag regelmatig vastgebonden en verkracht worden maar alleen van achteren en alleen door een gentleman
Guido Ronconi's enige verzoek is de unio mystica
Fred Podritzke zou het liefst met een gaspijp inslaan op al die linkse fantasten tot er geen één zich meer verroerde
Als hij nu niet terstond zijn schnitzel met roomsaus en komkommersla krijgt dan zal Karel over z'n toeren raken
Wat Buck nodig heeft is een flash en verder niets
En vrede op aarde en een broodje haring en de non-autoritaire discours en een baby en een miljoen vrij van belasting en een kreunen dat in de bekende ademloze kreetjes overgaat en een pluche poedel en vrijheid voor iedereen en kop d'r af en dat de uitgevallen haren ons van de ene op de andere dag weer aangroeien
| |
| |
| |
De glazen stolp
Vooral 's morgens is 't, in de broeikassen
schuin aan de overkant, waar komkommers gedijen,
in weerwil van moord en doodslag,
dat ik vreugdevol geeuw, alles in orde.
Uit mijn kraan, wier koude email
zwart op wit koud zegt, loopt als altijd
het water warm. De uitdrager schuin aan de overkant
trekt met een donderend geraas zijn rolluiken op.
Ik zie mensen die vegen, bakken,
spijkeren, tellen, wassen en schrijven.
Ik schrijf, voorbeeldig. Verhuizers
staan voor de deur, rolschaatsende kinderen. Waarom
zo voorbeeldig? zo geweldloos? alsof
er niets aan de hand was? Aan het open raam
stemt iemand een piano, ik kan alleen
zijn handen zien, wat zijn die naakt
en week! Een koelkast begint
te zoemen, treinen rijden op tijd, onder
de glazen kap van de meter draait
geluidloos een schijf rond en glinstert
in de morgenzon. Schuin aan de overkant
staat, klein en lichtblauw, een man boven
op het dak, hij wipt op en neer, hij bukt zich,
hij hamert tegen het gegalvaniseerde plaatstaal, ik zie
hem slaan, maar horen doe ik niets.
Een vlekkige vrede strekt zich uit, klein
en week, vanmorgen, half verdoofd
door de zon, in een alledaagse trance,
en vlijt zich geel neer, als de kat
op die zak cement, schuin aan de overkant.
| |
| |
| |
Doorstrepen wat niet van toepassing is
Wat je stem zo vlak maakt
om iets verkeerds te zeggen
of te zeggen wat iedereen zegt
of iets dat verkeerd begrepen zou kunnen worden
of de verkeerde mensen zou behagen
om van louter angst voor de angst
altijd het verkeerde te zeggen?
| |
| |
| |
Finse tango
Wat gisteravond was is en is niet
De kleine boot die zich verwijdert
en de kleine boot die naderbij komt
Het haar dat heel dichtbij was is haar van een vreemde
Dat is gemakkelijk gezegd Dat is altijd zo
Het grijze meer is toch het grijze meer
Het verse brood van gisteravond is hard
Niemand danst Niemand fluistert Niemand huilt
De rook is verdwenen en niet verdwenen
Het grijze meer is nu blauw Iemand roept
Iemand lacht Iemand is weg
Het is heel licht Het was halfdonker
De kleine boot keert niet altijd terug
Het is hetzelfde en niet hetzelfde
Er is niemand De rots is rots
De rots houdt op rots te zijn
Dat is altijd zo Er verdwijnt
niets en niets blijft Wat er was
begrijpt niemand Wat gisteravond was
Dat is gemakkelijk gezegd Hoe licht
is de zomer hier en hoe kort
|
|