Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1980 (nrs. 13-16)
(1980)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
De révolte van het lichaam
is de opstand van de zinnen
| |
[pagina 47]
| |
Doordrongen van de lichamelijke noodzaak
tegenover destructie en afbraak
een innerlijk landschap gestalte te geven
wetend
dat wij zonder afbraak en ontbinding
niet kunnen leven
werk je in afzondering verder
om zo het landschap te ontsluiten
tot aan de grens van het zichtbare
waar men stapvoets
als tactiele wezens
met voelsprieten voortschrijdt
en soms op zijn schreden terugkeert
om te vereffenen
wat men aan indrukken achterliet
| |
[pagina 48]
| |
Bedreigde vrijplaats, illusoir
reservaat waar de beproeving
waar het vers vertraagt en standhoudt als een ruggegraat
| |
[pagina 49]
| |
Ongevleugeld in de witgemutste bergen
zoek je 't langzaam hoger op
een loden kop, een hart vol schrik
het grasvolk smalend in de verte
nog altijd een man van de vlakte
die zijn naam
volgens de regels van de kunst
in eenzaamheid beklimt
‘verlaat je kind, verlaat je wijf
en ga jezelf
als heelmeester
te lijf
tussen de rotswanden’
je wordt een hemellichaam
zonder grond
je hangt na uren in de ijle lucht
onder de top
getroffen door een zweepslag
in het been
zwaai je aan de touwen rond
als ledenpop
een zoele wind glijdt zonder weerstand
langs de hellingen omhoog
sneeuwbrand in kapotte handen
maar de laatste musketon dringt
zingend in de wand
je richt je op, kijkt vluchtig
naar beneden:
puin
beklemd in nauwe kloven, dorre
struiken op een kluitje aan de rand
rondom waait het
zweet van je gezicht
zonlicht scheert over verkreukeld land
het oog vangt een vlerkmuis, een
kosmies insect
op zijn vlucht door de ruimte
of is het een luchtzeiler boven het dal
| |
[pagina 50]
| |
hij zwenkt en keert in wijde boog
terug
hij talmt, staat in het lege
bijna stil
als je denkt aan een onzachte landing
schiet hij
uit de diepten langs de bergflank weer omhoog
je ziet de droom waarin je vloog
voordat er vleugels waren
zolang dit zweven duurt
bestaat het eeuwig heden
je tuurt hem na en houdt hem vast
na zijn verdwijning
tijd wordt een denkbeeld
met niets in 't vooruitzicht
dan kruipende schaduwen
diep in het dal
het vliegt je eensklaps aan
je staat alleen voor de ultieme leegte
de poolster onpeilbaar, jij
in de val
| |
[pagina 51]
| |
O transmontanus
in wedijver grootgebracht
heb je de wedijver afgelegd
| |
[pagina 52]
| |
Zoals een sjamaan op de bergkam ontwaakt
uit een slaap vol verschrikking
kom je bij zinnen;
een zerstückelter mensch
die zijn verbrokkeling tegenspreekt
in het gedicht
dat de maker onteigent, verlicht
en geneest van een wereld
die de grondslag van al haar subtiel geschakeerde
verschijningen ondermijnt
en de aardmens ontwricht, het denken
verdachtmaakt, het lichaam
onderwerpt aan wezensvreemde tucht -
in haar gelaatsuitdrukking is niets vreemdzaams
zelfs de vrede wil zij met geweld
| |
[pagina 53]
| |
- Zowel de psychotiese als de dichterlijke produktie
is een gesprek zonder iemand die luistert -
| |
[pagina 54]
| |
(N)iemand een beeld opleggen en de das omdoen
|
|