De prijs voor de positie die hij in het apparaat bekleedde - dat woord apparaat zou hij vele malen in het gesprek gebruiken - was dat je af moest zien van overdenkingen, twijfels, aarzelingen. Dat je als het ware in een eeuwig heden leefde, waarin steeds opnieuw beslissingen genomen moesten worden, die je uitsluitend nam op basis van de gegevens die je op dat moment ter beschikking stonden.
Op mijn departement heerste daarom een jongensachtig enthousiasme, zou hij zeggen. Een koortsachtige bedrijvigheid. Een en al improvisatie. Wie niet snel en kordaat kon handelen viel af. Er waren nauwelijks mensen van boven de veertig bij. Het idee dat al die beslissingen bij elkaar opgeteld tot een beleid zouden voeren dat achteraf moreel volstrekt verwerpelijk zou blijken te zijn kwam eenvoudigweg niet op.
En de term ‘duizendjarig rijk’ dan. Hoe viel die te rijmen met dat ‘eeuwige heden’ waar hij het net over had?
Zij betekenen hetzelfde, zou hij zeggen.
Als ik hem zou vragen waarom er nu blosjes op zijn dooraderde wangen verschenen, zou hij antwoorden dat macht iets fysieks was, een wellust in het stellen van daden, in het in beweging zetten van andere mensen en daarom tegengesteld aan de instelling die voor het maken van kunst nodig was.
Het is niet voor niets dat politici zo'n sterke behoefte vertonen onmiddellijk hun memoires te schrijven en vooral te publiceren. Hij niet uitgezonderd. Zelfkennis was kennis van het verleden. Macht zoog alles op, liet niets na. Het was een zichzelf vernietigend mechanisme.
Maar dat is in tegenspraak met elkaar, zou ik opmerken. Hoe kun je je dan dingen herinneren uit een periode die niets heeft nagelaten.
Zo letterlijk moest ik zijn laatste opmerking niet nemen. Hij bedoelde het overdrachtelijk, gevoelsmatig. Hij had een uitnemend geheugen, maar toen hij zijn herinneringen schreef voelde hij daar niets bij. Hij had geprobeerd alles zo goed en waarachtig mogelijk op te schrijven. Hij vond dat hij daar redelijk goed in geslaagd was. Er klonk iets van spijt in zijn stem.
En de Spandauer Tagebücher?
Dat was een verzameling notities, in chronologische volgorde, een neerslag van twintig jaar gevangenschap. Hij was er na Spandau mee verder gegaan, het was een gewoonte geworden en het merkwaardige was dat het dagboek dat hij nu bijhield in wezen niet veel van het gepubliceerde verschilde.
Hij had zich nu een plaats in de geschiedenis verworven, zoals dat heet. Gaf dat idee hem nu voldoening?
Voldoening was niet het juiste woord. Ik ben een oud man, zou hij zeggen. Het kost mij soms moeite om over mijzelf in de tegenwoordige tijd te denken. Alles wat ik gedaan heb ligt achter mij.
Zijn bouwwerken bijvoorbeeld.
Hij zou lang nadenken en daarna misschien zeggen:
Zij stonden ergens tussen het uitoefenen van macht en het beoefenen van kunst in. Een paradox die ik nooit heb weten op te lossen.
Bedoelde hij dat zijn behoefte aan macht hem in de weg had gestaan bij zijn karrière als bouwer.
Een groot bouwwerk, een echt kunstwerk überhaupt, onttrekt zich aan ieder machtsmechanisme. In die zin was het onbruikbaar.
Waren zijn bouwwerken dan louter machtsmiddelen geweest?