| |
| |
| |
• Alexander Kluge
• Leerprocessen met dodelijke afloop
Vertaald door Jaap Walvis
Frankfurt/ Kaiserstrasse
I. Bettine G.
Bettine G. droeg ‘de maarschalkstaf in haar ransel’. Daar zij echter uit principe nooit boeken las, waarin woorden voorkwamen als ransel, maarschalk of staf, zei ze: ‘Ik moet naar de stad. Daar ligt m'n kans.’ Ze had goede gronden voor haar ondernemerschap: haar absoluut onverdragelijke situatie in Noordhessen. Zolang echter het wereldbeeld nog blinde vlekken vertoont, regionen der maatschappij waar zij geen inzicht in heeft, zijn haar verwachtingen er op gericht:
1. | dat er iets reëels gebeurt, |
2. | dat je bij voortduring ergens van kunt houden, |
3. | dat je je prijsgeeft en daarvoor niet bedrogen wordt. |
* * *
Bettine G. ging naar Frankfurt om geld te verdienen. Zes en twintig jaar van haar leven had zij doorgebracht in het plaatsje W. in Noordhessen, een flink dorp, haar geboorteplaats. Zij wilde daar nooit meer terugkeren. Waarom wilde zij daar niet meer terugkeren? Geen kommentaar. Het plaatsje verveelde haar. Je had haar een hoeve kunnen beloven, die ze zich voor het geld dat ze wilde verdienen, tenslotte had kunnen permitteren, maar zelfs het vooruitzicht de bezitster van een dergelijk goed te worden en de andere dorpsbewoners te mogen chikaneren, trok haar niet aan.
Zij wilde een streep onder dit leven hebben waar, of men er nu voor moest werken of niet, voor hààr geen voordelen te behalen waren. Zij zou bijvoorbeeld graag geëmigreerd zijn. Maar daarvoor had ze een zekere hoeveelheid geld nodig. Naar Amerika trouwen was haar te onzeker. Zij was ook niet bereid haar vrij heid in New York, vóor aankomst ter plekke, op te offeren en ze wist hoe moeilijk het was om weer van een man af te komen aan wie je iets te danken hebt. Hoe zag ze er uit? In haar voordeel.
Ze ging dus naar Frankfurt.
Zij gaf haar handtas waar alles ingepropt zat, wat ze nodig had, af in het bagagedepot van het centraal station en koos een gelegenheid in de Kaiserstrasse waar zij iets te eten bestelde. Iemand sprak haar aan en zij kwam niet van hem af. Zij wilde nu tot elke prijs alleen zijn omdat zij deze nieuwe start niet wilde verknoeien. Ze zei ja, ja en dronk op wat de man bestelde. Op hetzelfde moment had ze daar spijt van omdat ze niets wilde drinken en van hem niets wilde aannemen opdat hij zo snel mogelijk verdween. De man wilde haar kostte wat 't kost nog eens ontmoeten en deed alsof zijn leven daar van afhing; om eindelijk van de opdringerige man af te zijn gaf zij hem haar legitimatiebewijs als pand. Zij beloofde op een afgesproken
| |
| |
tijd en plek op hem te zullen wachten. Zij onthield echter niet eens hoe laat en waar en wachtte vol ongeduld tot hij haar eindelijk alleen zou laten.
* * *
In het bioskooptheater Kaiser ontmoette zij haar latere vriendin, Sadie Hellmann, voor wie het ook al de eerste nacht was en deze avond bleven ze bij elkaar, de bezegeling van een zekere vriendschap. Daarna wilden de mannen met wie zij samen aan een tafeltje zaten, wel eens opstappen. Bettine moest, toen ze met de voor haar bestemde vrijer alleen bleef, toegeven dat ze geen kamer had. De man bezorgde haar een hotelkamer en betaalde haar naar evenredigheid minder dan was afgesproken. Zij liet zich het geld meteen geven omdat ze niet wist of zij achteraf geen skrupules zou hebben om het aan te nemen. Later wilde de man het geld terughebben. Hij dreigde dat hij de politie er bij zou halen en Bettine G. zou aangeven voor wat ze gedaan had. Wat ze dan wel gedaan had, vroeg ze. Zij waagde het erop, gaf hem niets terug en liet het zich ook niet afpakken toen hij met haar probeerde te vechten.
Nadat ze dit beleefd had voelde ze zich zekerder van zichzelf. Meestal werkte zij in Café Royal, samen met haar kollega Sadie Hellmann, die echter lichtzinnig was en zo nu en dan haar klanten bestal. Sadie moest dan ook na een paar weken de wijk nemen naar Hamburg omdat bestolen klanten terugkwamen en naar haar vroegen. Zonder Sadie was het werk overzichtelijker en ongekompliceerder omdat het niet meer nodig was allerlei leugenverhalen te verzinnen. Sadie had de gewoonte om telkens te doen alsof het nog maar pas haar eerste nacht was, wat ze, wanneer haar klanten haar dan niet aan durfden te raken, weer ongedaan moest maken. Bettine was blij dat Sadie en het hele ingewikkelde systeem van vriendschap in Hamburg zaten, waar zij ze op een afstand in ere kon houden.
Zij had principes waar zij zich streng aan hield als gold het een soort kuisheid; ze dronk niet, ze duldde geen speciale wensen en stelde hygiëne als absolute voorwaarde; klanten die zich niet wasten, stuurde ze weer weg waarbij het nog niet verbruikte honorarium voor de afgesproken tijd door haar werd teruggegeven. Zij paste zeer goed op dat ze niets opliep, ook op het toilet niet. Zij las een keer dat het hoofd van de mediese fakulteit in Düsseldorf tijdens een lezing had gezegd dat ziekte nauwelijks meer bestond, dat men de studenten geslachtsziekten moest onderwijzen aan de hand van fotoos omdat er geen patiënten meer te vinden waren. Zij prentte zich de naam van deze professor in maar hield deze wetenschap voor zich omdat ze merkte dat de angst voor de ziekte haar een zekere garantie verschafte in haar werk, wat vooral berustte op haar hygiëniese voorzorg.
| |
Momentopname
Nog warm van het zitbad dat de ene klant van de ander scheidt als een cesuur, loopt Bettine Joloms coffeeshop binnen. Ze bestelt een cola met een schijfje citroen maar blijft al bij de deur hangen. (Het zich aanbieden op de openbare weg is verboden in de omgeving van het station.) Vanuit haar standplaats bij de deur heeft ze de wenk van een klant opgevangen en betaalt nog snel met een te groot geldstuk (het grootste deel daarvan is
| |
| |
voor het misschien vier tot zes minuten durende, geboden onderdak).
| |
Moeilijkheden in de tram
In de tram probeert een man zich van achteren tegen Bettine aan te drukken. De kondukteur wil geen wisselgeld teruggeven. Ze moet eerst alstublieft zeggen. Omstanders lachen. Bettine is niet opvallend gekleed en toch meteen herkenbaar. Ze kan prakties alleen nog maar wagen zich per taxi te laten vervoeren.
| |
Hoop
In twee jaar hoopt ze er van af te zijn, genoeg geld te hebben verdiend om te kunnen emigreren.
Hoeveel verdiende Bettine ongeveer? Ze verdiende goed, zodat ze alleen overdag hoefde te werken. Ze hield zich ook aan een regelmatige slaap, net als aan haar wasritueel. De enige moeilijkheid vormde het feit dat ze geen identiteitsbewijs meer had. Vandaar dat ze zich bij elk optreden van de politie uit de lokaliteit moest laten loodsen, wat haar bij de klanten een louche tintje bezorgde, dat echter wel weg te werken viel.
Wat ze elke dag ving, hield ze bij zich tot ze naar huis ging waar ze het in een geldkistje legde waarvan ze de sleutel bij zich hield. Soms pikten de mannen haar het geld, dat ze bij zich had, af maar ze kon er niet toe besluiten om het iemand toe te vertrouwen. Tenslotte ging het hoogstens om haar dagelijkse verdienste. Ze had in haar geldkistje in totaal 14000 mark toen ze die ongelukkige avond beleefde.
Ze verkleedde zich voor de avond. Dat gebeurde in het pension dat ze had uitgekozen als haar uitvalsbasis. Uit de kamer naast de hare, waar een andere prostituée huisde, die ze kende, probeerde een vrijer weg te komen. Bettine liep de gang op en keek toe (waar ze meteen spijt van kreeg) hoe ze de man, die niets wilde betalen, vasthielden: drie prostituées en als die het niet aangekund hadden, waren de pooiers van beneden gekomen. Er kwam een wagen van de politie die alle prostituées die in dit pension woonden, arresteerde. De man, die had moeten betalen, beschuldigde alle dienstmeisjes van het pension die op het hoofdburo werden voorgeleid van mishandeling, alsof hij door een stuk of vijf, zes vrouwen was afgetuigd. Het was een klein, wraakzuchtig ventje. Het lukte de karrièriste niet zich hieruit te praten, hoewel Bettine inderdaad alleen maar had toegekeken en de rechter haar al half en half wilde geloven dat zij niet het soort was dat aan het vechten slaat; d'r kwam echter bij dat zij geen identiteitspapieren kon laten zien. De rechter veroordeelde haar tot een gevangenisstraf, deels wegens mishandeling, deels wegens het niet nakomen van de identifikatieplicht. Ze aksepteerde de straf in het besef dat dit alles haar geldkistje niet deerde en dat het oordeel vermoedelijk heel anders uitgevallen zou zijn wanneer ze haar 14000 mark op tafel had gelegd en bijvoorbeeld als rijke erfgename voor de rechter was verschenen. Ze zorgde goed voor zichzelf in de vrouwengevangenis en zorgde dat ze in vorm kwam voor de winter door het geld, dat ze verdiende met overuren te maken in de strijkinrichting, in vitaminen om te zetten. Ze gedroeg zich in de vrouwengemeenschap hier kalm en rustig en hoopte dat men geen chikanes zou maken.
* * *
| |
| |
Gedurende de eerste dagen na haar ontslag uit de gevangenis voelde Bettine G. zich onzeker en maakte ze fouten. Zo verloor ze bijvoorbeeld tijd door geld dat per postwissel gekomen was af te halen op het postkantoor: vergoeding vooreen treinkaartje, 16 mark 75, waar ze twee uur aan moest besteden (voordat ze het juiste kantoor gevonden had) à raison van 3 × 40 mark (inklusief een kleine pauze), en dat op de beste tijden van de dag, zakel6ijk gezien (= 240 mark). De tweede fout maakte ze toen ze een buitenlander aksepteerde die ze niet kende. Ze ging met hem naar zijn auto en toen ze naast deze man zat in de oververhitte auto had ze zichzelf wel een draai om de oren willen geven. De wagen reed de stad uit. Toen ze dat merkte, wilde ze uitstappen maar de man begreep haar niet. Ze probeerde het portier te openen maar kon op die manier de auto niet uitkomen omdat de man het tempo opvoerde toen ze de deur van de auto op een kier had gekregen. Ze probeerde het sleuteltje uit het kontakt te rukken, wat echter mislukte. Toen de auto op een open plek in het bos stil hield, stapte Bettine direkt uit. Ze dacht dat ze verkracht zou worden en dat de man het er wel bij zou laten wanneer hij niet hoefde te betalen. In plaats daarvan reed de auto, zodra zij uitgestapt was, met grote snelheid dieper het bos in. Bettine probeerde de straatweg terug te vinden.
Het geldkistje (in het pension) was in Bettines volgens plan beraamde afwezigheid weggehaald.
Toen het huis van haar vader in april 1945 door een beschieting vernield werd, was Bettine elf jaar. De dag na de vernieling van zijn huis hervatte de vader zijn werkzaamheden vanuit een noodonderkomen. Zo hervatte ook Bettine na het verlies van het geldkistje direkt haar werk. Daarna stelde ze pogingen in het werk om te weten te komen wie het geldkistje kon hebben weggehaald. Wie was dat?
Degene die aangifte had gedaan. Bettine werd beschuldigd van medeplichtigheid aan heling, van prostitutie in de omgeving van kerken, scholen en rond het station en van een poging tot diefstal op 16 juli 1962. Ze had deze strafbare handelingen niet begaan. Ze kreeg niet te horen wie de aangifte had gedaan. Ze was er echter zeker van dat degene die aangifte had gedaan één en dezelfde persoon was als degene die het geldkistje ontvreemd had. De rechter veroordeelde Bettine tot een gevangenisstraf van drie jaar.
* * *
Interesses van Bettine:
|
Muziek saai |
Wandelen, natuur saai |
Mannen kan ze niet uitstaan |
Kinderen wil ze niet |
Gaan stemmen, nee |
Sport saai |
Familiebezoek, ouders niet te harden |
Kerstpakketjes naar de Oostzone sturen saai |
In de fabriek werken onverdragelijk |
Voordrachten op de radio saai |
Kerkbezoek saai |
Lezingen saai |
| |
| |
Boeken saai |
Eten saai |
Drinken wil ze niet. |
| |
Uit de diskussie over de veroordeelde
(Uittreksel:)
President: Het woord is aan de raadsheer van dit hof, confrère Beitsch.
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: De humanisten hebben een bepaalde term daarvoor bedacht, en wel de acedia, een begrip dat je zou kunnen omschrijven als ‘zure scherpte’ of ‘lusteloze zwakte’, beter nog de ‘gevoelsmatige verkeerde instelling’. Je zou nog een stapje verder kunnen gaan en zeggen ‘gevoelsarmoede’. Dat treft men bij de veroordeelde aan. Een zeker gemis aan waardebegrip, onvermogen om de mooie en waardevolle dingen des levens met enthousiasme tegemoet te treden. Ik spreek hier niet als theoreticus maar als man van de praktijk: als dergelijke gevallen zich voordoen, is er maar één oplossing: het kwaad met wortel en tak uitroeien door een adekwate straf want een samenleving richt zich zelf te gronde wanneer zij acedia duldt. Het is een kwaad dat de oude humanisten als zonde beschouwen; die je overigens ook zou kunnen aanduiden met de term ‘verstokte zwartgalligheid’. Het kwaad als zodanig is niet strafbaar maar vormt wel een indikatie voor de strafmaat.
Tacke, direkteur: Ik zie met instemming dat het hier in vergetelheid geraakte begrip acedia te berde wordt gebracht. Wat Beitsch onder acedia verstaat doet zich reeds bij kinderen in de schoolgemeenschap voor. Vaak gaat dit verschijnsel gepaard met belustheid op gewin.
Berger, kolonel b.d.: Het gaat in werkelijkheid niet om de vrijheidsstraf maar om de verwezenlijking van de vrij werkstraf. De dader moet zich vrijwerken van de schuld. Vrijwerken is voor de boetedoening wat vrijheid is voor de gemeenschap.
President: Ik mag graag zien hoe tegengestelde meningen, zoals hier, op elkaar botsen. Gaat u toch alstublieft verder met de diskussie.
Professor Meinz, gedeputeerde: De veroordeelde heeft vóór de daad ingestemd met haar bestraffing en wel door de aanzet tot het delikt.
Dr. Peiler, gedeputeerde: Het staat nog te bezien of de veroordeelde werkelijk haar instemming heeft betuigd. Voor het probleem van de preventie is de kwestie van de instemming irrelevant.
Prof Meinz, gedeputeerde: Ik moet blijven hameren op het aspekt van de boetedoening.
Pichota, gevangenisdirekteur: Wat gaat er nu verder met de veroordeelde gebeuren?
Palm, referendaris: Naar het zich laat aanzien zal ze steeds opnieuw tot recidive vervallen. En wel zo lang tot ze teruggaat waar ze vandaan gekomen is of tot ze opgebrand is.
Beresina, officier van justitie: Mij schijnt het motiefkomplex van belang. Wat beweegt deze kriminele lieden?
President: Dat is een vraag voor onze psycholoog, meneer Mänke.
Mänke, psychologies drs.: Dat is een moeilijke vraag. Vooral winstbejag, de wens voor zich zelf voordelen in de wacht te slepen.
Petzold, lektor in de psychologie: Ik kan hier alleen als vakman spreken. We hebben hier te maken met een zich-willen-uitleven. Maar dat zich-willen-uitleven is veeleer verdrongen, vandaar dat ik veeleer zou willen
| |
| |
spreken van een gebrek aan kontrole over de driftmatige neigingen. Maar dat is op zichzelf weer een zeer gekompliceerd probleem.
President: Ik dank u voor uw bijdragen. Het woord is nu aan de heer Lemmer.
Lemmer, mijnbouwkundig assessor: De veroordeelde mag haar zin niet krijgen. Twee jaar ‘klantenservice’, daarna kan de veroordeelde gaan rentenieren. Elke misdaadfilm leert ons dat dat geen werkelijkheid mag worden.
Raadsheer Berger werpt tegen: Na twee tot drie jaar kan de veroordeelde stil gaan leven (als we aannemen dat ze vrij is).
Kolonel b.d. Berger werpt tegen: Of ze emigreert.
Mevrouw Berthold, reklasseringsambtenaar werpt tegen: Of ze gaat naar de Oostzone.
President: Ik dank u voor de vele uiteenlopende standpunten. Maar ik verzoek u vriendelijk te wachten tot u aan het woord bent. Meneer Jilusich.
Doctor Jilusich: Ook een gebrek aan nestwarmte speelt een rol.
Raadsheer Berger: Daaraan heeft het de veroordeelde niet ontbroken.
Franz, zielzorger: Ik heb met verbazing vastgesteld dat de veroordeelde zo onverschillig is. Geestelijke waarden schijnen ervoor haar kennelijk niet te bestaan.
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: Ze heeft ook geen enkel besef van onrecht. Ze voelt zich nog slecht behandeld ook.
Mevrouw Meier, gemeentelijke sociale dienst: Ze heeft de delikten nooit toegegeven. Ze toont geen enkel berouw, ook niet na de veroordeling.
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: Wat we hier zien is een schrikwekkende desinteresse. Heeft de veroordeelde eigenlijk wel onderwijs genoten?
Direkteur Tacke: Ja.
Mevrouw Berthold, reklasseringsambtenaar: Ze heeft nergens belangstelling voor en onbescheiden is ze ook nog.
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: We hebben hier, bij deze veroordeelde te maken met een moderne variant van de mateloosheid (exuberantia, luxuria).
Eylau, gevangenisaalmoezenier: Ook liefde is een noodzaak. Maar liefde wil verdiend worden, anders vindt ze haar bestemming niet.
Barnabas, prokureur-generaal: Wat de meeste daders doorgaans ontbreekt is de bescheidenheid.
Mangold, hoogleraar: Ik heb ook wel eens bescheiden delinkwenten meegemaakt.
(Gelach, hilariteit)
Mevrouw Meier, gemeentelijke sociale dienst: Meneer de prokureurgeneraal bedoelt natuurlijk de gevangenen die vrijwillig werken.
(Hilariteit)
President: Als ik u verzoeken mag.
Referendaris Willke: Zonder twijfel waren de gevangenen vroeger bescheidener. De delinkwent in de negentiende eeuw was een heel ander type, bescheidener.
Döhmer, ministerieel adviseur: Plato heeft het begrip zelfgenoegzaamheid (autarkia) ingevoerd. Toch zou ik er anderzijds ook op willen wijzen dat Goethe bijvoorbeeld de prostituée niet principieel afwees.
| |
| |
Gedeputeerde professor Meinz: Ik konstateer dat dit nu al de tweede keer is dat er een klassiek begrip in dit voortreffelijke gesprek te berde wordt gebracht.
De heer Friedrich: Verveling, heeft Goethe gezegd, is een onvolkomenheid van de beschouwer. De veroordeelde kan zich hier niet met behulp van verveling uitpraten.
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: Bestraft wordt dan ook de onvolkomenheid van de beschouwer.
Kommissaris Bauer: Een vruchtbare diskussie.
Raadsheer Berger: De problemen die vandaag besproken zijn, hebben stimulerend gewerkt. De problematiek is op zeer verdienstelijke wijze aan de orde gesteld. Waar het om gaat is de kwestie staat - ideële vrijheid.
(Applaus)
Beitsch, raadsheer aan het kantongerecht: Er is hier klare taal gesproken.
(Applaus)
President: Na deze vruchtbare en verhelderende diskussie wil ik tot slot het woord geven aan de heer Friedrich.
(Applaus)
De heer Friedrich: Meneer de president, ik dank u en ú dames en heren voor uw deelname aan deze levendige diskussie.
(warm, aanhoudend applaus)
| |
2. Semm
Kaiserstrasse hoek Elbestrasse
Semm ziet Charles met de haar onbekende Angelique. Zoals Fricka gezegd had, zat Charles in de ‘Smalle Handdoek’. Semm keek niet eens goed maar deed meteen een paar passen achteruit, deed de deur van de kroeg weer achter zich dicht, begon zonder één woord te janken en holde naar haar werk, bij ‘Mario’ waar ze 2 koffie en 1 Kaapse wijn afrekende, de bestellingen moesten snel weggewerkt. Tot drie uur liep ze, haar hele lichaam gespannen, tussen de zeven tafeltjes door die haar rayon vormden. De gebruikelijke stroom bezoekers tussen de middag bracht dit keer veel reizigers die met hun koffers de looppaden versperden en weinig bestelden.
| |
Hel of veilige haven: werk
Semm wacht op bevelen. De gasten houden zich rustig. Semm is van iedereen die zich met haar bemoeit; die bereid is haar uit te buiten. Zij is zo zeer ingesteld op uitbuiting, dat niemand tot iets anders in staat is dan haar uitbuiten. Semma vereist een nieuw type uitbuiter: iemand die het uitbuiten voortdurend verdraagt. Katastrofen ontstaan wanneer de uitbuiter tijdelijk stopt.
| |
Kun je ongeluk kweken?
Semm, kind van kermisreizigers, geboren 1938. Als ze drie is, valt het gezin uit elkaar. De kinderen komen in verschillende dorpen in Thüringen terecht. Semm bij een boerenfamilie. Na enkele jaren begint de grootmoeder een bedrijf; ze haalt de kinderen weer op en leidt ze met behulp van de zweep op voor bepaalde kunstjes. Opleiding en artistieke loopbaan eindigen op achttienjarige leeftijd. Dan komt Semm als serveerster terecht in Frankfurt aan de Main.
| |
| |
| |
De andere serveerster hebben namen als Walküren:
Fricka en Albertine. Als twee slagschepen die de Barenge verlaten: de Albertine. De Fricka. Albertine: alsof het lichaam vanuit het midden geëxplodeerd is - armen, benen, grote handen en hals. Ze had een ceintuur rond haar middel moeten dragen, droeg echter een brede ruche van de navel tot aan haar borsten. Vandaag deden de twee meisjes Semm niets. Semm, de teef, waakt op haar zwarte stoel naast de kassa over de kassabonnetjes op de prikker. Semm, die de Kaiserstrasse afstroopt naar Charles, die door een voorbijganger van opzij wordt aangesproken en wegdeinst, die door agenten tot staan wordt gebracht, die - als ze agenten ziet - haar plannen direkt opgeeft en naar haar hoekje naast de kassa terugholt; die naast Charles totaal gevoelloos is, op een bespottelijke manier aanhankelijk.
| |
Puriteins
Met een uitgesproken afkeer van dikke vrouwen die vleselijk zijn. Roos, helse roos, marsepeinroos. Marsepein mag je nooit eten. Eén keer vroeg Gilda, de hoer, aan Semm of ze mee ging een middagdutje doen. Terwijl ze dat vroeg aaide Gilda een juke-box waar ze kwartjes ingestopt had. Semm: nee.
| |
Liefde uit werkelijkheidsbehoefte
Omdat je je moet onderwerpen aan een man, omdat Semm bang was dat ze anders het kontakt zou verliezen, omdat het er bij hoort: zij vindt Charles een ‘goede’ man. De angst dat ze een slechtere zou treffen. Liefde en ongeluk zijn zo met elkaar versmolten dat Semm niet zou kunnen zeggen of ze liefde of ongeluk wil; de keuze is trouwens puur theoreties. Als een hond, die precies daar gaat liggen waar er op haar getrapt moet worden, stelt ze vallen op en vangt ongeluk in haar vallen.
Charles zoekt dikkere personen, sterkere prikkels. Houdt van wat er achter schuilt: achter het geplooide achterwerk van zijn huidige partner, niet identiek met Semm. Laat zich uitbuiten om aan de bak te blijven - angst dat de realiteit hem net zo tussen de vingers doorglipt als de vlezige vriendin zal verdwijnen wanneer zijn kontanten op zijn. Zou Charles misschien liever hebben afgezien van het avontuur met de dikke Angelique? Zakelijkheid en fatsoen, maar ook onzekerheid in de verhouding tussen Charles en Semm, drinken in plaats van praten. Huilen in plaats van praten.
| |
De situatie ten tijde van de afspraak met Charles
Semm werd opgehouden en kwam daardoor te laat op de hoek Weserstrasse - Kaiserstrasse. Ze wachtte, toen ze Charles daar niet aantrof en begon vervolgens de Kaiserstrasse af te zoeken. In Reichshof - La Plaza liet men haar niet binnen vanwege haar ietwat schamele bloesje. Vandaar dat ze alleen aan de ingang kon vragen of Charles daar geweest was. Maar omdat ze zelf dacht dat Charles daar niet geweest was, vroeg ze 't niet nadrukkelijk genoeg en kreeg (hoewel Charles sinds het middaguur in La Plaza zat te wachten en aan de ingang een boodschap voor haar had achtergelaten) een ontkennend antwoord.
| |
| |
| |
Op zoek 1
Ze liep dus verder, op die typische manier van haar met knikkende knieën en zocht in de kroegen aan de Kaiserstrasse. De hoge naaldhakken staken in haar onderbuik. Ze voelde steken in haar kruis en omdat ze dacht dat ze zou gaan bloeden, holde ze naar huis waar de hospita haar vroeg waar Charles was en de door haar geleende mantel terug wilde. Semm deed andere schoenen aan, verkleedde zich en ging weer op zoek naar Charles. Ze vond hem in La Plaza toen ze het daar nog een keer probeerde. De grote donkere man sprong dadelijk overeind toen hij haar zag aankomen.
| |
Op zoek 2
Semm was te geagiteerd. Zijn ‘vreugde’ wist ze niet te beantwoorden. Ze bestelde iets te drinken en ging naar het toilet om zich wat op te knappen. Dat bracht niet de verandering waar ze op hoopte. Ze zat nog steeds te veel in angst dat ze Charles niet zou vinden. Ze zei dat ze nog een boodschap moest doen. Toen ze daarvan terugkwam, trof ze Charles niet meer aan in La Plaza.
Ze wachtte op de plek waar hij gezeten had. Later verscheen de zedenpolitie ten tonele en hield kontrole - dat doen ze in de namiddag omdat dit 's avonds het bedrijfsverloop zou verstoren. Semm was bang omdat ze geen rode kaart had en niet kon geloven dat ze de politiebeambten de werkelijke reden voor haar aanwezigheid in deze gelegenheid (op zoek naar Charles) uiteen zou kunnen zetten. Daarom ging ze met enkele andere vrouwen naar het toilet en liet zich door de w.c.juffrouw voor een mark naar de daarnaastgelegen bioskoop, de Roxy, brengen. Ze griende en sloeg iemand die haar aanspreken wilde met haar handtas tegen de hals; ze ging weer op zoek in de kroegen.
| |
De teruggevonden Charles
Ze vond Charles 's avonds in de Vissershut met een sergeant. Van vermoeidheid streek hij met alle vijf vingers tegelijk door zijn verwarde donkere bos haar. Hij probeerde de sergeant een kroeg te beschrijven. Semm zat zonder een woord te zeggen naast de kletsende mannen.
Toen de jonge sergeant eindelijk door een prostituée werd afgehaald, wilde Charles hem niet laten gaan. Semm voelde zich beter toen hij weg was. Ze probeerde Charles te overreden om samen met haar deze gelegenheid te verlaten. Ze zou zich al gelukkig hebben gevoeld als ze alleen maar buiten naast hem had mogen lopen of iets met hem had kunnen gaan doen maar ze was ook gelukkig dat ze hier naast hem zat hoewel ze niet wist waar ze het met de dronken man over moest hebben.
Semm wist niet hoe ze verhinderen moest dat Gitti en Kitti aan Charles tafeltje kwamen zitten. Ze behoorden tot de weinige prostituées in goede doen die de Vissershut frekwenteerden; ze droegen elegante zwarte jurken. Ze hadden een jonge bleke huid, wit, geen vlekje op het voorhoofd, in de hals of op de schouders; helblond haar dat op de schedel krachteloos vlak naar alle kanten uitwaaierde en het hoofd omgaf met een krans van vaal krullend haar. Hun bleekglanzende halzen in het kunstmatige licht. Semm zat zwijgend aan het tafeltje.
Semm leende Charles het geld dat hij nodig had om de verteringen te betalen. Ze zou graag mee zijn gegaan met Charles en de twee rijke meisjes. Maar ze vroeg niets omdat ze bang was dat ze haar niet mee wilden
| |
| |
hebben. En dus ging ze met vier prostituées naar de tweede voorstelling in het bioskooptheater Kaiser.
| |
Op zoek 3
Na de voorstelling huilde ze omdat ze oververmoeid was en omdat ze de twee rijke hoertjes niet kon vergeten; dus begon ze Charles te zoeken. In de Kaiserstrasse werd ze aangesproken door iemand die er op stond dat ze wat met hem dronk, een glas bessensap, omdat ze Charles niet kon vinden, liep toen echter meteen weer weg en vond Charles kaalgeplukt in een bierlokaal in de Münchenerstrasse. Ze hadden hem beroofd van zijn geld en al z'n bezittingen.
| |
Hoogtepunt
Semm was woedend en smeet de kroegbaas, die ze voor de beroving verantwoordelijk hield, het geld dat hij als losprijs voor Charles eiste in z'n gezicht; ze nam Charles, die nogal beschonken was, mee. Naast Charles liep ze door de Kaiserstrasse. Daar had ze de hele dag op gewacht. Bij het plantsoen, aan de Gallus, vonden ze een amerikaanse personenwagen die niet op slot was; ze gingen er in zitten. Ze verlangde naar haar werk en had geen idee waar ze het nu over moest hebben, hoewel ze toch ‘gelukkig’ was dat ze Charles nu niet meer hoefde te zoeken. Ze had buikpijn. Ze greep Charles' hand beet, wilde iets zeggen, maar durfde dat niet. Charles knoopte haar jurk open en meteen werd ze weer gespannen; ze probeerde hem af te weren wat haar echter niet lukte. Ze bood geen weerstand aan Charles want ze wilde 't niet verkeerd doen. Naakt, met haar ogen dicht, lag ze op de achterbank van de auto te wachten. Maar Charles maakte haar alleen maar nat en bleef vervolgens tegen haar aan genesteld liggen.
Ze kreeg kippevel maar durfde haar kleren niet onder Charles' grote lichaam uit te trekken. Ze hield haar ogen dicht, voelde zich gelukkig dat hij naast haar lag maar had het koud. Later bedacht ze dat zijn permit om drie uur 's nachts afliep.
| |
Eind van de dag
Ze kleedde zich in de nauwe auto aan en holde naar huis om geld te halen. Ze bracht Charles in een taxi naar z'n camp, buiten de stad. Charles die geslapen heeft in de taxi, loopt op de wachtpost af bij de ingang. Semm ziet nog hoe hij met de M.P. staat te praten als de taxi al weer wegrijdt en ze door het achterraampje naar Charles kijkt. Zo is de dag nog betrekkelijk gelukkig verlopen.
| |
3. Een relatie zonder man
Tanja M., woonachtig in de Weserstrasse, hield van haar eerste aborteur. Ze hield niet, zoals de regel is, van de eerste man die haar verleidde maar van diegene die de gevolgen van deze eerste relatie uit de wereld hielp: Dr. v.H. Dr. v.H. was bang dat er iets uit zou lekken door onvoorzichtigheid van haar kant. Hij verbood haar op zijn spreekuur te komen. Desondanks zat zij in z'n wachtkamer. Zij spioneerde in z'n woning. De dokter liet haar door zijn assistente verwijderen.
Tanja's eerste minnaar (tot haar drieëntwintigste had ze met dit experiment gewacht) was de jonge P. Later bracht ze (toen hij gekalmeerd was) omdat alles zo ellendig was niet eens meer de ‘energie’ op, bijtijds op te
| |
| |
staan om zich te wassen. P. was toen nog alleen in zoverre van belang dat hij haar tenslotte in kontakt bracht met Dr. v.H.
Dat ze van de weinig volmaakte relatie met P. een kind zou overhouden, schrikte Tanja af. Later begreep ze niet wat er eigenlijk zo erg aan zou zijn omdat je het kind tenslotte weer kon laten wegmaken. Op zich hield ze eigenlijk wel van periodes met een verminderde lichamelijke konditie omdat ze niet kon uitstaan dat haar gezondheid haar algehele gemoedstoestand overschaduwde. Ze bracht een bezoek aan verschillende vrouwen van wie geen enkele echter haar vertrouwen inboezemde. Ze vertrouwde erop dat ze de juiste raadsman nog niet gevonden had en bleef naar iemand zoeken die haar raad kon geven of haar zou helpen. Ze belde onder andere Dr. v.H. op. Deze zei haar, waar ze op hem moest wachten. Ze stond 's middags om vijf uur in de door hem aangegeven straat te wachten en zag toen zijn auto aan komen rijden. Nadat deze zaak was afgehandeld bleef ze nog enige tijd bij hem onder behandeling. Later ontdekte de arts dat zij instrumenten van zijn behandeltafel had meegenomen. Hij verbood haar nog ooit zijn spreekuurte bezoeken. Tanja laat niet van hem af.
De doktersassistente bracht haar naar de buitendeur. De assistente hield de arm van het meisje in een stevige greep, duwde tegen haar bovenarm en schoof het meisje zo tot aan de deur. De assistente schudde haar weelderige blonde haar dat haar tot op de schouders viel, wat echter in een artsenpraktijk alleen maar een bacillennest is. Zij duwde het meisje voor zich uit. ‘Weest u nou verstandig’ zei ze ‘ik kan ook de politie erbij halen, als u niet verstandig bent.’ Het meisje liep door de verregende stad, te ongedurig om op een van de trams te wachten die haar voorbijreden. In de woning waar ze voorlopig onderdak gevonden had, stond de eigenaar al op haar te wachten. Ze moest ‘ontbijt en avondeten’ voor hem klaarmaken in ruil waarvoor hij haar in zijn woning liet wonen. Hij hielp haar in de keuken.
Zij liet zich door hem omhelzen, om daar tenminste van af te zijn, en maakte zijn eten klaar. De eigenaar van de woning was een zakenman, die zeer onregelmatig werkte en zij wist niet hoe lang zij dit onderkomen nog kon behouden als hij bijna voortdurend thuis bleef. Ze zette het eten voor hem op tafel en verliet het huis. Ze bleef in de stad waar ze vergeefs probeerde de regen te ontlopen; tegen tienen kwam ze drijfnat thuis. De zakenman die in bad was geweest, kwam in een witte pyama bij haar op bed zitten en probeerde haar te versieren. Ze paaide hem met loze beloften en kreeg hem tenslotte zover dat hij weer naar kamer terugging. |
Eén kusje geef je me.
Eén lekker kusje krijg ik van je. |
|
Wees 's een beetje aardig tegen me. |
|
Doe toch niet zo stijf.
Ik vind je zo lief. |
| |
| |
Zij wilde niemand, behalve de arts die het kind had weggemaakt. Dat kwam zo: zij wachtte de hele namiddag op straat zoals Dr. v.H. haar door de telefoon had geïnstrueerd. Zij stond te rillen in de natte sneeuw. Vervolgens zag ze hem aan komen rijden in zijn auto. Thuis bracht hij haar onder narkose met Evipan en haalde het kind weg. Toen ze ontwaakte uit de verdoving, was ze nog in zijn huis, volledig ‘gered’, hij zat nog vlak bij haar.
Sindsdien was ze zijn huis nog enkele malen binnengedrongen en was daar gebleven tot hij thuis kwam en haar in haar schuilhoeken aantrof. Nog enige tijd was ze bij hem onder behandeling gebleven. Hij miste instrumenten die zij van zijn behandeltafel had gestolen en verbood haar vervolgens nog één stap in zijn woning of praktijk te zetten. Zij gehoorzaamde niet maar werd door de blonde assistente de deur uitgewerkt.
Met P. die de schuld had van haar situatie, waar hij echter niet zwaar aan tilde, had ze 't meteen, toen het kind eenmaal weg was, uitgemaakt. Zij dacht aan hem terug als: een lichtzinnig typ.
De dagen toen zeker was dat ze een kind kreeg. Ze holde van de ene vrouw die men haar had aangeraden naar de andere maar geen van hen boezemde haar vertrouwen in. Ze verkeerde in een paniektoestand die het kind beschermde. Deze toestand kreëerde een skala van mogelijkheden.
Bij de dokter kwam ze terecht door toedoen van Willi Fitzlaff, die ze in vertrouwen had genomen en die haar aanraadde zich te laten aborteren maar haar dat tegelijkertijd ook afraadde. Samen met deze man die nergens toe kon besluiten en geen enkel bindend advies wilde geven, kwam ze tot een besluit. Zij belde de arts die haar toen naar de Rheinstrasse liet komen, waar zij bleef staan wachten tot hij haar om vijf uur met de auto kwam ophalen. Het was haar eerste werkelijke ervaring met een man. Zij kon ‘genieten’, niet lijden. Het was even absurd als iemand die met smaak een appel eet terwijl zijn voeten afvriezen. Ook de van boerse terminologie voorziene menukaarten in de dure, grote hotel-restaurants waar ze haar huisbezitters naar moest vergezellen, waren absurd. Alles was absurd zonder de arts die het kind weggemaakt had. Hij had haar geholpen. Zij zou deze man overhoop willen schieten en ze zou zijn vrouw willen worden. Ondertussen stompt ze af, omdat niemand op de zakenman na, die echter vaak thuis is, zich om haar bekommert en zij zich al evenmin om iemand bekommert, behalve wanneer het om deze ene man zou gaan die haar een keer geholpen heeft met een voor haar zeer belangrijke aangelegenheid, maar wat ze ook in die richting uitbroedt, het is allemaal hopeloos.
Uit: Lernprozesse mit tödlichem Ausgang (1973), pp.
|
|