wereldreiziger, die er tijdens zijn korte leven in slaagde drie werelddelen te bezoeken, liet kaarten en stadsbeelden na die in vele gevallen de enige getuigenis vormen voor het bestaan van steden in Kleinazië en India die er allang niet meer zijn. Alles wat hij maakte werd gekenmerkt door een buitengewone helderheid, intelligentie en een nauwgezetheid die een volstrekt ongebruikelijke, verlichte geest doen vermoeden. In de rechter benedenhoek van zijn gravures vindt men altijd lengte- en breedtegraad aangegeven en bovendien een preciese opgave van het punt van waaruit de plaats is bekeken.
Zimmel kwam op de thuisreis vanuit Kleinazië in 1743 door Thorn. In zijn grote ‘Beshreybung und vollstaendige Bericht einer Reyse in Asio Minor, India und...’, vijftien jaar later uitgegeven, vind ik zonder enige moeite de grote gravure van Thorn.
Bijna alles is veranderd. De burcht op de rots is verdwenen, vervangen door een zwaar en vreemd bastion helemaal aan de linkerzijde, de stadsmuren vormen nu pittoreske ruïnes en de bebouwing is er al heel lang geleden in geslaagd buiten de stadsmuren te treden. De stad heeft een strikt geometrisch karakter aangenomen, ze ligt daar in een helderder licht dan op een van de eerdere beelden en lijkt nu nog het meest op een Hollandse stad.
Voor de laatste keer nader ik met de loupe het gewemel onder aan de heuvel. Het privé-paleis is nu verdwenen en kan niet langer iets verbergen. Maar er staat ook geen gebouw achter - nu begint de vlakte hier, bij het slot. Bepaalde bomen zijn duidelijk aangegeven, op de gravure zijn ze kleiner dan de punt van een naald. Ook van de twee aangrenzende gebouwen is geen spoor te vinden.
Ik overweeg de mogelijkheid dat Zimmels kaart vanuit een heel andere kant is gezien en ik onderzoek de ligging van de kerken. De wind komt nu weer uit het westen, alsof er tijdens al deze eeuwen slechts twee winden door Thorn hebben gewaaid.
Maar het gezichtspunt van de kaart wijkt niet van de eerdere af en als het huis er nog geweest was zou het duidelijk zichtbaar moeten zijn. Hier verdwijnt het spoor dus voor altijd. Het lost op in een verleden of een toekomst die, hoe men haar wendt of keert, nooit meer teruggewonnen kan worden.
Verstrooid begin ik nu de grote gravure in zijn geheel te bekijken en geniet van haar details die zelfs afgelegen boerderijen ver op de vlakte duidelijk zichtbaar maken.
Op een afstand van twee of drie kilometer van de stad, ofwel een volle handlengte op de gravure, ligt een andere heuvel, even hoog en vrijwel gelijk van vorm aan die waarop de stad ligt. Daar is ook, onduidelijk, een huis met drie verdiepingen te zien, een deur op de zolderverdieping en bovendien een hijsbalk bestemd om goederen mee op te hijsen. Het huis, dat een spits dak heeft, is ondanks zijn geringe afmetingen met liefdevolle aandacht weergegeven. Van de ene gevel waait, op een staak gemonteerd, triomfantelijk, een windvaan die heel duidelijk de vorm van een vogel heeft. De kunstenaar heeft haar afmetingen duidelijk overdreven om haar alle recht te kunnen doen wedervaren. Zij wijst heel duidelijk op westenwind. De hele gravure wordt beheerst door een lenteachtige, glasheldere en harmonieuze stemming.
Dit gebouw lijkt als twee druppels water op dat uit 1503. Te veronderstellen dat het hetzelfde gebouw zou kunnen zijn is evenwel absurd. Dat veronderstelt dat de stad zich in haar geheel drie of vier kilometer naar het westen verplaatst zou hebben zonder op de oude plek iets anders achter te laten dan juist dit huis. Dat is een dwaze veronderstelling.
Hier zou je tegen in kunnen brengen dat de stadsbeschrijving uit 1503 behept was met een fout