Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1979 (nrs. 9-12)(1979)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] [1979/11] • J. Bernlef • Ik zal sterven als ik het weet 1 Het verlangen wordt soms zo groot dat het vorm aanneemt de vorm van een zin die nog niet bestaat alleen maar betrapt hoeft te worden in de lege kamer hij hangt in de lucht ligt al in de mond voor op de lippen het verlangen is groot maar meestal is de wereld nog groter 2 Soms is het een steen soms is het een appel vandaag een servet dat bevriest in zijn wit in de bedrieglijke kamer leeg als het idee over wat leeg is (zou moeten zijn) maar waar altijd leven is: een stille vingertip op trillende lippen [pagina 8] [p. 8] 3 Kun je je iets zwarters voorstellen dan wit, iets nog witters dan deze zwarte stip wie iets vernietigt houdt altijd iets over een begin van iets anders verlangen: de zucht tot verandering vult on- de kamer 4 De kamer helemaal zwart maken zodat je niets meer kunt zien dan begint het pas goed bij het licht van je eigen verlangen groetje lip- lezend als een kip zonder kop het ideaal van het lege ei of dat van de afwezige dop [pagina 9] [p. 9] 5 Dit snakken naar een schaduwloos bestaan doet alle lust vergaan ontleedt de dans in passen raakt niemand aan, is panisch handenwassen moge ze vuil worden moge ze graaien in de aarde moge ze jou te pakken krijgen 6 De geur van uitgebloeid gras het luchtig zweven van het zaad is wit noch zwart maar herinnerd, ingekort in zinnen ingedikt tot wat hier staat: de zin in de vorm van een zin en daarom alleen hier vruchtbaar beeld [pagina 10] [p. 10] 7 Dat is wat verlangen klaarmaakt niet een betere wereld maar zoals hij is (zie onder gras, zie onder zaad) en doorgaat buiten de perken waar de appel ligt te wachten op de hand die aandachtig en stil luisterend in het klok- huis kruipt 8 Halverwege, dat is het beeld tussen appel en hand steeds scherper geschild steeds leger gemaakt sneeuw vult de regels blindeert stil de grenzen zo danst verlangen halverwege en vrij als een slinger verijlend verschil [pagina 11] [p. 11] 9 Halverwege en vrij halverwege niet vrij dat is de beweging die de appel naar de hand slingert de hand in de richting van de appel nergens een scherp focus klaagt de bril en raakt van onthutsing beslagen 10 Het is niet anders d.w.z. het is en het is ook anders het is een kamer die zichzelf verbouwt zijn eigen sloper is pas als de mond de grond raakt zijn zij tenslotte even groot. [pagina 12] [p. 12] [pagina 13] [p. 13] • J. Bernlef • Wonen aan zee ik wacht opdat er niets gebeurt dan eb en vloed het slijten van de rots waarop de toren staat - mijn funktie is voorkomen de beste wachter hij die aan het slot kan zeggen: ik heb gewacht - dus niets gebeurd [pagina 14] [p. 14] 1 Lichthuis, het baken op het dak verlaten door de wachter en diens vrouw (vuurtorens worden tegenwoordig per computer bestuurd) het houten gebouw, eens vuurrood, maar grauwer nu nasmeulend op de top van de rots omkranst met meeuwennesten 's Nachts hoorde hij ze bonzen tegen het glas dode meeuwen, dode zeelui vond hij 's morgens in het gras misschien kwam het daardoor of omdat zijn vrouw achter het wasgoed in de mist verdween dat hij aan het vogelhuis begon: exacte replica, kompleet met veranda, even rood In de hoop op de komst van een huiselijker vogel dan die eeuwige meeuwen met hun geschreeuw een kakatoe of tamme kraai (hun schip vergaan) het mooiste uiteraard een papegaai met wie hij spreken zou nu zijn vrouw was uitgepraat maar niemand kwam - het zelfgemaakte vogelhuis bleef leeg Mist en sneeuw en in de lente in de verte voorbijtrekkende ijsbergen, fonkelend en schommelend in een bed van schuim of knallend kalvend in de nacht als zij daar lagen naast elkaar ieder verlangend naar een vriend voor wie eten klaar stond, hun deur altijd aan Alleen de huizen bleven staan het grote naast het kleine seinend in de nacht (de kustwacht sloot in een frivole bui ook het vogelhuis op de computer aan) seinend: kijk uit - vaar weg - blijf bij dit licht vandaan. [pagina 15] [p. 15] 2 Hij richt een lamp op zee een zaklantaren van uitzonderlijk formaat draait op de golven rond het grijze weerschip kraakt zwaar weer op komst hij op zijn eentje op de kaap radio aan speelt schaak tegen zichzelf zwaar weer Meeuwen kantelen af en aan er wordt goddank geen daad gesteld het gaat zijn gang: een paardesprong brengt hem aan tafel in vervoering niet kwaad buiten woedt het winterweer als een kinkhoorn raakt hij steeds verder in zichzelf gedraaid Even later een waarnemer (als die er was) wat zou hij zien niets dan een lege toren op een kaap de meeuwen en het spattend schuim een zwaaiend zoeklicht iedere tien sekonden en binnenin op de gelakte tafel de sprong van het verdwenen paard. [pagina 16] [p. 16] 3 Een sloep langszij 't balkon gebonden: zo staat het huis erbij In alle vensterbanken plantenbakken voor ieder raam de zee Op poten (stelten eerder) troont het met een lichtbak midden in de baai Een schipper knikt dit is het dit wat een mens doet binnenvaren Standvastigheid: een tafel vier stoelen, een staande klok in wankel evenwicht In weer en wind gebonden aan wetten van zilte huiselijkheid Net nog te pruimen op vlottend grondsop geborgen maar met een sloep langszij. [pagina 17] [p. 17] 4 Wiens bed aan zee staat huist al half in water Zijn interieur niet ingericht met oog op later maar Om de loopplank van de vloer alleen als drempel te gebruiken De tafel leeg de stoel uitsluitend als springplank om vanaf te duiken Zo kan dit huis getimmerd op een klip in een oogwenk worden omgebouwd tot schip. Vorige Volgende