Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1979 (nrs. 9-12)
(1979)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||
Koba Swart •
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||
dat vaak mis. Veel van wat je doet gebeurt om iets anders niet te hoeven doen. Ik zeg veiligheidshalve ‘je’. Daarom was ik ook dat beeldverhaal begonnen. Achteraf kan ik even goed zeggen dat ik een verhaal aan het maken was/ ben over schrijfbenodigdheden. Laten we aannemen dat ik de nummers van het tijdschrift - Romance, ik weet niet eens of het nog bestaat - ergens tussen de rotzooi vond (uit een of andere kast of kist te voorschijn gekomen toen ik ging verhuizen, de reden daarvoor is te pijnlijk om te noemen, te onpersoonlijk ook om er over te kunnen vertellen...). Of, eenvoudiger, ik nam ze bij m'n moeder mee, die de stapel bij de vuilnisbak wilde zetten. Misschien omdat de naam mij bekend voorkwam, las ik in éen van de nummers (de kruiswoordpuzzel was ingevuld, niet door mij, met potlood én balpen, dus waarschijnlijk door twee personen, de oplossing stond er boven geschreven: Ik wilde naar de bergtop sturen en dan fijn in de verte turen Door haarspeldbochten ging het lekker Mijn arm was als een kurketrekker) het smartelijke maar vooral bemoedigende relaas van Petra Krause: Het meisje van de vierde étage. Het is niet zo eenvoudig om Petra Krause te begrijpen. (Ik begon bij het overschrijven de naam al gauw te neutraliseren tot P.K.) Ze was niet ongelukkig. Ze kende geen armoe. Ze had zelfs (!) geen liefdesverdriet. Toch wilde ze niet meer blijven leven. Op een avond in februari zette Petra de wekker. De volgende morgen - om zes uur precies -sprong zij uit het raam. Ze overleefde de val. Nu - drie jaar later - is zij de meest geliefde TV-omroepster van Duitsland. Maar weinig kijkers weten dat Petra verlamd is. Zij zit voor de camera in een rolstoel. Dit is haar verhaal. Zo en niet anders hoort een spectatoriaal geschrift van nu te beginnen. Ik scheurde de met foto's van een lachende duitse blondine verluchte ‘reportage’ uit, misschien in de eerste plaats geprikkeld door de moralistische naiviteit waarin het verhaal was getoonzet: ‘Men leest niet graag en vaak over zelfmoordpogingen, omdat het aan die kant van het leven ligt, waar belangstelling niet meer past. (Deze zin heb ik zeker vier keer herlezen.) De geschiedenis van P.K. is anders, want het gaat eerder om haar moed een verloren leven aan te pakken dan over die dwaze sprong uit het venster.’ De ironie wilde, dat naast het verhaal een getekend plaatje stond met op de voorgrond een alerte typiste (alles aan haar spits, zoals het woord al aangeeft) en op de achtergrond een gewichtig uitziende oudere heer die een vel papier leest (alles rond), waarbij als tekst: de vrouw in haar werk voelt zich fijn bij P.K. Ik voelde me beroerd zonder precies te weten waardoor. Voor mij diende het verslag te eindigen bij de sprong uit het verhaal en een val die onbegrijpelijk had moeten blijven. Het perverse er aan was, dat het gebeuren werd teruggedraaid, een ware levitatie: ‘...hoe ze ook zocht en dacht, het bleef leeg in haar leven (was het hier maar bij gebleven als weergave van wat er na haar mislukte sprong resteerde). Ze miste iets dat belangrijker is dan de liefde, namelijk het simpele weten van het waarom. Ze kwam in aanraking met mensen uit de theaterwereld, die bijzonder gevoelig zijn en hun gevoelens gemakkelijk op andere mensen kunnen overbrengen. Voor mensen, die nog gevoeliger zijn is dat moordend.’ Dat? | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||
Het meisje dat 's nachts om één uur thuiskwam, na in gezelschap ‘De jongste dag’ van Odor (Odol?) von Horvath te hebben gezien, de wekker op zes uur zette, insliep, en nadat ze wakker geworden was een bad nam, zich aankleedde en uit het raam sprong, is iemand - over die persoon wilde ik schrijven -, de P.K. die een jaar later in een rolstoel voor de camera zit is een toonbeeld: Een meisje dat twee maal in haar leven een sprong heeft gemaakt: eenmaal naar de onafwendbare zekerheid van het einde en eenmaal naar een nieuw begin. Wat voorafging. ‘Een vrouw die zich een episode uit haar leven probeert te herinneren maar zich, bewust hoezeer ze steeds door herinneringen bedrogen wordt, wil dokumenteren met beelden zoals zij er indertijd uitzag’. 1964: een grijs scherm, enkele onbetekenende vegen (feiten) brengen er geen tekening in. Wat ik in de nummers van Romance bij het doorbladeren zag stond mij duidelijker voor de geest dan persoonlijke herinneringen, alsof die door allerlei lagen bedekt waren - beeldlagen. Waarom kon ik mij de spitse nagels van de typiste beter herinneren dan de toenmalige voorstellingen die ik over mijn toekomstig beroep gehad moet hebben? In die mist dook de term palimpsest op, teken van mijn woordenschat, tevens teken van mijn onwil om mij op/ door/ naar herinneringen te laten drijven. Ik wilde het niet over P.K. hebben maar over iemand die ik op een bepaalde datum geweest moet zijn - ik nam de uitgescheurde pagina's en legde ze terug in het nummer waar ik ze uit had gehaald: November 1964 -, ik moest het over P.K. én over mijzelf hebben (om een derde persoon voor te kunnen stellen) en dit nummer vormde mijn bewijsmateriaal. Bewijsmateriaal waarvoor? Dat er, als ik goed zou kijken, door de beelden, slagzinnen en verhalen heen, resten van persoonlijke ervaringen te vinden moesten zijn. Wie weet, want evengoed had ik kunnen stellen: dat er, misschien als ik wat minder goed, verstrooider naar de beelden, slagzinnen en verhalen keek, in mijn persoonlijke voorstellingen de sporen zichtbaar zouden worden van de illustraties die er aan ten grondslag lagen. Ai.
Een ontsnappingsclausule (voor de verplichtingen die dergelijke zinnen opleggen) meende ik (even) in deze formuleringen te kunnen vinden: Kappen we alle bijgedachten af en laten we onze herinneringen voor wat ze zijn (ondermijnende activiteiten). De feiten moeten voor zichzelf spreken (datum 14 jaar geleden: nov. 1964 - ik had dit willen veranderen in 1961, en dan sec het krantenbericht overnemen: Gisteren heeft een 21-jarig meisje uit München zich van het leven trachten te beroven door uit het raam van haar kamer op de vierde etage te springen. Na aankomst in het ziekenhuis bleek, dat zij zwaargewond was, maar dat niet voor haar leven behoefde te worden gevreesd; ik had zin om enkele vraagtekens bij het bericht te plaatsen, niet alleen bij het laatste woord). De fietsen achterhalen de waarheid. Ook vergissingen zijn feiten. Een wanhoopsdaad bevestigt ons idee over de wereld of een part er van. Voor mijn part kan ze gestolen worden. Eveneens een feit is dezelfde daad uit hoop. Het dragen van een hoed was in 1964 nog een eenvoudige daad van bevestiging, als barmhartigheid even gevoelig is voor de geest (het weer) van de tijd als mode. (Opm. als ik over het verleden droom zie ik mensen altijd in de kleren van nu en niet in die van toen.) Feiten dus: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||
zwart op wit. Het scheurpapier bleek een wespennest. Had ik het verslag over het onbegonnen werk maar aldus samengevat. Maar zo eenvoudig is het niet om P.K. te begrijpen. Het donker omhult de dagen van november met een deken van behaaglijkheid. Dit is de tijd van het voorspel... Om me niet te laten opzuigen door de (ongetwijfeld aangename of aangenaam geworden) herinneringen die deze halve zin bij mij wakker riep (Amsterdam najaar '64, het ouderlijk huis uit, eerstejaars in een tijd dat studentenleven nog gezellig mocht heten - in mijn tijdschrift zie ik, dat er Setter Set nylons op de markt gebracht werden in opwindende nieuwe Rosella kleuren, speciaal voor de tieners en de jonge werkende vrouw, en dat ik in die maand de keuze heb gehad uit de volgende films: Het Bezoek - Gisteren, vandaag en morgen - America, America - Mensen van Morgen - Hij, zij en de derde - De Tijgerkat - Man van Rio) stelde ik mij een bladspiegel voor waarop het hele nummer in één oogopslag te voorschijn getoverd zou worden. Het bleek een aardige vorm van tijdpassering daaraan te denken.
In elk geval ontsnapte ik daarmee aan een moeilijkheid die ontstond toen ik mij afvroeg: wat doe ik met zinnen als deze
Toch heb ik ze gelezen en elk woord begrepen. Kan één zin begrijpelijk en tegelijk volstrekt onbegrijpelijk zijn? Kan een zin onbegrijpelijk zijn en toch jarenlang doorzeuren als een ontstoken kies? Elke vergelijking is een nieuwe dwarsstraat. Veel is te wijten aan de metaforiek. Is ook een parabel niet een parabool? En is een symbool niet een ander woord voor simpel? Hoe het ook zij, ik nam mij voor mij alleen te houden aan de opper- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||
vlakte (al het andere is ‘iets anders’).
Ik had, zoals gezegd, het PK-blijspel in zijn natuurlijke omgeving teruggeplant en begon, met het voornemen om het betreffende nummer als enige medium te gebruiken, te lezen en aan te strepen. Er bleek een fout gemaakt: op de plaats waar ik meende de bladzijden te hebben ontvreemd, had niet het PK-verhaal gestaan maar De Val, een verhaal van Howard Bloomfield (Het Boek in uw Blad); mijn geval was echter afkomstig uit het mei-nummer. Daar verdween als sneeuw voor de zon de ‘deken van behaaglijkheid’ en had ik opeens te maken met Vakantie in Italië, Ik ben voor alles een vrouw (Sophia Loren), The Beatles, de Winkelwei van Mei, en een zonnig Egypte als exotisch decor voor de Nederlandse Strandmode - schoonmaaktijd in plaats van tijd van het voorspel. De keus was nu: óf smokkelen met materiaal, happen uit november en mei gebruiken alsof ze uit één nummer afkomstig waren, óf mij aan mijn eigen spelregels houden en de knipsels van november wegdoen. Wat een bezorgdheid om de autenticiteit van een paar zinnen (hun gedateerdheid, hun nestgeur) niet door valsheid in geschrifte te bederven, hoe voordelig dat ook was; en wat een zelfbedrog vervolgens wanneer ik mij aan willekeurige spelregels hield alsof het om een veristisch genrestukje ging, dit ondanks de volstrekt tegengestelde intentie: het opsporen van beeldcontaminaties. Mij heeft een piperken. Wat? Ach, het enige waar het om ging was dat, als ik november 1964 zei en iemand zou - al was het maar bij toeval - merken dat daarvoor voorbeelden uit een mei-nummer gebruikt waren, elk woord onbetrouwbaar zou worden. Natuurlijk zou niemand het merken, het was evenwel voldoende te weten dat ik zelf als lezer zoiets (niet toevallig) wel zou nakijken; elk woord zou daarom voor mijzelf onbetrouwbaar worden. Was het dat al niet? Ja en nee. Vooral ja.
Ik had in klad een opzet gemaakt voor een tekstfragment dat zeker in het plakwerk zou moeten figureren: ‘Ja, ik was toen 17, wat is dat mooi in je herinnering - er was niets moois aan - ik wie was ik wie ik was zie ik (vandaag, later toegevoegd) vaag doorschemeren als ik me spiegel in het tijdschrift dat op de glazen tafel lag, (het medium, toegevoegd) van mijn moeder die jong wilde zijn (blijven) en bij de tijd - hier vind ik niet de droombeelden terug, niet de wensbeelden van een 17-jarige, maar de spiegelingen van een wereld die onvermijdelijk, alomtegenwoordig en daarom onweerstaanbaar leek - als ik er op tuur ontwaar ik glimpen van een o.v.t.-ik, als ik mezelf terugzie bespeur ik een contaminatie (erboven een vervangend woord: marasma/ moeras) van beelden (nee geen denkbeelden, toegevoegd)- kan een gedachte een schaduw hebben? - ja ik..’Ga naar voetnoot* Dit had door kunnen gaan, dat was althans de bedoeling, de twee laatste woorden waren evenwel aanleiding om in de kantlijn aan te tekenen: ik vervangen door zij, mijn = haar. Patchwork zou het worden, maar het begon al met een toneelstukje. Waar was ik mee bezig? Ik stelde mij 5 bladzijden voor (Vijf dagen uit het leven van een stenotypiste, weer zo'n truc om huiswerk uit te stellen), waarop achtereenvolgens door verschui- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||
vingen van telkens dezelfde of soortgelijke elementen (ingrediënten) iets zichtbaar zou worden dat op de bladen afzonderlijk niet aanwijsbaar aanwezig was. Op het eerste vel zou ik herinneringen (aan de tijd van 1964) aangeven met tekens (trefwoorden, titels, ook namen die typerend zijn voor die tijd - zoals in het nov. nr. Romance interviewt eigen generatie: Prof. Dr. Arnold Heertje, ‘...weg met de baasjes’; Berend Boudewijn, jongste onder de toneeldirecteuren; Mariette van Wijk, jongste concertpianiste). Een mengsel dus van tijdsignalen, ontleend aan Romance, en persoonlijke noten. In het midden zou het ‘ja ik’-fragment staan, naar de randen toe stukken tekst uit het tijdschrift die, omdat ze op 'n willekeurige plaats zouden zijn afgeknipt, slechts gedeeltelijk of helemaal niet te lezen zouden zijn, evenwel voldoende om suggesties voor meer te geven. Een diffuse pagina dus met vrij veel witte vlekken. (Zijdelings speelde ik met het idee om de opzet van het knip- en plakwerk uit te breiden tot de inventarisatie van een héél jaar: reconstructie van het jaar 64, of liever van een jaar dat niet besmet zou zijn door eigen herinneringen, bvb. 1947: het begin van de kou.) Op de volgende bladen zou steeds meer te zien zijn - alsof het oogpunt op steeds grotere afstand kwam te liggen. De randteksten schoven naar het midden op zodat ze konden worden uitgebreid. Voorbeeld van een afgeknipte randtekst van blz. 1: Een straatarm, lelijk meisje uit Dit fragment kon inderdaad naar links opschuiven zodat het weggevallen deel zichtbaar werd. Ook kon het vervangen worden dooreen ander snapshot uit hetzelfde verhaal - een rolprent dus. Op elk volgend blad meer vertelstof, maar ook meer toevoegingen, kommentaren, doorhalingen, verbasteringen, en meer verzinsels. Naar het midden toe schoven de zinnen en woordgroepen steeds meer in en over elkaar. Tot op blad 5 een gelaagde (gelaagde? - alleen de oppervlakte zou immers te zien zijn), verfrommelde compacte tekstmassa ontstaan zou zijn, een schier onontwarbare wriemelende lettermassa (het hele tijdschriftnummer inéén) - een ‘zwarte bladzijde’ in het leven van Clarissa S. (een vrouw die aan palilalie lijdt). Zodat er weer een ingevuld verhaal dreigde te ontstaan.
(Je hebt moeders, overkokend van plannen en fantasieën, een bodempje overgebleven leven. Ze hebben zelf niet kunnen kiezen, maar wat ze in hun vingers krijgen wringen ze uit. Hun machtswellust is des te vernietigender naarmate ze meer surrogaat is. Permanent onderdrukte hysterie: kamerbrede uitzinnigheid. Wat je voorgespiegeld krijgt is harmonie vóór, zelfbeheersing na, kortom: kramp. Levenslang voorspel. Levenslang provincie. Deze moeders zijn levensgevaarlijk, ze trillen van energie, ze smeken om vergoedingen voor hun vasten- en onthoudingsdagen. Wat ze in handen krijgen, dient het beste van het beste te zijn - het is im- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||
mers hun eigen vlees en bloed. Alles vernieuwt hun wensen, bevredigt ze echter nooit. De wereld van deze moeders bestaat uit zetstukken. Alleen in deze beelden houden ze van ons, ja meer dan van zichzelf, in deze beelden liefkozen ze hun eigen andere leven.)
Ik zag van deze volgorde af omdat ze teveel een invuloefening dreigde te worden. Het was te zeer een constructie achteraf. Er moesten meer kunstgrepen worden toegepast dan me lief was. En misschien was het ook te zeer bij voorbaat gekleurd door de blik van nu. Daarom besloot ik een ‘objectievere’ variant te beproeven, door de volgorde min of meer om te keren: te beginnen met een dichte compacte vormeloze massa en die stap voor stap doorzichtig maken zodat essenties er uit gezeefd werden. Zo gezegd. Zo zou het gedaan worden: Het mocht geen allegaartje worden, derhalve was het zaak met overleg fragmenten uit te zoeken en die in smalle kolommen uit te tikken, in vijfvoud omdat ze in elk volgend tableau opnieuw, zij het op een andere manier, gebruikt zouden worden. At rondom zou ik de tiksels (ai, ik tikte eerst testikels) over elkaar schuiven en langs de randen afknippen. Het moest toevallig lijken, maar zou alleen aan mijn plan voldoen wanneer ik de ‘knipsels’ zorgvuldig arrangeerde, bij het overtikken al (zonder dit woord betekent het overblijfsel niets, met dat woord er bij is het te demonstratief), maar vooral bij het overlappen (dit soort tekst geeft een verrassend contrast als ik het tegen dat andere aan schuif). Appliceren, dat was ik aan het doen. Ik was nog altijd niet bezig. Op de volgende bladen zouden er verschuivingen optreden. De begintekst (Ik ja) raakte steeds meer overdekt, en verschoof allengs naar de marge. Stukken verdwenen eenvoudig. Het verhaal van PK werd uitgebreid en kwam meer in het middelpunt te staan. Van sommige tekstgedeelten bleven slechts enkele woorden of letters over. Er moest licht in de tekst komen, ‘alsof de zon het wolkendek uiteen dreef’. Het persoonlijke zou er doorheen schemeren, door middel van onderstrepingen, toevoegingen, herkenningswoorden, commentaar. Dit zouden a.h.w. openingen zijn in een afbladderende korst van onpersoonlijke verhalen. Een pel-variant zogezegd. Minder gewild dan de opvul-versie, en wat mij betreft meer een waagstuk. Belangrijk voor deze volgorde zouden de regels zijn waarmee het blad zichzelf (in het nov. nr.!) presenteerde: Welke vrouw leest Romance? De jonge vrouw die zich thuis voelt in het theater, maar ook houdt van een avondje lezen bij de haard. Voor haar zijn niet alle schrijvers blijvers, want ze is uiterst critisch. Ook in de keuze van haar blad. Noem haar gerust een tikkeltje verwend: ze laat zich graag verwennen. Met iets goeds. Deze vrouw leest romance, het symbool van goede smaak. Zij weet haar stijl van leven te combineren met stijl van lezen. Een romance tussen haar en de producten van een internationale markt begint gemakkelijk op een van de volgende bladzijden en heeft bij deze vrouw goede kans uit te groeien tot een liefde voor het leven.’ Voor de hier genoemde elementen zouden voorbeelden te geven zijn: theater - haard, selecte schrijvers, verwennen, vooral de goede = eigen smaak, stijl van leven - stijl van lezen, de romance met de internationale handelsproducten, liefde voor het leven (P.K.). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||
Het zou onvermijdelijk een portret worden (‘zelfportret als legkaart’). Langzamerhand kreeg ik het gevoel dat ik alle zinnen zelf geschreven had, zelf die slagzinnen bedacht en de reportages en verhalen verzonnen.
(Een portret van mijn moeder. Vrouwen schrijven graag een portret van hun moeder omdat ze het dan over zichzelf kunnen hebben - zoals ze denken dat zij niet zijn - zonder rechtstreeks over zichzelf te hoeven praten. Projectie in de vorm van retrospectie. Ik heb een wolk van een moeder, ze is ouder dan ik en heeft de man afgepikt van een meisje van vijftien. Zij heeft het ouderlijk huis verlaten toen haar ter ore kwam dat haar moeder maagd was. Een portret van mijn moeder zou een portret zijn van mijn grootmoeder. En als ik eerlijk over mijzelf zou schrijven, zou ik een portret geven van mijn dochter.)
Nog een derde, meer kunstzinnige variant diende zich aan: telkens op elk blad dezelfde samenstelling van ingrediënten, sommige onderdelen krimpen in of vallen uit tot er enkele onsamenhangende woorden overblijven, er treden verdichtingen op, andere delen zetten uit. Het inkrimpen en uitzetten kon corresponderen met een verplaatsing van de aandacht (op verschillende tijdstippen anders gericht), en de blik zou zich in bepaalde details vastzuigen, zich er in nestelen, zich er mee vullen, door inleving de zinnen opblazen.
Hoe langer ik met dit alles bezig was (ik zal niet zeggen hoe lang, dat zou me te veel tijd kosten), hoe meer ik er over nadacht des te groter werden de bezwaren. Het materiaal zelf hield risico's in. Het was te smakelijk. De verleiding was groot vooral reclamezinnen er uit te pikken, waardoor al gauw een moralistische bijklank zou ontstaan (vaak wordt voor collages bij voorkeur geput uit de taal van de reclamewereld, misschien onvermijdelijk wanneer die inderdaad meer dan de helft van alles wat gezegd, geschreven en vertoond wordt uitmaakt, maar wellicht ook vanwege de idee dat de verborgen verleider daarin te betrappen en aldoende het grote bedrog, de grote leugen, de machtsuitoefening allerwegen te ontmaskeren zou zijn - achter de hand een tegenkracht, een natuurkracht: de klare taal). Puistjes? Alsjeblieft niet in mijn beroep. Bent u iemand met b.b.h.h.? Hebt u weinig tijd? Houdt u van ideetjes uit grootmoeders tijd? U met uw critische man verdient een Necchi. Een wetenschappelijk wonder. Wat moest ik voorts met een kort droomverhaal van Theun de Vries (De Wonderwinkel) slechts enkele pagina's verwijderd van een valse reportage ‘over de verbitterde strijd tussen communisme en democratie, over de wrede oorlog dus (!) tussen Noord-Vietnam en Zuid-Vietnam’, waarin een amerikaanse kolonel staande aan het doodsbed van Kleine Orchidee droomt van zijn vijf kinderen die in een mooi huis wonen, niet ver van New-York (gelukkig het nov. nr.). Mijn echtheidsmanie had me parten gespeeld. Daar kwam nog eens een zucht tot volledigheid bij. Ik zag me bovendien al bezig met het telkens weer opnieuw overtikken van die schuimende levensvreugde. En kon ik wel de verleiding weerstaan om, als het over PK in haar rolstoel ging, een opmerking te maken over het in de linker benedenhoek spits toelopende vlekkeloze been dat diagonaal over driekwart van pagina 26 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||
stond uitgestald (één been: Thans Twee teenager-kousen van Jovanda/ Naadloos en toch ladderstop in boord én teen): hoeveel benen zijn er nodig om de weelde te dragen. Het werd tijd dat ik mijn opzet eens rekapituleerde. Waar ik naar zocht was niet de invloed van zulke bladen (op mij bvb., op mijn moeder); zoiets blijft altijd speculatie. Interessanter is, hoe zoiets gemaakt wordt en waarvan het zelf een uitdrukking is, een uitdrukkingsvorm (hoe cynisch en berekenend zo'n blad misschien ook in elkaar wordt gestoken). Wanneer ik Romance 1964 als een spiegel opvatte dan niet met de verwachting te zullen ontdekken waardoor ik gevormd ben (dusdanig dat ik nu reageer zoals ik doe - hoe?). Je wordt niet gevormd door dit of dat boek, film, blad of belevenis. Vormen gebeurt door het herhalen van indrukken, en wel zólang tot je ze uiteindelijk als uitdrukking (van jezelf) opvat. Het vanzelfsprekende. In Romance hoopte ik mijzelf te zien gescheiden van mezelf. Daarvoor moest ik wel eerst mijn project uitvoeren. Door alle elementen er van - elkaar aanvullend, overlappend, tegensprekend - te vermengen, zou het gemeenschappelijke er in te voorschijn komen (was mijn veronderstelling) (vooralsnog had ik nog enkel te maken met één ophitsende - geruststellende en uitnodigende - toon). Wat ik in beeld wilde brengen was niet het mechaniek van de verleiding (waarvan mijn hoofdpersoon het lijdend voorwerp zou zijn, variant 1, of het onderwerp dat het bedrog doorziet, variant 2), maar een denkwereld (wat in de derde variant het meest neutraal werd uitgewerkt). Eind goed, al goed. Maar ik zat er nog midden in, althans ik kwam er niet uit. Het gedurig overlezen van het nummer (de twee nummers) had mijn blik vertroebeld. Ik had het gevoel dat ik iets aan het verbeteren was.
Werkonderbreking: ik schrijf dit in het halfdonker, ook dat heeft met de hier vermelde ontsporing te maken. Ik wilde om te beginnen eerst eens een paar stukjes uittikken. Op dat moment begint me de burolamp te irriteren die telkens, uit eigen beweging lijkt het, maar het komt door het ontbreken van een veer die bij een vorige gelegenheid dat ik er aan zat te prutsen de ruimte in sprong, omlaag zakt. En als zo vaak ergerde ik mij aan de bruine vlek op de buitenkant van de witte plastic kap die steeds groter wordt, kennelijk door de overmatige warmte (waar ze niet op berekend is!), zoals ook de kap zelf verschrompeld is (als de lamp lang brandt wordt de kap zacht, nog langer en ze begint te smelten). Om met het werk verder te kunnen gaan was het dringend noodzakelijk de lamp te verwijderen, de burolamp op mijn slaapkamer zou veel beter geschikt zijn. Ook daar heb ik enige tijd geleden moeilijkheden mee gehad - het knopje bovenop funktioneerde niet, dat wil zeggen: nadat ik er een andere lamp in had gedraaid, de stekker uit elkaar gehaald en de fitting gedemonteerd kon ik niet anders concluderen dan dat het knopje niet meer deed wat het behoorde te doen; daarom had ik het knopje er uit gehaald en voortaan als ik de lamp nodig had de stekker in het stopcontact gestoken. Die lamp wilde ik (omdat het nog een lamp van ijzer was) boven mijn buro bevestigen. Om alles ook echt in orde te hebben zodat ik niet meer door zulke banaliteiten als een slechthangende lamp gestoord zou kunnen worden, besloot ik op een geschikte plaats in het snoer een drukknop aan te brengen. Dit kon meteen worden uitgevoerd want op mijn slaapkamer had ik een dergelijke knop zien liggen (waar- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||
schijnlijk op een goed moment aangeschaft, dacht ik, maar er nog niet toe gekomen het af te handelen). Ik haalde de drukknop, sneed kordaat de draad door en moest vaststellen dat het de knop was die ik indertijd uit de lamp gehaald had. Bovendien was het een knop die maar één van de twee draden onderbreekt. En daarom zit ik in het halfdonker te schrijven? Nee. Omdat ik besloten had dit werkstuk niet aan het buro voor het raam te maken maar aan een tafel in de hoek van de kamer waardoor ik met mijn rug naar het licht kwam te zitten. Ook dat is niet de reden. De reden zou ik vermeld hebben indien ik deze onderbreking exacter beschreven had door te zeggen: omdat ik niet aan deze tafel zat te schrijven begon mij op dat moment de burolamp te ergeren. Nu zou ik naar een electriciteitszaak moeten. Maar zelfs als ik dat zou willen ondanks het half uur dat er mee gemoeid is, zou het niet kunnen omdat die op maandag dicht is. In Romance vind ik hiervoor een oplossing: Wat zou U doen in dit geval?
Bent u zus of zo? Zo dus. Want inmiddels heb ik toch nog een poging gedaan om een verandering ten goede in de (werk)omstandigheden teweeg te brengen. Uit een lamp in de woonkamer heb ik een tussenknop gehaald, willen halen moet ik zeggen want allereerst bleek daar ter plekke geen schroevendraaier te liggen en moest ik mij behelpen met een nagelvijltje, en vervolgens brak er, toen het geval uit elkaar viel en ik het weer in elkaar wilde zetten - een los langwerpig staafje dat dwars in het omhulsel heen en weer schuift (bestaan er voor zulke ‘dingen’ eigenlijk ook woorden?) - een koperen lipje af. Zeg niet dat het onhandigheid is. Eerder zou ik denken dat de dingen zich tegen mij keren. (Waarom dit opschrijven? het zegt iets over de wereld waarin we moeten leven, daarom.) Hoe het ook zij, een uitvlucht te meer. De psycholoog van Romance zegt er dit van:
Tussen de bedrijven door had ik koffie gehaald en die omdat ze lauw | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||
was, zoals zoveel in dit huis, op de kachel gezet. Ik wist echter niet dat ze zo heet zou worden, er gebeurde daarom een ongelukje. Gelukkig lagen er hoofdzakelijk rekeningen, die werden ondergesproeid, maar helaas ook het boekje van Bruno Montels: lis o ne pioss-, eigenlijk ook geen boekje maar een mapje met uitvouwbare vellen waarop vele vele vooral ook veel moeilijke woorden. Overigens, het to be or not to be-geval behelsde het probleem van een eerzuchtige jonge vrouw die op haar 21ste bij een krant werkt en van oordeel is dat de klim naar de top snel dient te geschieden. Haar oom (Nicolaas van Wellem) is een bekend schrijver én letterkundige, deze laatste neemt zijn ambitieuze nicht mee naar ‘een bijeenkomst waar talrijke letterkundigen en uitgevers, hoofdredacteuren en andere bekende mensen uit de publiciteitswereld van gedachten konden wisselen.’ Zij voelt zich er thuis. En voelt zich bovendien bijzonder gevleid - in de advertentie er naast staat: alsof het voor mij gemaakt is, je zou haast ijdel worden in Delana - als ‘later op de avond niemand minder dan Antoon Versteyn, bekend uitgever van literair-klassieke werken en een werkelijk beroemd en invloedrijk man’ haar benadert en wanneer hij hoort dat zij schrijft vraagt, wat haar opvattingen inzake Hamlet zijn. Laten we alvorens verder te gaan de spelregels nog eens herhalen. Er is licht. Dat heb ik tussendoor voor elkaar gekregen; éen moertje heb ik op de vloer niet meer kunnen vinden. (Laat ik eerlijk zijn: wat hier geschreven staat is waar gebeurd, daarvoor is het onnozel genoeg; maar het is, hoewel het een parenthese lijkt, in feite het eerste dat ik opschreef na de romance met het lege ruitjespapier.)
... op het moment dat er op het grote vel ruitjespapier (waarvoor ik speciaal naar een kantoorboekhandel was gegaan) een raamwerk was uitgezet, twee maal zo groot als een boek- of tijdschriftpagina, wist ik niets beters te doen dan met een lege blik terugstaren. Ik had het willen hebben over angstgenot, over angst voor angstlust, over moeders, over de beelden van moeders, over afkeer en afbeeldingen, over uw eigen stijl, over de oppervlakte, over gaten daarin en in het geheugen, over onbetrouwbare media. Vandaag zijn we roekeloos. Medias in res. Wat is er in veertien jaar tijd veranderd? Dat had ik in 5 pagina's willen laten zien. Als er in die tijd wat veranderd is, maar hangt dat van mij af? Vervloekt lineaal van het verhaal. Die kon ik niet gebruiken als het ging om ellipsen, spiralen, clusters, netwerken. Wat me stoorde was de huisvlijt die nodig bleek voor het strepen, knippen, tikken, plakken enz. (maar, dacht ik nog, wat doet een filmster anders?). De gedachte dat het voor kunstnijverheid versleten zou worden (een leuke tijdsbesteding hebt u daar), een andere stoornis. En ook dat mijn ‘moedervellen’, zo ze al konden worden afgedrukt, niet als geschiedenissen zouden worden gelezen, maar op het eerste gezicht aangezien voor gewilde, gezochte constructies (in deze tijd van het hypernatuurlijke vieze woorden). Over andere stoornissen heb ik het gehad. Er waren meer trucs, retouches, weglatingen, anachronismen en atavismen nodig dan wenselijk was. En tenslotte wist ik nog steeds niet of voor de palimpsest het wegkrabben en weer opnieuw beschrijven wezenlijk is, of dat de term pas van toepassing is wanneer door afkrabben blijkt dat zich onder de oppervlakte een andere | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||
oppervlakte bevindt. Wat is er veranderd, luidde de vraag. Ik stelde vast dat een tijdschriftnummer zelf al een palincest is: sla je de bladzijde om dan verschijnt de achterkant ervan als nieuw oppervlak (de achterkant schemerde al door de voorkant heen - door de luchtige Aubade-BH, de adem van de zomer op je huid, schijnt een zonnebril), de rechterpagina schuift weer over de linker, het ene beeld schuift bij het bladeren over en in het andere beeld, over de zonnebril schuift Panique, over Panique schuift Buisman, over Buisman schuift Vieto, over Vieto schuift Lovable, over Lovable schuift John van de Rest, over John van de Rest schuift Seth Gaaikema, over Seth Gaaikema schuift Taft, over Taft schuift Necchi, over Necchi schuift Lastina, over Lastina schuift Rivella, over Rivella schuift Clearasil, over Clearasil schuift Petra Krause, over P.K. schuift Jovanda, over Jovanda schuift Plus-Form, over Plus-Form schuift Ramses II, over Ramses II schuift Minus, over Minus schuift Shell sjaal charme, over Shell schuift Sophia Loren, over Sophia Loren schuift Boldoot, over Boldoot schuift Catherine Deneuve, over Deneuve schuift Angel Face, over Angel Face schuift Desirée nee schuift Favorite en over Vertelsels van de Papegaai schuift Mum (en als ik niet uitkeek zou ik alweer begonnen zijn: van iedere pagina gaf ik een gecomprimeerde beschrijving, uiteraard niet vlekkeloos, pagina na pagina zou ik beschreven hebben, samengevat, hersteld, ik zou het ene blad na het andere met eigen woorden naverteld gevuld hebben...)
- Clarissa, wat ben jij veranderd, ik herkende je niet meer! - Maar ik ben Clarissa niet. Wat hoor ik nu! Hebje zelfs je naam veranderd? |
|