Over de schrijfster
Hannelies Taschau, geboren in 1937, neemt in de literatuur van de BRD al geruime tijd een vaste plaats in. Ze werd in 1959 door V.O. Stomps ontdekt en debuteerde bij diens uitgeverij met de gedichtenbundel ‘Verworrene Route’. Al een jaar later verscheen haar eerste roman (‘Die Kinderei’), de tweede kwam na een tamelijk lange pauze in 1967 uit (‘Die Taube auf dem Dach’). Voordat Taschau in 1967 van het schrijven haar beroep maakte was ze werkzaam als sekretaresse en journaliste en verbleef van 1962 tot 1965 in Parijs. Ze woont thans in Hameln.
Taschau's proza uit de jaren zestig staat duidelijk onder invloed van de nouveau roman. Dat geldt in het bijzonder voor ‘Die Taube auf dem Dach’. Deze roman over twee jonge vrouwen uit het Roergebied bestaat uit een associatieve monoloog van een van hun en werkt met een verwisselbare identiteit van de hoofdpersonen.
In de jaren zeventig maakt Taschau haar werk sterker ondergeschikt aan bepaalde thematische aspekten. Haar hoorspelen (o.a. ‘Senioren-Tage’, 1974; ‘Normalerweise zieht die Frau mit dem Mann’, 1977; ‘Fortsetzung einer Biografie’, 1978) en verhalen (‘Strip und andere Erzahlungen’, 1974) doen vaak aan als studies van sociale milieus. Haar belangstelling voor psychologische achtergronden voorkomt echter dat er alleen maar naturalistisch wordt geregistreerd. Bepaalde konstellaties en figuren duiken steeds weer op: jongeren die protesteren maar kapot worden gemaakt, vrouwen die zich ervan bewust worden dat ze alleen maar funktioneren als aanhangsel van de man, het met elkaar verwarren van sensibiliteit en gestoord-zijn, de verstikkende ‘Duitse’ manier van leven... Dit alles wordt in Taschau's laatste roman ‘Landfriede’ (verschenen bij Benziger in 1978) tot een indrukwekkend geheel samengevat. Het plaatsje in het Munsterland, waar een jong stel (Schrager en Anna) heentrekt, maakt een gezonde en vreedzame indruk. Maar Anne is van het begin af aan skeptisch, observeert scherp en met grote emotionele betrokkenheid en ontdekt er bekrompenheid, aggressiviteit, korruptie en frustratie. Kennelijk is deze Anne voor Taschau iemand waarmee zij zich volledig identificeert. De roman, die binnenkort in een Nederlandse vertaling bij Bruna verschijnt, maakt grote indruk door de heftigheid en de onverzoenlijkheid waarmee een typisch Duits milieu wordt aangevallen. Minder overtuigend is de manier waarop naast de waarnemingen ook nog ontwikkelingen van de figuren worden geplaatst. Het doet b.v. nogal paradoxaal aan dat Anne zich al in het begin van het boek distantieert, maar pas aan het eind er vandoor gaat.
In haar vrij recente verhaal ‘Mein Körper warnt mich vor jedem Wort’, dat hier wordt geïntroduceerd, is het Taschau beter gelukt het individuele en het maatschappelijk konkrete onder één noemer te brengen. Met deze tekst dong ze vorig jaar in Klagenfurt (Oostenrijk) mee naar de Ingeborg-Bachman-prijs en veroorzaakte prompt een behoorlijk schandaal. Door de jury werd Taschau als tweede geplaatst, achter de DDR-schrijver Plenzdorf. Normaal gesproken had ze daardoor automatisch de tweede prijs, een speciale prijs van de jury, moeten krijgen. Maar een van de juryleden had in het verhaal verheerlijking van geweld ontdekt en de juryvoorzitter, de konservatieve kritikus Reich-Ranicki, veranderde daarop snel de kriteria voor deze tweede prijs, om politiek gezien vooral geen risiko te lopen. Nu kwam alleen een tekst in aanmerking met een heel ander karakter dan de tekst van de winnaar. En omdat het verhaal van Plenzdorf natuurlijk ook al politiek getint was, kreeg i.p.v. Taschau het wel aardige, maar nogal nietszeggende verhaal van een jonge Oostenrijkse schrijfster de speciale prijs. Dit is des te beschamender omdat in ‘Mein Körper warnt mich vor jedem Wort’ de betrokkenheid bij de dood van de terroristen juist op bijzonder gedifferentieerde wijze wordt uitgedrukt. In feite gaat het in het verhaal echter om de vraag hoe je, zelfs óf je in de BRD in de jaren zeventig eigenlijk nog kunt leven. De konfrontatie van de ik-figuur met Noorwegen wordt tevens gebruikt om in twijfel te trekken dat de Duitse misère alleen maar tot Duitsland beperkt blijft. Zoals de Noren zich niet kunnen voorstellen dat de ik-figuur weer naar de BRD teruggaat, in plaats van bijvoorbeeld bij hen te blijven, zo kunnen ze zich ook niet voorstellen dat de gezochte kindermoordenaar wel eens een Noor zou kunnen zijn...
Roswitha Wiegmann