Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1978 (nrs. 5-8)
(1978)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
• Joseph Guglielmi
| |
1.Bij de aanvang, de betovering door een woord, aube,
door zijn rondheid en zachtheid, door de volheid die het heeft...
Aube, vooreerst, een punt dat oplicht op de zwarte
wand, een heldere cirkel in de nacht, een witte
nevelvlek...
Vervolgens, zijn verstrooiing, zijn vermenging in de dag-witheid
(denkbeeldig etymon)...
Vertrekkend vanuit dat gebrek heeft men het interval uitgedacht,
de overgang van nacht naar dag, tussen de nacht en de dag.
Het blad - leeg, wit - zal metafories de drager geweest zijn,
het doek, het plan waarop alles verschijnt, zich vormt, verandert en uitwist...
...dageraad over de zee, in de regen, onzichtbare inkten
waarin de blik verdrinkt; parkoers, niet leidende
(letterlike) weg... Dwaling... Gaping... Gedaante van...
Ongedaante... Afwijking... Vraag... Krisis...
| |
2.Dood gedroomd zonder einde... (het zwart werk)... of schrift...
Barst in het verblijf... op het scherp van de dag...
Hij die komt behoort tot de verstrooiing (Blanchot).
Schrijven, in die gebieding, is het blootleggen van
de antagonistiese krachten die het Ik openbreken
en de unieke betekenis die hij voorwendde te bekleden.
Kentering van het landschap;
terugkeer naar de verblindende nacht die enkel de verblinding
van de dag kan aflossen:
| |
[pagina 110]
| |
‘alles gebeurt in de afwezigheid van het zien...
...
waar hij niets is, in de dageraad
(ik zeg in de dageraad
want het is leeg
en wit in de brand van de lijnen)’
...bij het scheuren van de hemel komen de lijnen van het landschap op,
maken zich los en wissen zich uit in het vuur van de dag;
zwarte lijnen onttrokken aan de nacht van de verstrooide inkt,
nachtstrepen die beelden weven, leeg, vermeerderd,
ontbloot van betekenis, maar die het vervolg toelaten, het overleven
van het vertoog...
Tekens misschien?
Ondervraging (foltering) van het teken.
| |
3.‘.........................een ontbonden woord
de zin rekt zich uit werk
beeld
in de vorm van scherven’
...het gedicht is blootgesteld aan het geweld, aan de verstrooiing,
aan de ontbinding...
Aube schrijft zich en leest zich in een fragmentariese beweging
van kompositie/dekompositie... Het herhaalde woord leegt er zich
en van zijn betekenis en van zijn kommuni(kati)e...
het wordt een onbezette vorm, een onbezet beeld waarvan de opeenvolging
(enkel) de omtrekken van een fantasma ontwerpt,
het spektrum van een gedicht (Giroux)...
Fantasma's van het schrift en kompositie van het boek...
In het begin als aan het einde spoken de breuk, de leegte,
de onvoltooiing, de elisie, de illusie, het buiten, de transparantie,
de dood...
‘...waar de dageraad glijdt
de buitenkant
altijd
van de dood’
| |
[pagina 111]
| |
4.Wie ben ik?
Met de harmonie en de totaliteit van het gedicht, barst het bedrog
van het kanonieke ‘ik’...
Het boek is enkel het verlangen naar het boek, zoals ik
slechts de illusie is van de ander... Zijn fantasma...
Verdraaiingen van de schrijver en van het boek buiten-betekenis...
Afwezigheid van verbanden...
Tegengestelde facetten van de een en van de ander op
het woestijnachtige gebied...
Tevergeefs dwaal ik in die vluchtende oorden van het boek zonder idylle...
Chiasma's op chiasma's, gapingen op gapingen...
Alsof het boek een wild oord was, een te grote ruimte,
onmogelik te bevatten, te bewonen, te beheersen, te begrijpen...
geopend op het wezenlik mutisme...
Geen totaliteit dus, geen rondheid aan het boek Aube...
Niets anders dan een onbezette ruimte, onaanwezig (misschien zelfmoordend?),
onleesbaar in ieder geval, waar de tekens nutteloos ronddraaien, tevergeefs:
‘...grijze hellingen, schuimvlerken
dwalende
bewegingen en dampen
de intimiteit van het niets’... ‘No there's none, there's none,
O no there's none...’ (Hopkins)
| |
5.Waar ben ik?
‘Boom, liefde, eenzaamheid, stof...’ (Giroux)
Welk belang heeft het teken!
De boom is geen boom...
De dageraad is geen dageraad, maar een voortdurende... schijn...
Iedere betekenis ontsnapt... in het onmetelike...
Schrijven tegen de goddelike gevangenis van de betekenis...
Betekenis = God (volgens Pascal Quignard)
Tegen het geloof... de stilte van zijn lezing...
| |
[pagina 112]
| |
6.‘...de onvoltooibare dageraad...
...men heeft de oorsprong gescheiden
het duister geschreven rondom het boek...’
Eindeloos ontstaan. Niet begin. Onophoudelik uitgestelde
her-lezingen, verschillend, zonder toevlucht...
in het duister...
Op de letterlike weg, tegenstrijdig, onzijdig,
komt het sekwentiële boek niet tot stand, nooit...
Het is enkel een doorgang waar, in de versplintering,
verdichting en opening tegenover elkaar komen te staan, uitstroming
en opschorting...
Een weg (tao), de weg zonder weg van verbanning...
| |
7.‘De komst hier maakt dat hij die komt behoort tot de
verstrooiing, tot de splitsing...’ (Blanchot)
Tussen de valse onthulling van de dageraad en de onmetelike afsluiting
van de nacht, is het uitgezaaide geschrift in de spleet, in de breuk,
in de intervallen, wat de zinsbegoocheling is voor het gebrek...
De weg van het boek (waar het gehuichel zou schitteren)
is de woestijnachtige weg van de luchtspiegeling en de stilte...
zij is dat bewegende punt (zijn uitgewiste baan),
ingebeeld, waar het licht, in de metamorfose van de nacht
de leegte (in één woord) doet ontstaan
en de verstrooing... de uitbarsting...
‘... een zwarte zin weglating
inderdaad verlichte leegte...’
‘....namque est in rebus inane...’ (De rerum natura)
Want deleegte is in de dingen... (inane)
‘een leegte vormt en tekent zich
een leegte vormt en tekent zich
om uiteen te barsten met zijn naam’
| |
[pagina 113]
| |
8.Dus Aube gegrift in de poging van een denken van de leegte,
vandeleegte (enig mogelijk genitief)... Van haar herhaling...
komminutief...
Light of the light (Eliot)
De uitbarsting van de naam, naamloos...
Het zwarte werk, de intimiteit van de leegte...
De lezing, de betekenis, de dood... van links naar rechts...
| |
9.Geen gefikseerd noch gesloten oord is het boek Aube, geen voltooide vorm,
noch voltooibaar... Niets dan het verteren van een witte stem...
van een oog dat de betekenis stuit...
Geen centrum in het blinde netwerk...
‘Tenzij ik voorvoel op de plaats van het hart
Een gapend gat dat mij ontsnapt?’ (Roger Giroux)
Ondervraging tot de uitputting van het tema?
Onzuiver verlies van het ‘onderwerp-aube’ waarvan het onoord
(in één woord deleegte) de menigvuldigheid van de wegen aanduidt...
de breuk in het oord, de schijn...
Verlies van de adem, ook, in die onbeklede, lege oorden, opschortingen;
zwart na de brand, verblinding:
‘...maar vanwaar de dag leegloopt
een beetje meer spreekt
van de nacht...
- alles gebeurt in de afwezigheid van het zien...’
Afwezigheid, leegte van het geopende oord van het boek...
en die verschrikkelike echo van Giroux:
‘...als ik zeg dat ik dit oord binnendring, dan is het niet over
dit oord dat ik spreek, maar over een ruimte die enkel de afwezigheid
en de leegte insluit, over een oord dat tegelikertijd mogelik en
onmogelik zou zijn.’
| |
[pagina 114]
| |
10.
aube, limboteken (Edoardo Sanguineti), teken zonder steunen
en zonder omtrekken, sprakeloos antiteken, scheur in het volle vertoog;
aube verandert de gedaante van de ruimte van de stilte, het lege schietgat,
de uitstroming zonder beeld... wat vervaagt...
het citaat, neen de ‘kreatie’...
Hier (ik denk terug aan Giroux) enkel de beweging van het licht...
zonder de kreet...
het aarzelende, de vorm van een insnijding...
het licht van een onverschillige ster...
waar het centrum uitgewist wordt... in de
Neutraliteit van het oord: de lucht, het papier, het marmer’, (Edmond Jabès)
| |
11.
Neutraliteit, ondoordringbaarheid van het oord-aube, kruispunt,
vluchtpunt zonder andere oorsprong en slechts doel van een vanzelfsprekende
beweging... en leeg, waar de vormen en de kleuren
van gedaante veranderen en zich vernietigen... (herhaling, obsessie)
Beschouwing van de dood.
Breuk van het brandende oord waar het boek
(niet) tot een eind komt (aan zijn eind komt, tot zwijgen komt)...
‘de sfeer brandt,
aldus wist de hemel zich uit
en wij zien
de dood bij zijn opgang’
(naar de versie in Change 29) |
|