Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1978 (nrs. 5-8)
(1978)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Lidy van Marissing •
| |
[pagina 29]
| |
handbewegingen, het buigen van een rug of hoofd, zijn non-verbale mededelingen. In de immense marmeren hal worden nu handen geschud, men glimlacht vriendelijk en knikt naar alle kanten; sommige mensen krijgen een drankje, anderen echter ontvangen een bloem, dat heeft op een geheimzinnige manier met hun geslacht te maken. Dan schuift aan het eind van de ruimte een deur open en valt het laatste daglicht naar binnen. De dames en heren (de poppen in het wit) verdwijnen langzaam, nog steeds knikkend en glimlachend naar elkaar. Ze kijken niet meer om en laten het publiek (de poppen in het zwart) wat ontregeld achter.
Tot zover is het stuk niet wat je noemt glashelder, maar het is wel te volgen op zijn kronkelwegen van tegenstelling naar tegenstelling. De toeschouwer wordt er op gezette tijden aan herinnerd dat dit alles teater is: een spel van levensechte machtsverhoudingen volgens paradoksale patronen. Aangezien we niet als fototoestellen geboren worden maar als mensen, zien en beleven we de wereld om ons heen niet vanuit één gefikseerd standpunt. (Ieder van ons is op zoek naar zijn anamorfose om vanuit zijn gezichtspunt het juiste perspektief te zien: wie dat punt niet kan vinden voelt de vloeren hellen in een vertekende wereld en neemt mensen waar met uitgerekte ledematen of waterhoofden terwijl ze in een plat vlak tussen dansende tafels zwembewegingen maken.) Maar het weefsel van voortdurend verschuivende lijnen en lichtvlekken (nevelbeelden) wordt ook in deze voorstelling niet volledig ontrafeld. Heel belangrijk blijken de kamera's; zij leveren ons close-ups met veel verrassende details. Op het mikroskopiese oppervlak van de stad gebeurt immers alles wat zich over de wereld in groter verband voltrekt. ‘We mogen niet klagen.’ (Van wie niet?) ‘We hebben het beter dan onze ouders.’ Maar binnenskamers krijg je wel wat anders te zien: het zit de mensen ‘tot hier’ (een horizontaal gestrekte hand wordt ter hoogte van de lippen gehouden): ‘We zijn kompleet verkocht.’ Een jonge vrouw wil wel voor de kamera komen, maar is dan heel gespannen en haar stem trilt van woede: ‘Wij moeten helemaal van voren af aan beginnen. Wij hebben niets om op terug te vallen. Ik vind dit gesprek ook twijfelachtig, wat doe ik hier eigenlijk? Jullie praten maar over historie en politiek, beweging en macht, terwijl dat juist het probleem is: wij hebben geen geschiedenis en wij zijn nog maar net een beweging. Macht? We beginnen eindelijk voor onszelf te leven.’ Een neger komt naast haar staan en klopt haar op de schouders: ‘Wij lopen ook op afgedankte schoenen. Eigen schoenen heb ik nooit gehad. Zo zijn mijn voeten naar andermans leest gaan staan.’ Een blanke heer gewapend met diplomatenkoffer komt in beeld en zegt met brede gebaren: ‘Deze mensen weten niet eens wat sociale rechten en plichten zijn. De beschaving is aan hen voorbijgegaan. Dergelijke groepen zijn er sinds eeuwen aan gewend een of ander heerschap (een baas, een vent, een bevelhebber) boven zich te hebben.’ De kameraman kan zich niet bedwingen en roept: ‘We hebben toch mensen gezien die op de stadsvuilnisbelt leven!’, maar deze uitbarsting knippen ze er later uit. De grijze heer (en minister?) wordt bleek, pakt zijn jas en vertrekt om maatregelen te treffen. Ook dat is uit de film geknipt. Tenslotte waren de deelnemers zelf bang geworden van het programma, van de truuks met licht en muziek om de voorstelling te redden, van de effekten. ‘Het was één grote manier om orde te houden.’ | |
[pagina 30]
| |
Alles was perfekt voorbereid en kwam vlekkeloos op de tv-schermen. Niets mocht misgaan voor het oog van miljoenen getuigen, en niets ging mis. Snelle reportages van een goed georganiseerd leger in aktie, startende auto's, optrekkende tanks, uitgeslapen manschappen in een heuvelachtig landschap. Geen tegenstander te zien, geen vijand, geen slachtoffers zelfs voorlopig. Het vermoeden van een smerige oorlog vervliegt snel tussen Philips- en ITT-reklameflitsen. Alleen de hygiëniese beelden haalden het scherm. Toen zag ze hoe een zojuist aangekomen troep militairen zich begon te gedragen op het moment dat een kameraman zijn toestel op hen richtte. Zonder een woord begrepen zij onmiddellijk wat er van hen werd verwacht, voelden zij zich midden in een angstaanjagende gevechtssituatie blijkbaar direkt in hun element in de film die daar werd opgenomen en liepen de waanzinnigste risiko's om het thuisfront zo markant mogelijk te tonen wat het wilde zien: de soldaten waren stilzwijgend bereid om de oorlog voor te spelen voor de kijkers. Geen spoor van het koude zweet en de nachtmerries van de jongens. Wat was het verband tussen een hier liggend afgerukt been en de resten van het lichaam die even verder tussen de stenen waren terechtgekomen? Tijdens de perskonferentie die de generaal organiseerde werden de journalisten in een van de gouden zalen van het statige hotel op rijen antieke stoeltjes neergezet. Vããr hen een verhoging waarop één lege stoel achter een tafel. Waarnemers en diplomaten dienden eveneens beneden plaats te nemen. Vervolgens ging achter het podium het zware gordijn open en trad de generaal naar voren. Hij ging achter de tafel zitten en zei een uit het hoofd geleerde verklaring op. Ook zijn gebaren waren ingestudeerd. Hiervoor waren de koncessies echter niet vastgelegd in schriftelijke protokollen. ‘De mensen oordelen gewoonlijk meer naar wat ze met de ogen zien, of menen te zien, dan wat ze met de handen voelen. Want zien kan iedereen, voelen lukt maar weinigen. Iedereen ziet watje schijnt (te hebben), weinigen voelen wie je bent. Ze hebben alleen maar ontzag voor iemand die gewapend is of bereid te geven.’ M. wijst op de opzienbare resultaten van een recent onderzoek: daaruit blijkt dat televisiebeelden ongefilterd en rechtstreeks in ons geheugen worden opgeslagen en geen enkel denkproces in werking stellen. ‘Je gaat een feitelijke of een natuurlijke situatie niet veranderen. Laat de scène maar voor zichzelf spreken.’ (Regisseur.) ‘We zien hier een man in handboeien die naar een kaal houten meubel loopt, beter bekend als de elektriese stoel. Over enkele ogenblikken zal hij in deze stoel zitten en voor onze ogen gedood worden. Wat heb je verder nog nodig? Dit is zonder meer een dramaties gegeven, dat hoogstens van kommentaar moet worden voorzien door een sportverslaggever.’ Op dit punt in de ontwikkeling van de navigatie is de werkelijkheid zelf vervangen door een gekomprimeerde afspiegeling. Voor de piloot zal het geen verschil meer maken of hij in de trainingskabine op de grond zit of echt in een bommenwerper op grote hoogte. De wetenschappelijke speurder heeft een modern en glanzend laboratorium (een geel bord verbiedt de toegang aan onbevoegden) en niemand zal het mij euvel duiden dat ik me zijn gezicht niet kan herinneren. In zijn geheime broeikas wordt het hoofd van de proefpersoon in een U-vormig stuk schuimplastic gestoken, terwijl een koptelefoon voortdurend geruis laat horen. Ook als je besloot wel te kijken naar de foto van een lijk of een hoop lijken in een straat of op een landje en zelfs als de foto zeer | |
[pagina 31]
| |
scherp was, leek het alsof er iets was weggelaten. De essentiële informatie, een bepaald gevoel, ontbrak. De proefpersonen waren meestal psychologie-studenten bij wie een relatief negatieve attitude bestond tegenover de kapitalistiese maatschappij. Zij werden eenzaam opgesloten in geïsoleerde cellen en kregen een bril op die slechts diffuus licht doorliet. Dagenlang werd iedere relatie met de omgeving verhinderd. Gedurende het hele eksperiment waren de handen van de proefpersonen in dikke wollen wanten gestopt (behalve wanneer ze aten of naar de we gingen) en daar overheen werden van vingertoppen tot elleboog ook nog kartonnen kokers geschoven, waardoor de tastzin zeer beperkt werd evenals de bewegingsmogelijkheid voor de gewrichten. Onder deze kondities van isolatie en amputatie werden de proefpersonen van tijd tot tijd blootgesteld aan één prikkel: propaganda voor het kapitalisme. De resultaten van het onderzoek wezen tenslotte uit dat de studenten aanzienlijk toleranter stonden tegenover dit maatschappelijke systeem dan vããr de behandeling. Hetgeen wordt samengevat als ‘informatie die wordt afgelezen uit vervormingen van rubberachtige oppervlakken zoals bijvoorbeeld gezichten.’ Het vermogen om anderen de indruk te geven dat men met hen meevoelt (zelfs al is dit slechts een doen-alsof) is misschien de basis van het sukses van een politikus, een verkoper, een terapeut, etc. (Zie ook: Windhandel.) Een dergelijke vaardigheid kan soms berusten op het feit dat men in optreden en verschijning beantwoordt aan het beeld dat iemand zich heeft gevormd van wat een meelevend persoon heet. Het kan ook het gevolg zijn van bepaalde trekjes in het gedrag die voor elk menselijk wezen een teken zijn dat de ander blijkbaar met hem meevoelt. In elk geval zullen we langs eksperimentele weg op den duur uitvinden welk soort informatie nodig is om het gewenste gevoel - ‘Deze persoon*) begrijpt mij!’ - tot stand te brengen. *) Politikus, verkoper, terapeut, etc. De wiskundige formule (DP: M) voor de sterfbedkonversatie bijvoorbeeld, voor de opvang van spanningen na een saneringsmaatregel in bedrijf of buurt, voor de opvang van pijnlijke intimiteit rond een echtscheiding, etc. ligt niet ver meer buiten het bereik van ons deskundigen. Het ontleden van de kulturele en/ of persoonlijke kodes en het nauwkeurig vaststellen van de informatie die nodig is voor zinvolle en korrekte waarnemingen en taksaties, vormt een heel wat ingewikkelder probleem dan de sociaal-psychologen en politieke administrateurs lief is maar is niet onoplosbaar. Voorlopig moeten de diensten echter vooral nog van foto's gebruik maken: informatie die wordt afgelezen uit vervormingen van rubberachtige oppervlakken zoals bijvoorbeeld gezichten. De silent-camera die de befaamde Hob en Scot hanteerden om proefpersonen van hun zintuigelijke waarneming te beroven teneinde hen mentaal te beïnvloeden ten gunste van maatschappelijk aangepast gedrag, kunnen wij voorlopig niet betalen. Wonderbaarlijke radar- en infrarode apparatuur, waarmee vastgesteld kan worden of iets beweegt in een ruimte, primitief als het oog van een roofdier: als je maar doodstil blijft staan ziet-ie je niet, maar zodra je je verroert of verplaatst breekt de hel los: sirenes, zwaailichten, bellen, schijnwerpers, één grote alarminstallatie.
Hun schedelmaskers zijn als de gipsafgietsels van dode gezichten, met een gefikseerde uitdrukking, zonder verlangen. Zij hebben hun kwets- | |
[pagina 32]
| |
baarheid ingeleverd, geruild voor rust en ordentelijkheid. Militaire tucht wordt uitgebeeld door een in eindeloze herhaling gegeven bevel tot het knopen van de schoenveters, een BEVEL dat in eindeloze lusteloze traagheid wordt uitgevoerd. De kleine handpoppen vertegenwoordigen de stoepkijkers, die de dingen en de tijd slechts ondergaan, bleke dagdromers, niet dood en toch niet levend. De middelgrote poppen dragen de handeling; zij bepalen de aktie. Zij treden met enig gezag op, hoewel niet duidelijk is op grond waarvan; zij dramatiseren de mogelijkheid van de mens om in te grijpen. Zij moeten echter optrekken tegen de reusachtige figuren die de machthebbers representeren. Akteurs buiten de pophuls spreken de teksten. Ook de middelgrote poppen, waarin wel vaak een akteur onder de huid meeloopt, blijven zich als poppen gedragen: hun bewegingsritme is gekunsteld. Kortom, de oppositie van de dummies vertoont de stijfheid die ledenpoppen betaamt. Het gordijn schuift open en men ziet een groepsfoto in zwart-wit, een tableau-vivant van zo'n twintig mensen, allen verstrakt in een houding van afwachting. Een ondefinieerbare angst tekent zich af op de vaal-grijze kartongezichten. Ze hebben allerlei dingen in hun handen. Men hoort een aanhoudend gemurmel. De tekst bereikt ons via banden met verschillende stemmen; er is geen muziek, geen stilte, maar er wordt voortdurend gesproken, vaak door meerdere stemmen in één moeilijk verstaanbare zin. Na herhaald luisteren blijken het droomachtige verhalen, vertelsels die ook gedurende lange poolnachten in winterhuizen de tijd moesten doden. Het onveranderlijk witte licht is een brutale schijnwerper, gehanteerd als zoeklicht. Men hoort aanhoudend een bezwerend en anoniem gemurmel. ‘De stad is stil. Het licht is als een blok verplaatst. Geruisloos vallen drie vier bommen op het plein. Je zou niet zeggen, je zou niet zeggen dat het zoveel moeite kost alleen te zijn.’ De deur naar de gang is van staal, hermeties gesloten en zonder kijkgat. Volkomen gladde wanden. Gebarrikadeerde vensterluiken. Verlichting achter kogelvrij glas. Boven de deur kamera's achter pantserglas. Zelf ziet ze niets in de bunker, terwijl ze door de tv-monitors voortdurend in het oog wordt gehouden. Alles gaat elektries en automaties. Om 10 uur 's morgens een stem uit het plafond: ‘Wilt u luchten?’ Antwoord: ‘Ja.’ Stem: ‘Sta op van de stoel en ga voor de deur staan.’ Antwoord: ‘Goed.’ De deur springt open. Stem: ‘Loop de gang op, sta stil, kwart slag naar rechts.’ De deur gaat achter haar dicht. ‘Lopen, stop voor de vierde deur rechts. Stop.’ De deur springt open. ‘Ga naar binnen.’ De deur gaat achter haar dicht. Ze is nu in een kamer zonder plafond. Open lucht. Ze ziet niemand, ze hoort alleen van tijd tot tijd een stem uit de muur. Geen uren, geen dagen, maar weken en jaren. Ze schijnt zelfs niet met haar bewakers te praten. Moet je je voorstellen wat er in haar hoofd zal omgaan! Maar dat is het juist: hoe kan ik me dat voorstellen? Geen dialogen, geen vertelsels, alleen de vragenreeksen zijn overgebleven. Hun hoofd heeft zich gevuld met een geluidloos klagen. Het vernietigende klagen van de in- en uitgeslotenen vormt een andere taal, niet als vernieuwing of uitbreiding van de bestaande kodes maar als aanval op dat ordenende spreken. Als ongekanaliseerde stroom van verlangen en woede, een tedere hitte, schaamteloze drift. Het versplinteren van de boodschappen, van de kommunikatieve orde die een orde van de overheersing is, maakt ruimte vrij voor een taal die in geen enkel opzicht het oude machtsspreken of mytologiseren ver- | |
[pagina 33]
| |
vangt of vernieuwt. Een ongehoorde taal.
Glossen. Het verbaast misschien dat de geschiedenis van deze ontwikkeling zelfs nog niet ten dele geschreven is. Er kan geen sprake van zijn dat wij ons hier in enkele regels van deze taak kwijten. Die historie is voor een belangrijk deel een geschiedenis van het kijken. En elk gezichtspunt kan gedokumenteerd worden met een foto, elke zienswijze met een film. (Men kan zich voorstellen wat voor een chaos er in uw archief moet heersen!) Zijn kamer is inderdaad een grote bende: her en der in het rond geslingerd liggen schetsboeken vol aantekeningen en krassen, stapels kranten, knipsels, nota's en vooral ook berekeningen, prentbriefkaarten, spoorkaartjes en vliegtickets. Hij kombineerde de dingen die hij hoorde met de dingen die hij al wist, hij ontleedde de opmerkingen die in zijn omgeving werden gemaakt, hij verdiepte zich in psychologiese en sociale achtergronden van de gebeurtenissen. En dat alles met blote handen, soms snel omdat er haast bij was, dan weer moeizaam vanwege het onbegaanbare terrein, de slechte weersomstandigheden en de omringende gevaren als autoritaire druk of affektieve verwaarlozing, en ga zo maar door! Dit alles vond zijn weerslag in de ontelbare brieven die hij naar H. schreef en in de zich vermenigvuldigende aantekeningen die hij maakte. ‘Omdat Dante zegt dat het feit dat men iets begrepen heeft geen kennis is wanneer men het begrepene niet vasthoudt, heb ik alles opgetekend wat ik me door die talloze ontmoetingen en incidenten eigen heb gemaakt. Ik heb dit werk niet opgesmukt en volgeschreven met weidse formuleringen, hoogdravende en schitterende bewoordingen of’ welke andere franje en versiering dan ook, waarmee velen gewend zijn hun zaken te beschrijven en te verfraaien. Het is namelijk uitsluitend mijn bedoeling dat het werk enkel en alleen door de veelzijdigheid van de stof en het belang van het onderwerp aandacht zal krijgen. Te meer omdat ik bij de behandeling van deze materie sterk afwijk van de normen die door mijn voorgangers zijn gesteld. Aangezien het mijn bedoeling is iets te schrijven dat nuttig is voor wie het begrijpt, vind ik het beter om me te houden aan de realiteit van de dingen dan aan het gefingeerde beeld ervan en de vooropgezette mening erover. Want er is zo'n groot verschil tussen hoe men leeft en hoe men zou moeten leven, hoe het is en hoe het hoort, de feiten en de verwachtingen, de werelden de moraal. Er worden ons al zovéél woorden in de mond gelegd. Denk alleen maar aan al die vermetele slimmeriken die zich in de beste vertrekken hebben genesteld, waar ze zich overigens voortdurend in moeilijke situaties bevinden, in een huis waar het hun temidden van overvloed aan de nodige elementaire middelen ontbreekt. Zij doen niets anders dan formules reciteren, herhalen wat door het algemeen gevoelen en/ of het gezond verstand, dwz de heersende mening, is gekodificeerd. Woorden, lege woorden, zo drukt men zich uit, ik bedoel, zo laat men zich horen, verder niets. Al deze cerebrale spekulaties (letterlijk: hersenspinsels) is het aan te zien dat zij geproduceerd zijn door professoren die het niet slecht gaat en die zich komfortabel in hun leunstoelen hebben laten zakken. Ze kennen geen pijn, want ze kennen het leven niet - al bespreken ze het onafgebroken. Een verschijnsel dat mij zijdelings en in omgekeerde versie herinnert aan de gewonde marinier die tijdens een luchtaanval op het Vietnamese vliegveld, waar hij lag te wachten op vervoer, met van pijn | |
[pagina 34]
| |
vertrokken gezicht schreeuwt: ‘I hate this movie!’ Het is mij niet onbekend dat er veel mensen geweest zijn en nog zijn die menen dat alles hier op aarde in die mate door het lot of een god wordt geleid dat men er met al zijn hersens niets aan kan veranderen en er zelfs niets tegen kan doen. En op grond hiervan zou men van mening kunnen zijn dat het zinloos is zich ergens voor in het zweet te werken en dat men zich beter door de grillen van het toeval kan laten sturen. Deze opvatting heeft juist in onze dagen meer bijval gevonden door de geweldige veranderingen die men dag in dag uit om zich heen ziet, veranderingen waarvan men tevoren niet het flauwste vermoeden had. Voor de uitstraling van een tekst is het belangrijk of hij gebracht wordt vanuit het idee dat er allemaal toch niets meer aan te doen is of vanuit het idee: we moeten er tegenaan! Binnen de voorstelling leidt de tekst een bestaan, onafhankelijk van wat de toeschouwers direkt zien, omdat de akteurs hem los van de inhoud, monotoon en zonder emotie uitspreken terwijl ze voortdurend bezig zijn de roetine-handelingen van iedere dag uit te voeren: zich wassen, koffie zetten, bedden gladstrijken, enz. De emotionele lading van de scènes komt eigenlijk alleen tot uiting in de tijdsduur: de koffiescène bijvoorbeeld duurt eindeloos, omdat elke handeling - van het water koken tot het drinken van de laatste slok - nauwkeurig en liefdevol wordt verricht; koffie is duur, het drinken van een warme slok is aangenaam en een be-langrijk moment in de ochtend. Daarom wordt de scène uitvergroot tot hij ongekende dimensies aanneemt, zowel in de tijd als in de aandacht van de toeschouwers. De onuitgesproken mening achter deze voorstelling is dat het leven op het toneel niet noodzakelijkerwijs begrijpelijker is dan het leven elders. Iedere plot is even zo vrolijk een sprong in het duister, een wilde hypotese. Ook zo'n tekst is tenslotte een samenraapsel van schetsmatige en tegenstrijdige aantekeningen, een wirwar van dwarsverbindingen. We schrikken allemaal terug van wegen die niet lijnrecht lopen. Orde geeft een gevoel van zekerheid dat nergens op gebaseerd is. Kijken we nog eens naar die honden naar dat kind: beiden zijn hun meester op een hoofdweg kwijtgeraakt; het kind huilt, terwijl het niet weet welke heiligen het allemaal moet aanroepen, maar de hond, door zijn reukzin beter geleid dan het kind door zijn uit het hoofd geleerde richtlijnen, heeft zijn baas al snel teruggevonden (en blaft van vreugde!)
Zo bouwde T. een hut op het dak van een torenflat en bracht daarin ruim twee jaar zwijgend door. Wel schreef hij dertig dagboeken vol: een mengeling van citaten, filosofiese notities, observaties van autoritaire en antiautoritaire houdingen, wat ranzig geworden herinneringen, verzetspoëzie en flarden utopiese fantasieën. Voornamelijk in de vorm van vragen, vragenreeksen. T. zou ooit gezegd hebben: ‘Ik trek me terug om een boek te schrijven.’ Na zijn dood vonden de teleurgestelde erfgenamen slechts chaotiese manuskripten en papierrollen.Ga naar voetnoot* De taktiek van het uitgestelde antwoord. Taal streeft juist naar vertraging: het onder woorden brengen is vooral het onder dak brengen van een voortvluchtige tijd. Gisteren? Stuifzand. Er is nog wel iets blijven hangen van de dingen die we in het voorbijgaan hebben gezien. De roodachtige muur van de fabriek. De gele muur bij het schoolplein. De grijze buitenmuur van de kerk met | |
[pagina 35]
| |
de donkere geheimzinnige nissen erin. Een tweekleurig, als schaakbord betegeld voorportaal van een of ander herenhuis. Het smeedijzeren hekwerk voor de ramen van een bankgebouw. De bakstenen vloer van een binnenplaatsje, bezaaid met witte vogelpoepvlekken. De tinkleurige tegels van een stoep, door kinderen hier en daar met krijt bekrast, met groene mosranden tussen de stenen.
Avondrood. Vanuit de deuropening loerde ik nog even links en rechts de straat in en stapte naar binnen, ging de trap op, kleedde me geruisloos uit en groette mezelf in de spiegel. De volgende ochtend zou je na een zware slag je eigen stoffelijk overschot weer aantreffen, overdekt met messteken, beroofd, genomen en genaaid, verfrommeld, knopen in het haar, op meerdere plaatsen in de war en opgebroken./ |
|