J. Bernlef •
Stillen (naar Alberto Giacometti) •
1
Wat een schitterend woord: een leven dat stil is/ ligt, nog, maar toch: levend (vgl. het Franse ‘nature morte’ dat de plank volkomen misslaatalsof het hier om een soort ‘overleden zijn’ zou gaan). Integendeel. Dit speelt zich tussen dood en leven af. In een niemandsland.
De tweede betekenis van het woord hangt met de eerste samen. Je moet uiterst stil leven om een stilleven te kunnen maken.
Een beschreven bladzijde is een stilleven, het wit staat gelijk aan het licht, het werkelijke onderwerp van het gedicht.
Alleen door wat stil ligt uiterst geduldig, voortdurend remmend en vertragend, in eindeloze herhalingen vervallend, in eindeloze herhalingen vervallend, alleen zo schrijvend kan ik ontdekken wat mij beweegt (net bewoog het hier nog, nu staat het stil, zwart, smal en iel).
Niet alleen zijn beelden - alleen in stilstand valt het lopen te betrappen: een kris / kras net van sporen over de aarde - maar vooral zijn tekeningen, de tekeningen van zijn atelier.
Ook de potloodlijnen zijn sporen.
Zoals een dier in een vreemde omgeving zijn territorium uitzet, er één keer, nog een keer omheen loopt, zo bakent hij van dag tot dag zijn atelier af, dat geen veilige plek is waar je zit en terugkeert maar een mogelijkheid, een werkhypothese.
Iedere keer moet zijn potlood de drempel over, moet de kachel eerst worden getekend en daarna aangemaakt (met de mislukte tekeningen van gisteren), de bril op tafel geschetst en daarna opgezet. Nu kan hij beginnen.
Niet één keer, maar tientallen keren gaat het potlood langs de omtrekken, alsof hij bang is dat zij anders weer weg zullen trekken in het papier.
Hoe hij tekende (naar men zei), bij iedere lijn mompelend: ‘alweer niks’, ‘mislukt’, ‘wordt nooit wat’, ‘kon beter’, ‘hopeloos’. Iedere kras geeft aan dat het om een proces gaat, om tijd, niet om een produkt, ruimte.
Iedere tekening staat op het punt het papier te verlaten. Soms drukte hij daarom dwars door het papier heen.
Paal en perk stellen aan het licht dat al bezig is de lijnen te verijlen, te verdunnen (vlakgom en potlood gaan daarom hand in hand).
Nooit iets afstoffen. Het is alsof stof het zaad van het licht is; of het slijpsel dat licht achterlaat als het onzichtbaar tegen de dingen aanbotst, een soort vederlichte erosie.
Maar ook (vanuit een ander gezichtspunt) stof als bewijs van ‘stilleven’, als residu van verder onwaarneembaar leven.
Bewijs in stof geleverd
stof
voor een tekening, een tekst