Raster. Jaargang 6(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 535] [p. 535] A. Roland Holst Verlossing Een sneeuwvlaag van zeemeeuwen vloog doodstil en wild voorbij zijn open hooge ramen en was verdwenen. Het werd laat en kil, hij dacht aan de dierbaren die omkwamen op het slagveld der wereld, jaren her. Zij kwamen hem voor oogen en hun namen prevelde hij toen hij, naar de avondster omhoogziende, zijn gordijnen ging sluiten. Eene die hem vernield had en bezield tot aan boord van zijn hart een verwoed muiten tot schipbreuk leidde, naar het haar geviel, zij stond nu buiten. Aanstonds zou zij hem roepen bij de naam die zijn naam was voor hij hier werd geboren, en hem wegredden uit de gore blaam van deze wereld naar de glazen toren die ver uit zee sinds godenheugenis verrijst en fonkelt: op de hooge transen staan zijn voorvaderen, nog ongewis of hij uit de verwarde zwerm der mensen zich los kon maken, naar hem uit te zien tot zij haar in de verte hooren lachen dat hij in aantocht is en overwint. Dan wapperen en waaien de lichtvlaggen ver in het westen hun welkom, welkom. En deze mens loopt uit de burcht der wereld zingend naar buiten, en kijkt niet meer om naar zijn bezit dat achter hem verdwerelt. [pagina 536] [p. 536] Zegepraal Toen de verwoeste wereldstad doodstil geworden was en bleef, brak dan ten laatste de hooge zon door, de openbare wil der goden en hun echolachen kaatste van kim tot kim de blijdschap om de val van de mens en zijn tronen. Moeder Aarde herademde en er waren overal bevingen en springvloeden en de paarden steigerden en sloegen weer vleugels uit. Enkele vrouwen werden uitverkoren prooien te zijn en door een driftig god verkracht te worden: wie hun kreten hoorden van pijn en trots, zij hoorden dat Adam dood is en Lilith Eva overleefde. Geen weet wat deze wereld overkwam noch op welk hoog bevel de planeet beefde, maar wie van goden weet, juicht omdat nu het schrikbewind van uur en feit doorbroken werd en voorgoed voorbij is, en ik zie aan de oosterkim de vuren al ontstoken voor hem die nadert en die overwint. De vonken sproeien heinde en ver, zijn woorden zijn wet en zijn hooge oogopslag verblindt zijn vijanden tot in het steile Noorden. Vorige Volgende