Raster. Jaargang 6
(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Sybren Polet
| |
[pagina 53]
| |
en zijn gestopt met hun bezigheden. Een oude man heeft vlug een sigaret gedoofd en de rook met zijn handen weggewaaid. 1e oude man: Een nieuwe. 1e oude vrouw: Nou, zo nieuw is ie niet. Gelach, gegiechel. X heeft inmiddels zijn verzet opgegeven en leunt berustend achterover. X: Krijg ik nu straks mijn neutje, meneer Bols? Bols: Ja, als je verder braaf bent. X (olijk kijkend): En mag ik nú een sigaar. Bols: Nee, je hebt je sigaar gehad. (X pruilt.) Dan had je de helft maar moeten bewaren; 'm niet meteen gulzig helemaal oproken. Hij geeft de rolstoel met zijn voet een duw in de richting van de andere oude mannen. Bols: En nu verder niet zeuren. Hij loopt op het tafeltje toe waar de twee oude mannen aan zitten te schaken. Snuift in de lucht, kijkt in de asbak. Bols: Ha, dacht ik het niet. Sigarette-as. Waar is de sigaret? 2e oude man: Er is geen sigaret, meneer Bols. Bols steekt zijn hand uit. 2e oude man schudt zijn hoofd. Bols haalt de peuk uit zijn vestzakje. 2e oude man kijkt angstig en schuldbewust. Bols: Waar heb je die vandaan? 2e oude man: Van buiten. Gekregen. (Hij wijst naar de ruit.) Bols: Zeker van een handje dat hem door de ruit heen stak. 2e oude man: Nee, echt buiten. Bols: Je hebt er natuurlijk weer om gebedeld, he? 2e oude man: Nee, hij heeft hem uit zichzelf gegeven. Bols: Wie? 2e oude man: De krantenjongen. Bols (minachtend): Een sigaret aanpakken van een jongen. En jij was natuurlijk weer vergeten dat sigaretterook siecht is voor je ge-zondheid, niet? (De oude man zwijgt.) Heb je op je longen gerookt? 2e oude man: Ja. Bols: Diep geïnhaleerd? 2e oude man knikt. Hij krijgt prompt een aanval van zware rokers-hoest, waarbij de anderen uit empathie aansluiten met gekuch, zwakker gehoest, gerochel, ook X. Bols: Jaja. Dat zal ik maar eens aan de direkteur rapporteren, 's kijken wat die er van zegt. Hij wijst dreigend naar het portret van de direkteur dat in de kamer hangt, het gezicht van een jongen van 17 à 18 jaar. 2e oude man: Ach nee meneer Bols. Doet u dat alstublieft niet. | |
[pagina 54]
| |
(Bols schudt afwijzend zijn hoofd.) Toe meneer Bols, ik zal het niet weer doen. Bols: Het is mijn plicht te rapporteren; en je hebt het al zo vaak beloofd. (Zich half omdraaiend) Het kon je wel eens je seksblaadje kosten. 2e oude man (geschrokken): Nee meneer Bols! Toe meneer Bols. Bols: En nou verder koest he. Vooruit, spelen! De beide oude mannen buigen zich over hun schaakspel. Bols loopt naar de deur; 2e oude man maakt vlug uitdagend een paar masturbeerbewegingen voor zijn gulp; buigt zich daarna weer over het spel. 2e oude man: Een pion. Bols bij de deur gekomen, draait zich om. Gebiedend met de vinger wijzend. Bols: Breien! 1e oude vrouw begint te breien. Bols: Lezen! 2e oude vrouw begint te lezen. Bols af. In de stilte die ontstaat begint weer het gekuch, gehoest en gerochel, eventueel gemengd met buitengeluiden van het scherm. Zo gauw Bols uit het gezicht verdwenen is staan ie oude man en i e oude vrouw op en reppen zich naar X; de anderen volgen in hun rolwagentje in trager tempo. Gevieren roepen ze, zachtjes: Spelen, lezen, breien, spelen, lezen, breien. 1e oude man: Heb je iets bij je? X: Wat? 1e oude man: Sigaretten? 1e oude vrouw: Geld? X schudt zijn hoofd. 1e oude man: Een pornoblaadje? X schudt zijn hoofd. Dan störten de eerste twee zich op hem, terwijl de twee in het rolwagentje alert toekijken; ze betasten hem, zoeken in zijn zakken. 1e oude man (gedesillusioneerd): Niks. 2e oude vrouw: Was ik al bang voor. Hij zag er niet naar uit. Ze blijven in een halve kring om hem heen staan. 2e oude man: Hoe vaak doe je het nog? X: Wat? 2e oude man maakt weer masturbeerbewegingen voor zijn gulp. X haalt onverschillig zijn schouders op. X: Vaker dan jij. | |
[pagina 55]
| |
2e oude man: O ja? Hoe weet je dat? Hij buigt zich voorover en fluistert X iets in het oor. Deze tuit zijn lippen en knikt. X: Niet siecht. 2e oude man (tevreden): Dat dacht ik ook. Ze trekken zich op hun oude Stellingen terug, zachtjes roepend: Lezen, breien, spelen. Spelen, lezen, breien. Breien, lezen, spelen. Even worden de geluiden van buiten weer duidelijker hoorbaar, waartussen door een enkele hoest, rochel of kuch. X kijkt nieuwsgierig om zich heen en naar het venster. 2e oude man werpt schichtige blikken naar de deur, haalt dan een sigarettepeukje uit zijn achterzak en steekt het aan, bijna zijn lippen brandend. 1e oude man: Zuinig met de lucifers. 2e oude vrouw: Kun jij ook iets? X knikt nadrukkelijk. Ze wachten gespannen, maar hij zegt verder niets. Ze mompelen: Lezen, breien, spelen, -? Lezen, breien, spelen, -? X schudt zijn hoofd. X: Hoe is de direkteur? 1e oude vrouw: Streng. 1e oude man: Je mag hier niks. Allen (zachtjes): Lezen, breien, spelen. Spelen, lezen, breien. Breien, spelen, lezen. 2e oude man: 's Avonds om 8 uur naar bed, slaap of geen slaap; om 6 uur 's morgens wakker gemaakt, gewassen - (Grinnikend) helemáál - eten wat de pot schaft, nooit eens wat je zelf lekker vindt, en voor de rest, bek dicht. Allen (zachtjes): Eten, slapen, breien. Slapen, eten, lezen. Slapen, wassen, schaken. 1e oude man: Eén sigaar per dag. 1e oude vrouw: Of twee bonbons. 2e oude vrouw: En omdat ik toevallig vroeger gedoopt ben, moet ik naar de kerk. 2e oude man: Ik niet. 1e oude man (geheimzinnig, zachtjes): En ze luisteren af waar je over praat. Terwijl 2e oude man tegen X spreekt heeft ie oude man stiekem een stuk op het schaakbord verzet. X: En jullie nemen dat allemaal? 2e oude man (de schouders ophalend): Je hebt hier niks te willen. X (haalt twijfelend zijn schouders op) Nee? 2e oude man: Of wel soms. (Uitdagend) Durf jij bijvoorbeeld een | |
[pagina 56]
| |
schreeuw te geven? X: Waarom niet? Hij stoot met gestrekte keel een bijna dierlijke kreet uit. De anderen wachten geschrokken en in spanning af wat er zal gebeuren. Bols stormt het vertrek binnen. Bols: Wie heeft er geschreeuwd? De anderen wijzen naar X. Bols: Jij? X: Ja. Bols: Ja menéér. X: Ja meneer Bols. Bols: Waarom? X: Zomaar. Bols: Zomaar? X (angstig naar 2e oude man wijzend): Hij vroeg erom. Bols kijkt naar 2e oude man. Deze schudt zijn hoofd en kijkt schuin naar het schaakbord. Bols: Ah ja. - Goed, we zullen een passende straf voor jullie bedenken, allebei. 1e oude man: Wàt meneer Bols? Bols: Weet ik nog niet. Ik heb geen zin om me nou kwaad te maken, ik heb net mijn meisje op bezoek. 1e oude man: Geen sigaar, geen neutje? 2e oude vrouw: Kamfer in het eten. 1e oude vrouw: Het hoofd kaal scheren. 1e oude man: Geen slaaptablet. 2e oude vrouw: Geen biovital. 1e oude vrouw: Geen bezoek. Bols: Jullie zullen het wel merken. En ik zal het ook aan de direkteur rapporteren. En nu geen gelazer verder. (Op kommandotoon) Vooruit, kreatief bezig zijn. Ze buigen zich over hun bezigheden. Bols (tegen X): Heb jij niks om handen? X: Nee meneer Bols. Bols: Dat krijg je ervan ja. Hij loopt naar een kast en pakt er een postzegelalbum uit. Bols: Hier; heb je wat te doen. Anders haal je maar weer kattekwaad uit. X: Ach nee meneer Bols, geen postzegels verzamelen; daar interesseer ik me niet voor. Bols (geprikkeld): Wat wil je dan? X haalt zijn schouders op. | |
[pagina 57]
| |
Bols: Nou dan; wat zit je dan te drenzen. X: Ik krijg bijna nooit brieven. En als ik ze krijg hebben ze allemaal dezelfde postzegel. (Het boek openslaand, mokkend) Hier ook; bijna allemaal van 25 cent en drukwerk 15 cent. Bols: Dat is mijn zaak niet. En nou verder Stil zijn, anders - Bij het weggaan knijpt hij X hard in zijn wang of draait zijn oor om. X: Au! Hij maakt machteloze slabewegingen met zijn armen, maar Bols is al buiten zijn bereik en ziet het niet eens. Bols (bij de deur): Spelen! postzegels verzamelen! Bols af. Allen (zachtjes): Lezen, breien, spelen. Breien, spelen, schaken. Lezen, schaken, postzegels verzamelen. 2e oude vrouw (opkijkend): Dat heb je ervan. X rolt zich wat dichter bij het raam. Kort gehoest en gerochel. 2e oude man: Je hebt mijn paard verschoven. 1e oude man: Niet waar! Zo waar ik hier voor je sta. 2e oude man negeert het protest en zet zijn stuk terug. 2e oude man: Zo gaat dat hier. Nog vals spelen ook. 1e oude man gebaart protesterend en verontschuldigend tegen X. 2e oude man maakt van de gelegenheid gebruik door een schaakstuk van zijn tegenstander te pakken en in zijn zak te stoppen. Vage geluiden uit de buitenwereld dringen weer door. Ze kijken enige tijd berustend naar de ruit. Zo nu en dan een kort gekuch of rochelhoest en sterkere geluidsvlagen uit de buitenwereld. X: Ik wou dat ik daar weer was. Een of twee anderen: Ja. In de kamer wordt het tijdens de volgende scène langzaam donkerder; de ruit verspreidt het meeste licht. Koor (zachtjes): Lezen, slapen, spelen, breien, postzegels verzamelen; breien, lezen, eten, spelen, slapen; enzovoort. Even later klinkt er van boven beatmuziek door. Ze kijken omhoog. 2e oude man: Ze zijn weer bezig. 2e oude vrouw: Je krijgt ze bijna nooit te zien. Meestal komen ze laat thuis of hangen rond in disco-bars. Hadden we vroeger niet. 1e oude vrouw: Of ze zitten boven te swingen dat de kalk naar beneden rolt. 1e oude man: Ze gebruiken dit huis alleen maar als een soort privéhotel. Opnieuw melancholiek zwijgen. 2e oude man (naar buiten kijkend): Ik ben kassier geweest, bij de Hollandse Bankunie. Er zijn miljoenen door mijn handen gegaan, misschien wel honderden miljoenen. Nooit een cent tekort. (Als na- | |
[pagina 58]
| |
gedachte, maar zonder opstandigheid) Geld van anderen. Maar ik heb het goed nu. 1e oude man: Ik ben handelsreiziger geweest, in huishoudelijke arti-kelen; ik ken het hele land - iedere stad. Alle hotels. Mijn slalepels en vorken, mijn pannen en kwasten lagen overal; en ik heb lekker geneukt, overal. (Hij smakt eenmaal met zijn lippen.) 1e oude vrouw: Ik ben getrouwd geweest. Huisvrouw. Drie kinderen. Een is er gestorven. Mijn man ook. Zeven kleinkinderen. Ze komen allemaal een keer op bezoek. Ze hebben het goed en ik heb geen zorgen meer aan m'n hoofd. 2e oude vrouw: Ik ben onderwijzeres geweest. Ik had ieder jaar andere kinderen. (Zonder enige bitterheid) Kinderen van anderen. Het is mij aangenaam geweest. Ik heb ze het een en ander geleerd wat hun ouders hun niet konden leren. Misschien lopen er nu wel een paar buiten; volwassenen. Stilte. Zelfde geluiden als boven. 1e oude man (tegen X): En wat ben jij geweest? X antwoordt niet maar blijft naar de ruit Staren. Stilte. De anderen (zacht, op zoemtoon): Slapen, lezen, eten, breien, spelen, wassen, schaken, slapen, breien, lezen, eten, onaneren (: 2e oude man), slapen, eten, enzovoort. Nadat een diepe schemer is ingetreden springt plotseling het licht aan. Ze schrikken op, behalve X die naar het raam blijft staren. De anderen kijken verbaasd en intens naar hem. Dan strekt X langzaaam zijn keel en geeft een schreeuw die door merg en been gaat. Daarna, als Bols binnenstormt, Staat hij langzaam op uit zijn wagentje. Bols: Wie heeft er verdomme nou weer geschreeuwd. (Hij ziet X.) Wat? Ga gauw weer in je wagentje. X: Nee. Bols: Wat nee. Ik zeg - Hij loopt naar X toe, maar deze blijft tegen de verwachting in staan. Bols aarzelt. X richt zich in zijn volle lengte op, terwijl de anderen met voorovergebogen lichamen geinteresseerd toekijken. X: Ga zitten. (Hij wijst naar het wagentje.) Bols: Wie, ik? (Hij schudt ongelovig zijn hoofd.) X: Ik zeg, ga zitten. (X doet dreigend een stap vooruit.) En vlug! Bols: Ach nee meneer Kars, ik niet. (Smekend) Ik ben toch goed voor u geweest - heb ik u niet prima verzorgd? De anderen zoemen zachtjes op de achtergrond: Eten, slapen, lezen, | |
[pagina 59]
| |
spelen, breien, etc. - alsvoren. Bols: Hebt u niet op tijd te eten gehad? Bent u niet een keer in de week in bad geweest, in lekker lauwwarm water? En iedere dag een glaasje? X: En nu vlug gaan zitten anders mag je meisje niet meer komen. Hij pakt Bols bij de arm en duwt hem in de wagen. Bols protesteert en probeert overeind te komen, wat hem niet lukt omdat de krachten hem ontbreken. Bols (smekend): Alstublieft meneer Kars. De anderen komen nu ook overeind, ongeloof nog op hun gezichten en dringen dreigend op Bols toe die angstig hun bewegingen volgt en in zijn stoel kronkelt. Allen (zoemend): Eten, slapen, lezen, spelen, breien, etc. Donker. | |
[pagina 60]
| |
Jan G. Elburg
| |
[pagina 61]
| |
en het gevoel dat ik bestrijd maar krijg waar ik hoog in de hemel naast mij hoor: zalig hè pappa, net een ruimtereis. En inderdaad. | |
[pagina 62]
| |
Jan G. Elburg
| |
(a)Zeegezicht van stilzwijgen, linksom, rechtsom, sloom alom tot diep in dit onderkomen,
glinsterend als een hap appel in veel speeksel zorgeloos zwemmend, maar minder zorgeloos dan dat.
Toch tilt mij dit golvende tot de onderkant van een soort verzaliging: lucht en hemel niet alleen in gedachte taal verwisselend.
Onbereikbaar nu ik, de haast rakende, niet aanraakbaar dan tot ik verlangen daartoe luidkeels te kennen geef, ik die kennis heb
van wat pas wärmte is gelijk door ruimte bekoeld koelwater, koud als het bloed dat daarbinnen zijn kist timmert die is af te sluiten. | |
[pagina 63]
| |
(b)Een betonnen oog, zon gerijpt in een kazemat: mummies maskers passend van bontgestreept verzinsel.
De appel doet het de kruisboog (meer huiselijk: het klokhuis dat de pijl tot wijzer kiest): bekijken, precies als alle gekken doen: hoorbaar verzwegen hier: ik.
Noem jij het dan, in godsnaam: wel-zullen-zien, maar zonder ooit inzicht te krijgen hoe andermans groen wordt ervaren, waarom kees geel lelijk vindt, kees lelijk vindt.
Kijk terug / om / zuinig, maar binnen de handpalmen nu. Laat de lange, huidige rivieren van dit lot gaandeweg in veranderend licht verzanden, donker in een splinter nieuwe bril
Gesloten voor nieuwe toevloed van vuurschijn en vreugdeloos tandenblikkeren, terwijl oud, gezameld kwaad mij ten goede komt, de bodem van iets in het zicht komt. | |
[pagina 64]
| |
(c)Alsof hij een ander naäapte: stil even, gebaarde hij, st, verder afgekort tot de s van suizend, zoals u wel stilte ervoer.
Op het degelijk dak van dit sterfhuis kakken vogels kirrend onverwant zaad; spaar mij uw gekwetterde kommentaren, deed hij.
Ook dat nog:... balken vertellen daaronder van toen zij bomen waren, voor een echt wel dommelend gehoor; nog zo'n dovend gebaar maakte hij en
een loodgrauw veerhuis, dit, uit een vervlogen ogenblik, in een verstild stadje, het vanzelfsprekende E.
waar ik - toch nog - bekijk of hij een nieuwe oversteek wagen zal, scheep gegaan in mijn stem: hij / ik met meer dan mondje dicht er het zwijgen toe doende:
er gloeit as op het strand achter ons; niemand vertelt van een scheepsbrand; niets spreekt vanzelf hier, niets spreekt. |
|