Raster. Jaargang 6(1972-1973)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] H.C. ten Berge De witte sjamaan een initiatie Aanvliegen over de sont, over donkere kommen van finse meren scheepgaan in de kajak der gestorvenen drijven op de wateren tussen taiga en toendra oog en oor zuiveren aan leegte een verte zich voeden met bessen, met hoed en geur van de goddelijke paddestoel dromen de droom van het eeuwige heden als arktiese beer weer tot sneeuwblinde dronkenschap in te keren (1) [pagina 19] [p. 19] Op de tong zeven vlokken in dovend middaglicht smelten zijn tent gebukt naar binnen gaan als de zon slaapziek wegzakt achter de wouden liggend op zijn bladerbed het smeulend vuur van berkebast aanblazen door het rookgat de witblauwe poolster bespieden in heldere blijdschap de hemelse spijker en stralende navel van zijn heelal gadeslaan als viervoeter zijn tent verlaten om de verre suizing van een vleugelslag oog in oog staan met de witte wolven van een korte dageraad (2) [pagina 20] [p. 20] De grote moeder vliegt tussen oeral en altai tussen haar veren verstijven, en slapen de doodsslaap van de sjamaan haar keel is een trommel haar keel wordt zijn kwetsbare stem uit de trommel: rauw kaaklen van rendier-korjaken, de hoefslag, de roffelende roep van jakoeten te paard sneeuw staat op zijn lippen, schuim bedekt de grond uit haar borst groeit de berk en de slaper schuilt in de bovenste takken pikt een snavel aan zijn geslacht trilt een arendsveer in de wind (3) [pagina 21] [p. 21] Zich verwonden om helder en heel- huids herboren te worden hardhandig het ei uit gewipt door de wuivende moeder die wegvliegt de eerste sneeuw is gevallen; vanuit de woudrand voert een vers wildspoor naar hier o kinderen van Nanoek, hij keert terug met zijn lied ijsnaalden staan in de schors van het weten, de lippen zijn koud maar de tong is gezuiverd wie brengt licht? wie genezing? hij is zeven maal om de aarde gedragen als een hoed is zijn haar met een slagpen doorstoken (4) [pagina 22] [p. 22] ‘Slank is ze, klein als een beertje, haar zwarte vlechten schudt ze als vleugels haar jas van calico hangt aan een tak in het ademend huis van huiden en hout karnt mijn kosmiese as diep in haar schoot tepels strak, huid in bloei, sneeuw tot een blos op haar dijen gewreven o, kijk als een muis door het oog van de tent! hoe Nanoeks dochter als sneeuwgodin nawiegt, neuriënd onder mijn pels. lokgeur van eeuwig heden, nu zeven dagen al zeven jaar is gebleken’ (lied van de sjamaan) [pagina 23] [p. 23] Spiegeling van steden, vluchtig houvast in de lege chaos der steppe leven met schaarse tekens waarin zijn volstrekte verlorenheid is gevat poolster, pleiaden, de pijlsnelle jacht op de mytiese honden. murw van hars, hasj en miljoenen muggen glijdt hij omlaag uit de boom hij stelt zich voor in de andere boom te verdwijnen stelt vast dat beide bomen zijn gevlogen. naast de sjamaan de vermagerde jager; daarachter de vrouw die een dorstige welp werpt, gehurkt in het gras (6) [pagina 24] [p. 24] O broeders en zusters, de bloei der verbeelding laat lang op zich wachten het is niet eenvoudig te spreken de sneeuwtaal der samojeden noch is het eenvoudig nog langer een beeld van verbeten ontroering te leggen op heimelijk of huiselijk geweld, op de raspende grootspraak van een beschaving. de witte sjamaan wordt een manke leproos die kolonies doorkruist met zijn snerpende ratel het wildspoor verstoord het vruchtvlees vergiftigd wie doodt bij het leven leeft op de dood Nanoek: een Eskimo-woord dat ‘beer’ of ‘pleiaden’ betekent. (7) Vorige Volgende