| |
| |
| |
[Lente 1972]
Daniël Robberechts
Praag schrijven
wie durch einen Friedhof...’ Want alle verbeelde woorden vormen valkuilen: ‘Praag’, zegt zij - en zij staat bijvoorbeeld voor een raam in bijvoorbeeld een hoge kamer in bijvoorbeeld een burgerlijk huis dat een vijftigtal jaren geleden is gebouwd, met haar rechterhand heeft ze bijvoorbeeld het gordijn opgeschoven om naar buiten te kijken, ze heeft de woorden mijmerig voor zich uit gesproken, de ruit bewasemd, dan heeft ze haar hand laten zakken: ‘Ach ja Praag’ heeft ze gezegd en ze heeft zich naar de kamer gewend, naar jou, geheimzinnig glimlacht zij, het is alsof haar lange, bleke japon jou sprakeloos maakt, en dan moet zij een gevoelen uitdrukken, hoe zal dit gebeuren, een zucht van onmacht, een onstelpbare woordenvloed tot laat in de nacht? - en waarom eigenlijk zijn allerlei andere uitingsvormen van meet af aan uitgesloten, bijvoorbeeld dat zij nu zou neerhurken en zonder de lichte japon op te schorten, strak naar jou opkijkend water zou lozen op de oude plankenvloer?
Op vierentwintig februari wordt het staatsburgerschap ontnomen aan Ota Sik, Jiri Pelikan en het voormalig lid van de academie voor wetenschappen Svitak.
Op die dag wordt vernomen dat de schrijver Ota Filip, die tijdens de herdenking van de interventie in '69 werd gearresteerd, veroordeeld is tot elf maanden gevangenisstraf wegens belediging van de tsjechoslovaakse leiders en ondermijning van de republiek.
(Einde februari negentienhonderd zeventig beweert de ‘Schweizer Monathefte’ dat de interventie in Tsjechoslovakije werd ingegeven door de vrees van de Sovjet-Unie, om de beschikking over de tsjechoslovaakse uranium- en titaanijzerertsmijnen te verliezen. De Sovjet-Unie beschikt maar over beperkte vindplaatsen bij het Baikalmeer, en is verder afhankelijk van vindplaatsen in de ddr en Tsjechoslovakije.)
Op elf maart negentienhonderd zeventig wordt ambassadeur Alexander Dubcek voorlopig geschorst als partijlid.
Medio maart meldt het weekblad Zivot Strany dat ex-parlementslid Marie Mikova en de ex-ministers Pavel en Boruvka uit de commu- | |
| |
nistische partij zijn gestoten.
Van zestien tot eenentwintig maart brengt de sovjetrussische minister van buitenlandse zaken Gromyko een officieel vriendschapsbezoek aan Tsjechoslovakije. Hij voert besprekingen met o.m. partijleider Husak, president Svoboda, Strougal, Bilak, Kempny en de minister van buitenlandse zaken Marko.
Op achttien maart wordt officieel bekend gemaakt dat in Bohemen en Moravië bijna 3000 mensen zijn voorgeleid ter ondervraging; dit gebeurt wellicht i.v.m. de ijshockeywedstrijd tussen de Sovjet-Unie en Tsjechoslovakije die met 3-1 door de Sovjet-Unie wordt gewonnen.
Op eenentwintig maart negentienhonderd zeventig worden Jozef Smrkovsky, Josef Spacek, Zdenek Mlynar, Frantisek Pavlicek, Cestmir Cisar en Karel Kaplan uit de partij gestoten.
Onder de gesprekken tussen Gromyko en Marko wordt door beide ministers een nieuw vriendschapsverdrag tussen Tsjechoslovakije en de Sovjet-Unie voorbereid, ter vervanging van het verdrag van 1943.
1970, april. Van de ene zijn alle geschriften gepubliceerd die men maar heeft kunnen bemachtigen - ook de dagboeken, ook de liefdebrieven die evenzeer angstbrieven waren, ook de geschriften waarvan hij vroeg dat men ze zou vernietigen. (Je denkt: wat moet hij niet gewrokt hebben tegen het leven: ‘Als ik het enige waar ik voor deug toch niet volledig kan verwezenlijken, laat ik dan nog liever zo weinig mogelijk verwezenlijken, dat mijn vrienden alle sporen uitwissen, dat ze de aarde kuisen van de sporen van mijn ontstoken, etterig bestaan’ - en het kind vaagt het blokkenhuisje weg dat hij toch niet gebouwd kan krijgen.) Van de andere is niets gepubliceerd dan, op de keerzijde van het doodsprentje (de Piëta van Michelangelo), enkele franse invocaties (‘carnet spirituel du défunt’). Zelfs niet zijn getuigenis over Fernand Tonnet, die met kapelaan Cardijn en Paul Garcet in Laken de syndicalistische jeugd had opgericht en in Dachau was gestorven, een geschrift dat hem toch uitdrukkelijk ter publicatie was besteld - en jij bewaart de herinnering aan een nieuw ontzag voor het werk van papa, ‘hij schrijft een boek’, aan zijn avondwerk dat een tijd lang tot heel wat later dan middernacht werd gerekt. Wat overblijft is een doorslag van een tekst van 9 vellen, getekend ‘Un Laekenois’ (de opvallend korte alinea's beantwoorden aan de beroepsmisvorming van de opsteller van ambtelijke stukken?), gevolgd door een vijftal brieven van Tonnet; en daarbij een paar manuscripte brieven van intrigante slijmerds aan wie de tekst ter beoordeling was gestuurd en
| |
| |
die zich bedreigd voelden door dit naïeve getuigenis: de exclusiviteit van hun biografisch werk mocht niet in het gedrang komen (‘En tout cas, il n'est pas possible d'écrire une biographie complète de Fernand sans passer par moi: je possède toute sa documentation, toutes ses notes personnelles et toute sa correspondance...’) en alles moest verduisterd worden wat een zaligverklaring in de weg kon staan (‘Ne le communiquez pas à tout le monde parce qu'il contient à côté de bonnes choses des réflexions et des considérations qui détachées de leur cadre donneraient à la physionomie de Fernand adolescent une note un peu défavorable...’). Maar, schrijven hebben ze dus beiden gedaan. Het is geen dagboek wat Jan-Emmanuel nagelaten heeft, in die zin dat de notities niet van data zijn voorzien en dat ze ook maar onrechtstreeks, via citaten, spreuken, knipsels, aforismen en zelfs kalenderblaadjes op zijn persoonlijk leven betrekking hebben: ‘Het leven voert over menige brug die achter ons afgebroken wordt’, ‘Ploeg vroeg’, ‘De tegenspoed in de jeugd is het zaad van latere wijsheid. Conscience aan zijn zoon Hendrik op 10-jarige ouderdom’, ‘Le flamand est une des langues modernes les plus intéressantes de notre globe. Maurice Barrès, de l'Acad. françse’, ‘Multiplicasti gentem sed non magnificasti laetitiam’, ‘Niets is lager dan hoog tegen ondergeschikten te zijn’, ‘De la hantise de la femme, délivrez-moi, Seigneur’, ‘Trouw jongen! Gij zult veel geruster leven’, ‘Dieu a créé l'enfer pour moi’. Het is de kakikleurige, wasdoeken kaft van een oud cahier,
dat puilt van allerlei bladen van allerlei formaten. ‘Als het ogenblik zal gekomen zijn, zullen gedachten en gevoelens bij uw zoon opkomen, die vragen uitgedrukt te worden; wijl hij nu niet beschikt over zijn taal, wier klankenrijkdom en schakeringen hij niet kent, zal uw zoon altijd over zich ontevreden zijn, die stukken en brokken gedachten zullen hem niet meer voldoen; al die, in zijn geest en hart opgekropte stoffen zullen hun definitieve uitdrukking gebiedend eischen. De jongen zal afgetrokken worden, verstrooid, hij zal nadenken zonder reden, en daarna zal hij voortdrijvend worden, prikkelbaar, ongeduldig. - Dostoïewsky.’, ‘Wie trouwt een wijf/Slechts om haar lijf, /Verliest het lijf/ En houdt het wijf - Kats.’, ‘Je vis pour Dieu; je travaille pour vivre; donc je trav. pr. D.’, ‘ieanne ianssen’ (in griekse letters) ‘:1919 - “Mais l'amour n'est-ce pas rend possibles et agréables les devoirs du manage.” 1925 après 9 ans de mariage, vieillie de 20 ans par les soucis d'enfants difficiles et l'asservissement à 1 mari qui la brutalise: “Non, si c'était à recommencer je ne me serais jamais mariée.”’, ‘Werken adelt.’ En wat je aan die bundel herkent is zijn hebbelijkheid, die jij hebt geërfd, om de onmogelijkste papierrestjes, -verso's en -snippers te gebruiken alsof papier een luxe-artikel was; soms is het schrift
| |
| |
minuscuul, alleen dank zij de fijne pen nog leesbaar, en de langere, zelf opgestelde teksten staan vol doorhalingen en omzettingen. ‘Wat betekenen die doekskens om te vragen hier te vernachten? Uw bezoek is nooit een last geweest. Slaap hier zo lang ge wilt, al kreegt ge de slaapziekte. - koz'n Joannes (4-8-27)’, ‘Onze ziel is een vluchtelingske uit de hel.’, ‘Die spreekt weet soms niet waarom; die zwijgt weet het immer’, ‘La fuite en amour est une victoire’. Kan men het zo stellen dat het schrijven voor Jan-Emmanuel het middel was om zichzelf voorschriften in te prenten? de beschikbare taal gaf de voorschriften in, maar wanneer men ze zelf ging neerschrijven werden de woorden door het papier teruggekaatst en werd het zoveel moeilijker (waar begon de hypocrisie?) om ze te verloochenen, gemakkelijker om ze in te volgen: het geschrevene verplicht? (Ook tot het onleefbare?) - Stel je dan voor dat iets gelijkaardigs zou gelden voor de notities van doctor K., met dit verschil dat de voorhanden zijnde voorschriften hem net zo onbruikbaar waren als de eis om zichzelf een arm af te snijden. Zodat er andere totaal nieuwe voorschriften moesten worden geschreven. ‘Manchmal stelle ich mir die Erdkarte ausgespannt und Dich quer über sie hin ausgestreckt vor. Und es ist mir dann, als kämen für mein Leben nur die Gegenden in Betracht, die Du entweder nicht bedeckst oder die nicht in Deiner Reichweite liegen.’ Doch daartoe was een nieuwe, afzonderlijke taal noodzakelijk, en die werd door doctor K. ontwikkeld in één zeer lange, telkens hernomen afscheidsbrief. - In de kaki kaft is er blijkbaar niets wat na zijn huwelijk is geschreven. En kan men dit toeschrijven aan het feit dat het samenleven met een vrouw voldoende was om woorden en voorschriften tot mildere proporties terug te brengen?
Van 1930 af is het op een foto-album dat je moet afgaan, laat je niet misleiden door haar strenge, recht tot halverwege de kuit neerhangende rokken (zo was toen de mode) noch door haar ernstige uitdrukking (gezeten op een balustrade, op de achtergrond het dak van een kazerne die later de cadettenschool zou worden), beide moeten zij toen gelukkig zijn geweest. Van 1933 af zijn de foto's in kleefhoekjes gezet zodat je kan lezen wat hij op de achterkant heeft geschreven: ‘Zijn wij niet rijk: wij zijn toch gelukkig! Beaulieu s/mer Mai 1933’ ‘Salut à la tour du Château des Papes d'Avignon, d'une visiteuse moms vaillante que la “Mule du Pape” 1933’ (met de rechterhand wuift zij uit het enige raam in een grote, blinde, houwstenen muur - negen maanden later werd hun eerste kind geboren, een dochter); ‘Wie het breed heeft, laat het breed vliegen! Nice Mai 1933’ (omdat haar rok heel even opwaait, nog niet eens tot aan haar knie); ‘Hotel Alexandra Nice 1933, “un homme heureux de vivre”’. In die jaren hadden ze nog de
| |
| |
tijd om een album te houden, om ironische aanmerkingen te schrijven op de rugzijden van foto's. Dan is er een soort van black-out dat twintig jaren duurt: er worden vier kinderen geboren, en vlak na de vierde geboorte breekt de wereldoorlog uit. Er is regelmatig huiskrakeel met de autoritaire vader bij wie ze inwonen. Op het eerste gezicht zou je denken: ruim werk en kommer genoeg? Maar dan moet je nog gewag maken van je vermoeden dat het nachtbraken van Jan-Emmanuel (beneden in de kleine eetkamer, de laatste jaren in gezelschap van zijn dochter Marie-Paule die naar Radio Luxembourg luistert: Zappy Max, Lucienne Delille, Inspecteur Vitos, Edith Piaf, les soeurs Etienne) dat het nachtbraken hem wellicht niet alleen door een overvloed aan werk of door zijn traagheid was opgedrongen, maar ook door de noodzaak om niet naar bed te gaan voor hij totaal was uitgeput: vier kinderen was meer dan genoeg, voortaan had hij van zijn vrouw af te blijven. (De voorschriften de voorschriften. Stel je het nachtelijke herenhuis voor, zijn vrouw slaapt op de tweede verdieping, het huis is een inktzwarte, loodzware massa van voorschriften, kinderen, een schoonvader, een vrouw en een dienstmeisje, hij wordt platgedrukt op de gelijkvloerse verdieping, een galeislaaf in het onderruim, die zich letterlijk het sap van zijn kloten moet werken, moet schrijven.) Is het niet genoeg? welnee - en je vraagt je af: zou doctor K. wérkelijk zijn onmacht betreurd hebben om de voorgeschreven levenswijzen in te volgen, of ging het maar om een schijnbeweging, de onmacht als dekmantel van onwil, het enige weermiddel van deze totaal machteloze? is het mogelijk dat hij niet zeker was van zijn stuk, dat hij getwijfeld heeft of dit voorgeschreven leven eigenlijk wel zo onduldbaar gruwelijk was als het hem soms voorkwam? - Een van Jan-Emmanuels eerste briefkaarten na de black-out luidt:
‘Donderdag avond, 2-6-55. Mijn beste Daniel, Tot onze spijt slaagde Ludovic er niet in U deze middag aan te treffen, om U het laatste nieuws te geven over de gekende treurige gebeurtenissen. Dinsdag van 23 tot 1/2 uur heeft de Commissaris aangedrongen opdat ik zou afzien van mijn wil M.P. in veiligheid te brengen en om de beschuldigde een laatste kans te geven. Ten slotte heb ik toegegeven, na plechtige belofte van de booswicht. M.P. is dus terug naar haar woonst gekeerd. Sedertdien beschermt de Politie haar op tastbare wijze en is de schuldige zo plat als een vijg./ De vader, die hier bij ons de Woensdag avond doorbracht, steunt ons alzijdig en neemt dwangmaatregelen./ Ook met een kwaad kan het goede ontstaan./ Laat ons daartoe bidden./ Nadere inlichtingen en het verder verloop zijn voor a.s. zondag te 10 uur./ Uw gans toegenegene / Vader.’ Zo gaat dat. Je voedt een dochter op, huwelijkt haar uit, en achteraf
| |
| |
blijkt je dat haar man een booswicht is. Hier valt niet te lachen. Kleine kinderen kleine kruisen, grote kinderen grote kruisen. Hij had het zelf geschreven. En hier zou je dan de retorische vraag willen stellen: Is het niet voldoende? En neen, blijkbaar volstaat het nog niet. Op 10 september 1954 is een promotiebesluit verschenen in het staatsblad: ‘...Hebben wij besloten en besluiten wij: Artikel 1.- De h. Destrebecq, H., organisatieadviseur, kabinetschef van Onze Minister van Landbouw, wordt met ingang van 1 October 1954 bevorderd tot de graad van directeur van administratie...’ Tegen deze benoeming tekent Jan-Emmanuel beroep aan bij de raad van state, zonder bijstand van een jurist. ‘Monsieur le Premier President... Après examen des dix candidatures suscitées par la note du 7 juillet 1954... mettant en compétition la fonction susdite de directeur d'administration, le Conseil de Direction a proposé le signataire pour être promu au grade en question’ enz. enz. Doctor K. is dan al dertig jaren dood. ‘L'autorité investie du pouvoir de promotion n'a pas cru devoir retenir la candidature proposée par le conseil de Direction et a nommé directeur d'administration le candidat qui n'avait recueilli qu'une voix aux deux réunions du Conseil de Direction’ enz. enz. Je kan je voorstellen wat een bijkomend nachtwerk dit hem gekost heeft. ‘Directement intéressé à la collation de l'avancement visé et, de surcroît, lésé par l'arrêté royal du 10 septembre 1954 conférant la fonction à l'élu du Chef de Département, l'auteur de la présente requête, qui est le plus ancien des directeurs administratifs du Département et compte huit années d'ancienneté
dans le grade, demande respectueussement l'annulation de cet acte, en raison des circonstances dans lesquelles la dite promotion a été accordée et par lesquelles se trouve violé l'article 72 de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 fixant le statut des agents de l'Etat’ enz. enz. En nu de verzuchting: dat jij hem in die maanden niet gestoord hebt in zijn verweer. Mémoire en réponse, Mémoire en réplique. Het was je laatste jaar in het eerste Gesticht. ‘Elles trouvent, au surplus, une confirmation officielle dans l'arrêté royal du 2 juin 1954 portant classification des grades, prévus au cadre organique du Ministère des Finances, dans les quatre catégories des agents de l'Etat fixées par l'arrêté royal du 2 octobre 1937... arrêté pris avec l'accord du Premier Ministre en date du 2 mars 1954, après intervention du Comité de Consultation syndicale et de l'avis conforme du Conseil d'Etat’ enz. enz. En pennen maar en pennen maar. ‘A suivre le raisonnement tenu par le mémoire en réponse au regard du conseiller d'organisation dont le grade serait à rattacher au grade général de directeur, parce qu'il relève directement du directeur d'administration et qu'il a sous ses ordres un chef de bureau, le
| |
| |
grade de directeur d'administration qui relève directement du Secrétaire Général et qui a sous ses ordres des directeurs, ne peut se rattacher - comme il l'est effectivement - qu'au grade de directeur général, ce qui devait ipso facto exclure de la promotion envisagée, non seulement tous fonctionnaires du grade de chef de bureau et des grades assimilés, mais a fortiori ceux du grade de secrétaire d'administration et des grades assimilés’ enz. enz. Toen kwam de raad in openbare zitting bijeen, en Jan-Emmanuel verklaarde er onder meer: ‘Sur quoi, M. l'Avocat du Ministère de l'Agriculture, attribua, je le présume, un tel caractère de pertinence à cette interprétation’ (de zijne) ‘qu'il suggéra à Monsieur le Ministre de ne pas attendre le prononcé, par le Conseil d'Etat, de l'annulation de l'avancement dont il s'agit et de prendre un arrêté royal annulant la dite promotion et la rééditant à la faveur de l'article 73 du Statut’ enz. enz. Hier greep een incident plaats waar het dossier van Jan-Emmanuel maar indirecte sporen van bevat: de advocaat van het ministerie stelde dat Jan-Emmanuel met deze laatste zin het beroepsgeheim had geschonden. Een tweetal weken later werd de uitspraak geveld: ‘...Gezien de regelmatig gewisselde memoires van antwoord en van wederantwoord... Gehoord de opmerkingen van verzoeker en van Mter Verschelden, advocaat bij het Hof van Beroep te Brussel, die voor de tegenpartij verschijnt... Overwegende dat de benoeming van de verzoeker, die directeur is, tot de graad van directeur van administratie door de directieraad werd voorgesteld en dat deze voordracht, nadat bezwaar was ingediend, op een stem na eenparig werd behouden; dat niet betwist wordt,
dat hij aan de voor deze benoeming gestelde vereisten voldeed; Overwegende dat verzoeker aanvaardt, dat de graad van directeur van administratie moet worden geacht aan de algemene graad van directeur-generaal te zijn verbonden, terwijl de graad van organisatieadviseur slechts kan worden verbonden aan een algemene graad die lager is dan die van directeur’ enz. enz. ‘Overwegende dat artikel 72 een algemene bepaling is, waarop het Rijkspersoneel zich kan beroepen; dat het koninklijk besluit van 30 Maart 1939 een hiërarchie der algemene graden heeft ingesteld inzonderheid met het oog op de toepassing van deze bepaling; dat de Regering bij het uitvaardigen van dit besluit het aantal algemene graden heeft beperkt tot die, welke dat besluit instelde en uitdrukkelijk besloot “de andere algemene graden en benamingen af te schaffen”; dat het voor de toepassing van de bepalingen van het statuut volstrekt noodzakelijk is, elke nieuwe benaming of graad, die geen algemene graad zou zijn aan een algemene graad te verbinden, indien men in de statuutregeling van het personeel geen toestand wil invoeren waardoor de
| |
| |
toestand en de rechten, waarop dat personeel zich krachtens de bepalingen van zijn statuut kan beroepen, grondig wordt gewijzigd;’ enz. enz. ‘Overwegende dat derhalve zonder moeite kan worden aangetoond dat de Regering de nieuwe, door haar ingevoerde benamingen van organisatieadviseur en van directeur van administratie impliciet heeft willen verbinden aan een der algemene graden, teneinde de toepassing van de statuutbepalingen mogelijk te maken; dat, tussen de algemene graad van directeur-generaal, waaraan de graad van directeur van administratie impliciet verbonden is, en de graad waaraan de bijzondere graad van organisatieadviseur verbonden is, de algemene graad van directeur staat; dat Henri Destrebecq dus geen twee jaar dienst had in de algemene graad, onmiddellijk beneden de algemene graad waaraan de graad van directeur van administratie was verbonden; dat de Regering door de bestreden benoeming te doen, artikel 72 van het statuut heeft overtreden en haar macht heeft overschreden, besluit:
Artikel 1: Het koninklijk besluit van 10 September 1954, waarbij Henri Destrebecq tot directeur van administratie wordt benoemd, is vernietigd.
Artikel 2. Het arrest zal worden bekendgemaakt in dezelfde vorm als het vernietigde besluit’ enz. enz. Einde goed alles goed? Dat de vernietigde benoeming toch zou doorgaan, op andere gronden, was hem al op voorhand duidelijk. De moeite, het gepieker, het nachtbraken, de kommer en de angstvalligheid, het was alles dus louter om het principe. En de bevestiging van de onrechtmatigheid die hij aanklaagde was hem een overwinning. Toen kwam de vergelding: een week na de uitspraak van de raad van state werd Jan-Emmanuel op het matje geroepen bij de secretaris-generaal: Vous avez manqué au devoir de discrétion tel qu'il est défini par le statut et les instructions.’ Jan-Emmanuel leest de gewraakte zin voor: ‘Sur quoi, M. l'Avocat du Ministère...’, die wordt geanalyseerd, de secretaris generaal beweert dat de woorden ‘je le présume’ alleen op de eerste zinsnede, Jan-Emmanuel dat ze op de zin in haar geheel slaan: ‘Ah non, M. Robberechts, vous êtes trop fort en rédaction pour ne pas avoir volontairement et sciemment donné à ces mots le place qu'ils occupent. Ils n'ont pas la portée que vous leur donnez maintenant.’ Daarop wil Jan-Emmanuel een verweerschrift voorlezen dat hij de dag van het incident heeft opgesteld: ‘Non, M. Robberechts, vous n'êtes pas avocat, vous n'êtes que fonctionnaire.’ En dan leest de secretaris generaal de klacht van de advocaat voor: ‘... manquement très grave...’, en een nota van de minister die een onderzoek gelast en het voorstellen van disciplinaire straffen. Hierop blijft er Jan-Emmanuel niets anders over dan nog- | |
| |
maals bezwaar- en verweerschriften op te stellen- wat wil je, na 38 jaren dienst neem je het niet zo maar dat je loopbaan op een blamage eindigt.
Hij raadpleegt statuten, strafwetboeken, pandecten (‘beroepsgeheim’, ‘indiscretie’), stelt memoranda op: ‘... Au service du Personnel, j'ai très fréquement l'occasion de me taire. J'en ai pris l'habitude depuis 36 ans. Je suis un taiseux. Si je n'ai pas d'ami au Département, eest que, durant toute ma carrière, je me suis rigoureusement abstenu de toute confidence et tenu à une réserve absolue, en toutes circonstances et ce au mépris de toute consideration favorable de quémandeurs de renseignements. Au surplus, il n'y a pas de secrets pour le Conseil d'Etat, les parties lui présentant spontanément tous les éléments et documents utiles au traitement des recours. Enfin, l'exercice du droit de défense - sacré dans tout pays libre - confère, pour le choix des moyens de défense, une prérogative tellement étendue, que des auteurs la qualifient de générale et d'immunité. N'ayant pas d'avocat, j'agissais en audience, comme tel et non comme fonctionnaire. J'avais en main un aide-mémoire dont la rédaction a éte faite sans conseil en suite à la récepton tardive (le 18 mai au soir) de la note d'audience de Mtre Verschelden.’ In het staatsblad van 18 juni 1955 verschijnt de vernietiging van de bevordering. En blijkbaar was de beschuldiging van indiscretie maar een middel om hem bang te maken, een episode van het spel van de kat met de muis. Zodat hij op de map van het dossier kon schrijven: ‘Non seulement ma cause a triomphé au Conseil d'Etat, mais M. le Ministre René Lefebvre a retiré ou annulé son intention de me punir et a proposé au Régent de me conférer la Commanderie de
l'Ordre de Leopold II
(ce qui a été realise).’ (En waarom zou hij dat op die map hebben geschreven, tenzij opdat wij het lezen?) Einde goed alles goed? De weerzin reikt te hoog. Hij verkrijgt een ziekteverlof en gaat voortijdig met pensioen. Nu hoorde je hem schimpen op het ministerie, ‘la boîte’. Enkele maanden later verschenen de eerst symptomen van de ziekte dic hem nooit als kanker zou worden beduid. Of hij nu eindelijk besefte dat hij de totale verliezer was? (Erken dan hoe de levens door teksten worden geregeerd, en welke teksten. Zie alle eigenzinnige geschriften eens als tegenteksten, antistoffen die het mogelijk moeten maken de teksten te doorzien, te leven in weerwil van en vaak tegen de teksten in. Zie de talloze heersende teksten als facetten, projecties, vertakkingen van de wetten die vergenoegdheid en voldoening voorspiegelen aan rechtschapenen en wetsgetrouwen. Ontwaar achter en boven die wetten de ongeschreven, onschrijfbare wet (vesting boven de stad) waarom de machtelozen het toch nooit kunnen halen, waarom hun vermorzeling onafwendbaar is gemaakt.)
| |
| |
Op zestien april negentienhonderd zeventig wordt bekend dat bij de tsjechoslovaakse radio en tv een grootscheepse zuivering is doorgevoerd; ongeveer 85 redacteuren blijken uit hun functie ontheven. Op die dag verkiest het parlement eenstemmig 78 rechters die uitgekozen zijn om hun kundigheden en hun houding in de voorbije periode. Josef Ondrej wordt gekozen tot voorzitter van het oppergerechtshof, met als plaatsvervangers Milos Jestrab en Vlastimil Handl.
Op een mei negentienhonderd zeventig wordt maarschalk Jakoebovski, de bevelhebber van de interventietroepen van het pakt van Warschau, samen met de maarschalken Koniev, Jeremenko, Zacharov en Leljoesenko, onderscheiden met de titel van ‘held van Tsjechoslovakije’.
1970, mei. ‘...oder fragt Milena: Jste zid -? (Sind sie Jude?) Schen Sic nicht, wie im “Jste” die Faust zuruckgezogen wird, um Muskelhaft anzusammeln? Und dann im “zid” den freudigen, unfehlbaren, vorwärts fliegenden Stoss?’ Wat Praag betreft, soms dunkt je dat men over die stad behoort te schrijven als over een ziekte. Dat deze stad althans een orgaan was waar elke ziekte uitbrak - zoals het bij iemand voorkomt dat elke vermoeidheid, elke vermindering van zijn weerstandsvermogen in een keelontsteking tot uiting komt. Praag de gevoelige plek, een zenuwvlecht, een centrale waar alle opduikende kwalen geseind worden en voor het eerst leesbaar zijn. Wist je dat ook Leopold, de zoon van de directeur van politie er geleefd heeft van zijn twaalfde tot zijn zeventiende jaar, in Praag is het dat hij Duits geleerd heeft, hij heeft er het gymnasium bezocht en later de faculteit rechten, hij heeft er meegevochten in de revolutie en zijn zusje is er gestorven, Rosa von Sacher-Masoch. Een gistende, kamende stad. Vergeet Wolfgang Amadeus Mozart niet. Maar evenmin Franz K.: ‘Es ist etwa so, wie wenn jemand vor jedem einzelnen Spaziergang nicht nur sich waschen, kämmen u.s.w. mi sste, sondern auch noch das Kleid nähn, die Stiefel zusammenschustern, den Hut fabricieren, den Stock zurechtschneiden u.s.w. Naturlich kann er das alles nicht gut machen, es hält vielleicht paar Gassen lang, aber auf dem Graben zum Beispiel fällt plötzlich alles auseinander und er steht nackt da mit Fetzen und Bruchstücken. Diese Qual nun, auf den Altstädter Ring zurückzulaufen! Und am Ende stösst er noch in der Eisengasse auf einen Volkshaufen, welcher auf Juden Jagd macht.’ Want vergeet ook niet dat Praag een van die steden was met een getto - en schrijf meteen dat jij het niet bent die kan
schrijven wat een gettostad is. ‘“Herinnert u zich nog de oude jodenbuurt?” “Eigenlijk kwam ik pas aan het eind. Maar-” Kafka maakte een beweging met zijn linkerhand alsof hij wilde
| |
| |
zeggen: “Wat werd ermee bereikt?” Zijn glimlachje antwoordde: “Niets.” Toen sprak hij verder: “Nog altijd leven in ons de donkere hoeken, de geheimzinnige gangen, de blinde ramen, de vervuilde binnenplaatsen, de lawaaierige kroegen en de stille logementen. Wij lopen door de brede straten van de nieuw opgebouwde stad. Maar onze schreden zijn onzeker. Innerlijk leven wij nog als in de oude ellende-steegjes. Ons hart weet nog niets van de voltooide sanering. De ongezonde oude jodenstad is voor ons veel wezenlijker dan de hygiënische nieuwe stad om ons heen. Wakend lopen wij door een droom: zelf niet meer dan een spook uit vervlogen tijden!”’ Maar er is, of was ook een duitse wijk, de Kleinseite, bewoond door de vrijwel koloniale Sudeten. En vergeet de Tsjechen niet. En daar moest doctor K. dan leven: een jood voor de Duitsers, een Duitser voor de Tsjechen, en een intellectueel. In zo'n stad zou men haast liever niet buitenkomen dan wanneer de straten verlaten liggen, soms zou men zelfs wensen dat men de macht had om alle mensen binnen hun huizen te verdrijven, opdat men na het uitgangsverbod alleen op straat zou kunnen komen, en eens alleen zichzelf zijn. Enkel de hoeren zouden blijven, in de steeg die op de Zeltnergasse uitgeeft. ‘Les nobles, écoeurés d'un règne tyrannique et impie, secouèrent le joug de Draghomir et de Boleslas et proclamèrent, dans la ville de Prague, Wenceslas roi. Parfois, la nuit, il portait sur ses épaules du bois destiné aux indigents, assistait fréquemment aux enterrements des pauvres, délivrait les captifs, visitait les prisonniers, au milieu de la nuit, et bien souvent les consolait, par des aumônes et ses conseils... La nuit, les pieds nus sur la neige et la glace, il faisait le tour des églises,
et ses pas laissaient sur la terre des empreintes chaudes et rouges de sang. Les Anges étaient devenus les gardiens de son corps. Cependant, son frère impie, Boleslas, à l'instigation de sa mère, après l'avoir recu à sa table, s'en alla, avec des compagnons de crime, le tuer dans l'église ou il priait, prévoyant bien la mort qui lui était préparée. Son sang jaillit sur la muraille où l'on en voit encore les traces.’ En dan twijfel je niet of Elisabet Bàthory iets met Praag te maken heeft gehad; je bent niet zeker dat het stadje Nyitra waarbij haar kasteel Csejte lag wel de huidige slovaakse stad Nitra is, bij Bratislava, je weet enkel dat haar verwante Zsigmond in 1613 in Praag is gestorven. Maar dat de gravin maagden martelde en vermoordde, volgens sommigen 80, volgens anderen 600, volgens sommigen om te verjongen door in maagdenbloed te baden, dit lijkt je in rampzaligheid aan te sluiten bij de ondergrond van Praag. (Haar handlangsters werden levend verbrand, zij zelf werd in haar kasteel opgesloten en stierf er na drie jaren.) En vergeet ook de golem niet, de gedaante die door rabbi Loew in
| |
| |
het getto werd gevormd uit klei, en levend gemaakt door ze een toverschrift onder de tong te schuiven, elke avond nam rabbi Loew de toverspreuk weg en werd de golem weer een levenloze pop, maar op een avond vergat de rabbi het schrift weg te halen, de golem ging een eigen leven leiden en van toen af komt hij om de 33 jaren Praag teisteren met rampen en plagen. Een stad van buitensporigheid van enkelingen. En kijk je dan naar aquarelbriefkaarten die door Jan-Emmanuel zijn gestuurd (Prazské akvarely Jaroslava setelika) dan lijken die jou ineens schromelijk gelogen. (praha. Z Lobkowicovy zahrady. De linker bovenhoek is weggescheurd, mogelijk door jou toen je postzegels ging verzamelen.) Op de voorgrond dichte, groene boomkruinen; daar achter, in de schaduw, bovenste verdiepingen van 19e-eeuwse hotels; hoger op, tot even over de helft van de kaart, kleinere en blijkbaar oudere huizen, sommige van links door de zon geel gekleurd; hoger nog, boven op de heuvel, een enorm gebouw dat bijna geheel de breedte van de kaart in beslag neemt, zeker wel groter dan het Palais des Papes, met een vier of vijf verdiepingen en ontelbaar vele ramen, ook hier zijn de linkergevels geel verlicht; en nog hoger, boven het dak van het grote gebouw, het dak en drie torens van een kerk (links twee gelijke, slanke torens, rechts een massieve maar met een sierlijk intricate, groene spits); rechts boven in de geelblauwe hemel een dunne maansikkel. Ja goed, misschien is dit uitzicht in vogelvlucht (van waaruit?) wel niet gelogen, misschien is Praag wel zo ontroerend vredig en argeloos op die (welke?) hoogte, en moeten nood en pijn en doodsangst lager gedacht worden, beneden aan de negentiendeeeuwse huizen en aan de voet van het bouwgevaarte (zou dat Hradcany zijn?), in donkere stegen tussen de oude huizen, bij de Vleesmarkt en de IJzerstraat. Maar dan heb je de andere kaart,
praha. ‘Tyn’ en die is wél van op ooghoogte geschilderd, of zelfs lager: een plein, links het uitspringend deel van een groter gebouw, wellicht een ingewikkeld horloge (misschien wel het Staromastsky Orloj van een andere briefkaart); verderop, aan de overkant van het plein, ruime burgerhuizen, een drietal verdiepingen hoog, op de gelijvloerse verdieping zijn er boogvormige openingen, maar je onderscheidt niet duidelijk of het om ramen gaat dan wel openingen van een gaanderij die door de eerste verdiepingen is overdekt (zoals Les Arcades de la place du docteur Roux in Nyons bij Avignon) - je vermoedt het laatste; in de laatste gevel die links voor het horloge nog zichtbaar is, zijn de raamopeningen onregelmatig verdeeld, en de geveltop is er niet (zoals bij ons) uit rechte trappen gevormd maar uit elkaar trapvormig opvolgende halve bogen; boven de daken van die huizen rijst tussen twee brede torens
| |
| |
in de gevel van de middenbeuk van een grote kerk - de Tynkerk? - voor een vreemdeling uit het westen zou er niets bijzonders aan zijn, waren de twee opstaande zijden van de geveltop niet elk met vier of vijf scherpe pinakels, en ook de spitsdaken van de torens elk met een achttal naaldscherpe punttorens versierd - hetgeen de top van het kerkgebouw stekelig maakt, als gepind; boven dit alles een gekladde, waarschijnlijk grillig winderige hemel, met wit, lichtgeel en blauwgrijs. Nu je aandachtig naar die kaart hebt gekeken kan je niet meer loochenen dat er angst aanwezig is: het staren alleen wekt al het gevoelen dat je door het ruime plein wordt aangezogen; links vooraan is er de silhouet van een man met aan de linkerarm een paraplu en aan zijn rechterhand een kind (met een rokje en een strohoedje?), ze lopen naar het trottoir voor het horloge, maar het kind helt met zijn lichaam achterover alsof het tegenstribbelde om in die richting te lopen - en hoe zou je dan niet denken aan het keukenmeisje van de K.'s die de smekende Franz door de Teingasse naar de school sleepte, aan je oudere zus die eens onderweg naar de kindertuin van l'Ecole du Roule dreigde jou aan de politieman uit te leveren, en jij geloofde haar. En dan, wie weet waar dit plein op uitgeeft? rechts van de gebouwen aan de overkant mondt een nauwe straat uit, wellicht is het naar ginder dat men aangezogen wordt (‘dann in die Teingasse, dann durch eine Art Torwölbung in die Fleischmarktgasse zum Fleischmarkt hinunter’) en begint daar het eindeloze dolen in de angst.- ‘“Nein, lass mich! nein, lass mich!” so rief ich unaufhörlich die Gassen entlang und immer wieder fasste sie mich an, immer wieder schlugen von der Seite oder über meine Schultern hinweg die Krallenhände der Sirene in meine Brust.’ En zeg nu eens wat een stad is dit waar het
volgende gebeuren kon, en nog wel als een typische, ‘Prager Affäre’ beschouwd worden: dat verscheidene mensen brieven kregen (en God weet wat voor brieven) in Milenas handschrift, die echter niet door haar geschreven waren. En ik vraag u, wat een stad is dit waar dromen gedroomd worden als ‘dann kam ich nach Prag und batte Ihre Adresse vergessen, nicht nur die Gasse, auch die Stadt, alles, nur der Name Schreiber tauchte mir noch irgendwie auf, aber ich wusste nicht, was ich damit machen sollte. In meine Verzweiflung machte ich verschiedene sehr listige Versuche, die aber, ich weiss nicht warum, nicht ausgeführt werden und von denen mir nur einer erinnerlich ist. Ich schrieb auf ein Couvert: Milena, und darunter “Ich hitte diesen Brief zuzustellen, da sonst die Finanzverwaltung einen ongeheuren Verlust erleidet.”’ Je moet je voorstellen dat je de hoest hoort klinken, ergens op een prager etage, terwijl jij door een nauwe, bochtige straat loopt waar de ondermuren nooit door de zon beschenen wor- | |
| |
den, ze geven vocht af en salpeter - en dan struikel je over ongelijke kasseien. Een vraag luidt: was dit een stad om in te leven. ‘In der Stufenleiter der Menschheit bin ich etwa ein Vorkriegs-Greisler in Deine Vorstädter.’ De stad was belegerd, dit Praag was een hinderlaag, een val. De onderhandelingen werden schriftelijk gevoerd, ‘Liebe Frau Milena, Liebe Milena, Milena, Fleissige, Liebe Frau Milena, Siehe, Milena, Nein, Milena, Siehst Du, Milena, Milena verzeihe, Nein, Milena, Liebe Frau Milena,’ maar de onderhandelaarster bleek bij machte om zelfs met geschriften de omwalling te ondermijnen. ‘Letzthin bat ich Dich, nicht täglich zu schreiben, es war aufrichtig, ich hatte Angst vor den Briefen.’ En in zulk een angst gaat men ertoe over, zijn toevlucht te nemen in
Andrée, de duitse boekhandel naast de Kruittoren, zich te verschansen achter de boeken vol geordende, voorgoed verstarde geschriften die niet dreigen in te grijpen op de toekomst. ‘Hij lachte, dit maakte hem aan het hoesten, een holle, lelijke hoest.’ Milena Medusa. En na de beschieting de stormloop, en het gevecht lijf om lijf. ‘Liebe ist, dass Du mir das Messer bist, mit dem ich in mir wühle.’ Vergeet de hoest niet, die een late voetganger doet opkijken wanneer hij hem boven van achter een raam hoort klinken in de kille straat - en dat die wandelaar tegen alle waarschijnlijkheid in toch Jan-Emmanuel zou kunnen zijn. Milena Medusa. De vesting stond op instorten. Toen brak onenigheid uit in het kamp van de belegerden. ‘Die ganze Nachmittage bin ich jetzt auf den Gasse und bade im Judenhass. “Prasivé plemeno” (rändige Rasse) habe ich jetzt einmal die Juden nennen hören...’ Toen was het niet langer mogelijk zichzelf wijs te maken dat het beleg zou worden opgebroken. ‘Gerade habe ich aus dem Fenster geschaut: berittene Polizei, zum Bajonettenangriff bereite Gendarmerie, schreiende auseinanderlaufende Menge und hier oben im Fenster die widerliche Schande, immerfort unter Schutz zu leben.’ Toen kwam het erop aan, het eigen vege lijf te redden, of te vergaan. De stad was niet langer nog houdbaar. Redde zich wie kan. Doctor Franz K. waagde het uit te breken. Was dit een laatste, vertwijfelde uitval? Of dacht hij de gelegenheid te bieden aan het belegerende beest, zich over hem te ontfermen? ‘Ankunft, Sich-zeigen und böser Abgang.’ De uitval was dodelijk. Van vijf tot zeven mei brengt een sovjet delegatie een officieel bezoek aan Tsjechoslovakije, ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de bevrijding uit duitse overheersing. De delegatie bestaat uit partijleider Brezjnev, premier Kosygin, minister Gromyko, en de leden van het
centrale comité Sjelest, Masjerov en Katoesjev. De tsjechoslovaakse delegatie wordt geleid door Husak.
Op zes mei ondertekenen beide delegatieleiders het nieuwe vriend- | |
| |
schapsverdrag dat in maart door Gromyko en Marko is voorbereid; het verklaart o.m. dat steun aan en consolidatie en bescherming van de socialistische verworvenheden de gemeenschappelijke internationalistische plicht is van socialistische landen.
Op twintig mei negentienhonderd zeventig wordt een besluit afgekondigd tot reorganisatie van de praagse universiteit.
1970, mei. Met het oog op Praag: het is de vraag of deze ruimte met woorden beschrijfbaar is. Nauwkeuriger - want
|
|