Raster. Jaargang 5
(1971-1972)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 356]
| |
Lidy van Marissing
| |
[pagina 357]
| |
middel der spraakwerktuigen te onderzoeken, als om de vraag te beantwoorden hoe zich de taal uit die oorspronkelijke geluiden ontwikkeld heeft. / het rolt om en om, slaat woest met de vuisten op de grond, springt overeind, gaat wijdbeens staan en probeert opnieuw, de mond open, de tong in bedwang, te spreken, eindelijk, luidkeels: aaaaaaa / / een stem, of eigenlijk niet direkt een stem, dat wil zeggen niet de vertrouwde klanken, gemodelleerd naar woorden, naar een geartikuleerde anonieme en geprefabriceerde taal, maar de stem (of liever de taal) in zijn ruwe oorspronkelijke staat: een klacht, een gesteun, een aanhoudend jammeren (tegen zichzelf?) / | |
[pagina 358]
| |
Bdonkere ogen, beetje scheef, hoog kalend hoofd, droevige mond, vingers strijken nadenkend over de lippen, volle lippen, draait de ogen langzaam van links naar rechts zonder het hoofd te bewegen, een wrat boven de linker neusveugel, grote mooie oren,
uitgezakt vel onder de ogen, borstelige wenkbrauwen die in elkaar overlopen, roodblond, scherpe vertikale vouwen naast neus en mond, horizontale plooien over het lage voorhoofd, likt steeds de dunne lippen, slikt moeilijk, kijkt strak voor zich uit,
neergeslagen ogen, kijkt soms snel op, mond half open, niet dom, eerder dromerig, zachte glanzende snorharen, beweegt af en toe de lippen, mompelt,
steunt kin op handpalm, vingertoppen in open mond, lacht waarbij spitse hoektanden zichtbaar worden, knijpt ogen tot spleetjes, zuigt aan de vingers, knippert tegen het licht, vette plak haar op het ronde hoofd, kleine verfrommelde oren,
kwijlt, veegt met zakdoek langs de mondhoeken, kijkt voortdurend rond, bolle ogen, dikke lippen met korstjes, kreukelige huid, knippert steeds, lijkt op het punt in tranen uit te barsten,
linker helft sterker dan de rechter, vooral de kaak ongelijk, scheve mond, blozende wangen, bril met dikke glazen, rechter ooglid trilt zonder onderbreking,
littekens, overal witte streepjes, smal gezicht, een deuk boven de neus, loerende blik, lacht bijtend, de tanden op elkaar, de bovenlip opgetrokken, nee opgekruld,
kijkt zoekend rond, gesprongen adertjes in het wit van de ogen, gezwollen neus, drukt hand tegen de mond, hoest, schokt na, hoest | |
[pagina 359]
| |
opnieuw krampachtig, tong tussen de natte lippen, stikt bijna in het slijm,
droge krullen, zwart, in de oren ook plukjes, de gespikkelde huid van de neus (ogen en mond onzichtbaar), het hoofd hangt voorover, de kin steunt op de borst, met ruwe schokken rolt de haarbol heen en weer,
het gezicht is strak maar drukt een hevige verwarring uit,
een gebaar of zin wordt plotseling zonder duidelijke reden afgebroken,
kan van tijd tot tijd niet meer praten en vraagt een potlood, schrijft: heb geen stem meer, heel mijn leven drijft weg, | |
[pagina 360]
| |
Cop de bovenkant zijn donkere haartjes zichtbaar, de nagels zijn kort, afgescheurd, de wijsvinger en duim trekken een ritssluiting open, de wijsvinger verdwijnt onder de zwarte stof (in een zak?), daarna volgt de duim, de andere drie vingers bewegen mee tot de duim en wijsvinger weer te voorschijn komen, een muntstuk tussen de toppen geklemd, in de tweede ronde graven ze een verkreukeld biljet op, daarna nog een muntstuk (iets groter) en een elastiekje /
de vinger met de ring gaat even omhoog terwijl de hand (de linker) plat op het tafelblad blijft liggen, dan valt de vinger terug zodat de ring tegen de glasplaat ketst, de beweging wordt vier keer herhaald, steeds vinniger, na de vijfde droge tik gaat de hele hand omhoog, de vochtige afdruk van de duim, muis, palm en vingers (een van de vier is minder duidelijk) krimpt langzaam in, de pink lost het laatst op /
zo dichtgeknepen dat de vier knokkels wit worden, alleen de nagel van de grote duim is te zien (brede zwarte rand), de vuist ontspant zich, draait, de hand gaat open, in de palm hebben de vingernagels vier rode streepjes gezet /
het glas in de hand, de duim gestrekt, de vingers gebogen, door het glas heen is de binnenkant van de vingers te zien (plat en wit, visachtig) en worden de huidplooien vergroot, de duim volgt met de nagelpunt een afzakkende druppel /
de huid gevlekt (sproeten?) en doorzichtig, de aderen iets opgezet, onafgebroken krabt de korte nagel van de middelvinger aan een ruwe plek op de duim, schilfers, verhard vel, de aanzet van een wrat? links op de top aan de binnenkant, de drie andere vingers blijven roerloos, de nagelranden wit en puntig, pas geknipt, alleen onder de nagel van de middelvinger hoopt zich een schilferachtig vuil op / | |
[pagina 361]
| |
slaat met z'n vlakke hand op het tafelblad; tikt met de lepel tegen het kopje; klopt met de aansteker tegen de schotel; rammelt met z'n pijp in de asbak; heft z'n rechterhand op en schiet drie waarschuwingssignalen af door de middelvinger krachtig via de duim tegen de droge huid van de muis te slaan;
/ als de greep die wij naar de aansteker of de lepel doen ons al grofweg vertrouwd is, dan weten we toch nauwelijks iets van wat zich daarbij tussen hand en metaal eigenlijk afspeelt - om nog maar te zwijgen over hoe dat varieert alnaargelang de verschillende gemoedstoestanden waarin we ons bevinden / | |
[pagina 362]
| |
Drond het huis een netwerk van smalle straten, daar heb je de winkels, de school om de hoek, de kerken, het wijkcentrum, het oude ziekenhuis, de smederij, het station - in de cirkel daaromheen de brede lanen, de huizen met tuinen, de sportvelden, het zwembad, het park, de gasfabriek, het nieuwe ziekenhuis, het dierenasiel - in de volgende cirkel de vierkante veldjes van boeren en kwekers, de strook bos, het kerkhof, de zeepfabriek, de stukgesneden hei waarin de autoweg, en hier gestapeld beton: een tuinstad - in de volgende cirkel spoorlijnen langs afgravingen, zandhopen en volkstuintjes, verder niets dan industrieterrein en verkeerswegen - in de volgende cirkel de eerste blokken van de aangrenzende stad, die grote vlek? dat is de plaats van de vuilverbranding -
nee, rond het huis een grijze wijk, geen bomen, geen licht, keurige stoepen - in de cirkel daaromheen de pleinen, hoge kantoren, bankgebouwen - in de volgende cirkel de winkelstraten, tramlijnen, bioskopen, het postkantoor - in de volgende cirkel de scholen, het plantsoen met vijvers, het museum, de nieuwe kerk zonder toren - in de volgende cirkel de flats, de flats, de flats, die driehoek? dat is de joodse begraafplaats -
néé, rond het huis andere oude huizen, het plein, de steeg, het politieburo, de bakkerij, het kafé - in de cirkel daaromheen wat straten, de school, de kerk met het kerkhof, de tuin van de dokter - in de volgende cirkel het land, het hooi, de sloten, hier en daar een boerderij, de dieren - in de volgende cirkel het moeras, verzopen gras, rietplassen, het | |
[pagina 363]
| |
veen, die stip aan de rand? dat is het woonwagenkamp -
of? rond het huis een water? nee, néé,
is er wel een huis? | |
[pagina 364]
| |
ABCDEgezoem neemt toe, tot een ronkende windvlaag over de huizen, door de hoge straten waait, het plein schoon blaast (papier fladdert in de portieken), ze kijken naar boven (demonstratie? reklame? stuntvlieger?) / tweede keer dat ik een alarm meemaakte, de eerste keer was tijdens het oversteken van een smalle rivier, er klonk een fluitje en de mannen lieten zich ter plaatse vallen (in het water) of kamoefleerden zich met riet o f zochten dekking onder de bomen, een groot transportvliegtuig dook op, het vloog niet hoger dan vijftig meter zodat ik probeerde zonder telelens te fotograferen, het kwam zonder waarschuwing / op de hoek blijft hij staan, houdt een heer (met hoed) tegen, noemt een straatnaam, hij (de heer) draait zoekend rond, overziet het plein, legt een gestrekte wijsvinger langs zijn neus, twee-drie tellen, wijst naar de hoeksteeg aan de overkant, hij (zonder hoed) biedt hem een filtersigaret aan, de heer bedankt, op de stoep voor het warenhuis struikelt een vrouw (sinaasappelen rollen de rijbaan op, één spat uit elkaar onder een autoband), een bruine hond steekt over (rood licht, getoeter), mensen verdringen zich (klonten) bij de zebrapaden en voor de draaideur van het warenhuis / hurken in een halve kring op de grond: rechts de mannen, links de vrouwen, iedereen krijgt na de vergadering een paar meter bonte katoen, op de achtergrond staan grote lemen, met gras bedekte hutten, vijftien volkswinkels waarin de boeren gerst, mais en maniok ruilen tegen vleeskonserven, melkpoeder, zout, lakens en zeep / op het plein tussen de duiven opnieuw de bruine hond (de vogels blijven zitten), een kerel spuugt een klodder etterslijm op de keien en steekt een peuk aan (kerels spugen, heren slikken 't in) / op hun gezichten de armoe te lezen, sommigen droegen dierenhuiden en maakten zelf hun zout uit waterplanten, om de honger te verdrijven kauwden kinderen en volwassenen de hele dag op kokabladeren / achter de zacht doorschijnende vitrages in het zachte licht de zachte handen van de kelners, het zachte vlees op de borden, het zachte smakken van de dames (oorbellen) en heren (zegelringen), het zachte gerinkel van (glas? geld? sieraden?) / de kamer | |
[pagina 365]
| |
is niet groot, de leden van het stakingskomité houden hun jassen aan, ze zitten niet aan tafel maar tegen de muur en langs het raam, er is één vrouw bij / in de hoek zit weer de man die steeds snel z'n gezicht verbergt (hand dwars over voorhoofd, ogen, neus, mond) als het licht van de kamera flitst (een deserteur?), hij verschuilt zich nu achter de kaartleggers, schrikt van een ruzie bij de tapkast, trekt een ritssluiting open, peutert (met duim en wijsvinger) in het borstzakje, graaft twee munten op (een kleine en een grote? ja, klopt) en legt ze op tafel naast het half-lege (half-volle) glas, buiten zet hij snel een donkere bril op en loopt zo onopvallend (rustig) mogelijk, met wiegende stappen / uit de steeg, de straat weer op, met de armen zwaaiend in de lucht en kreten slakend, het leek op een georganiseerd, gericht juichen / scharrelt de bruine hond bij het urinoir, pist gehaast op drie plekken van de stoeprand, krabt wat tussen de stenen, plotseling jankerig blaffend schiet hij weg, tussen geparkeerde auto's / open tonnen in de cellen, geplaagd door wandluizen en kakkerlakken, zo leefden we zes maanden zonder de zon te zien, voortdurend met groot licht aan, de hele nacht, zodat we niet meer wisten wat duisternis is, ook bleven we zonder enig bericht van het volk / de benedenverdieping dichtgetimmerd, de ruiten boven stukgeslagen, het dak al half gesloopt, op de muur grote kalkletters, krijttekeningen en gescheurde plakkaten, op het wegdek een verbleekte hinkelbaan, het aangrenzende huis ook bouwvallig maar (nog) bewoond: een gevlekte poes tussen de planten voor het raam, daarboven een jongen met een toeter / ‘in rijke buurten worden alleen maar intelligente kinderen geboren, in arbeidersbuurten alleen maar domme,’ schamperde hij / tegen de deurpost geleund, in de donkere kamers, de (zachte?) kussens op de stoel, zonder uitdrukking op hun gekleurde gezichten, kauwend, snoepend, opgeblazen (zachte?) borsten, de mannen (stropdas rechttrekkend) gaan in en uit, en langs de winkeltjes, de kermis (met lichtgevende ballen, komt dat zien, spuit gekleurd maanzaad, de enige echte neonkloten, alleen hier verkrijgbaar!), schouder aan schouder, arm in arm aan de bar, ze joelen, deinen mee, de muziek schettert door de open deur, de straat op, zwaaiend voor de rood-verlichte etalages, ze slaan elkaar op de rug, kotsen, blijven lallen, schuim op de lippen, hoed op het achterhoofd / hier grijpt de kamera in met haar hulpmiddelen, haar dalende en klimmende beweging, haar onderbreken en isoleren, haar uitrekken en inkorten van het verloop van de scène, haar vergroten en verkleinen, en ervaren we het opties-onbewuste zoals /
kunt u zich herinneren? denkt u zich het moment vlak er | |
[pagina 366]
| |
vóór nauwkeurig in, waar was u mee bezig? wat was u van plan? waar stond u dus precies, waardoor werd uw aandacht getrokken, herinnert u zich de geluiden om u heen, vielen bepaalde geluiden op? haalt u zich de situatie zo scherp mogelijk voor de geest, wat zag u toen u opkeek, welke details? bepaalde details hebben zich ongetwijfeld in uw geheugen vastgezet, kleinigheden waar u op dat moment geen aandacht voor had, de details die u zag zonder er naar te kijken, hoe viel het licht, had u iets in uw handen? waarom keek u juist op dat moment (bij dat geluid) op? waar dacht u (het eerst) aan? herinnert u zich de vorm van de schaduw? waar stond hij dus precies? kunt u zijn figuur beschrijven? de manier van bewegen, de kleur van z'n schoenen, de vorm van z'n hoofd, het draaien van z'n handen, hoe keek hij? denkt u rustig na - een moedervlek? links of rechts? waarom zegt u dat niet eerder -
valt de deur dicht, hij bukt zich naar de papieren op de mat, zit op de onderste tree en vouwt de krant open, leest de afzendersnamen op de achterkant van de post, verfrommelt de folders, een streep zonlicht (niet groter dan een tekenlineaal) valt door de brievenbus op de mat, glijdt z'n hand langs de leuning (bruine verf, overal beschadigd, krassen (hondennagels?) en deuken (verhuizingen?)) langs de muur (kalk, grijze korrels, bijna zwart), langs de spijlen van de overloop, de deur van één-hoog (twee lege melkflessen, niemand tuis), via de schakelaar, langs de leuning van de volgende trap, sigaret tussen twee vingers, tas tussen de benen, krant en brieven onder de arm (de linker), hij rammelt met z'n andere hand (wit litteken dwars onder ringvinger en pink) met een sleutelbos, gooit alles op het bed, trapt z'n schoenen uit, schuift het raam open, boven wordt gelachen en hard gepraat (minstens drie personen), in de achterkamer rinkelen gordijnringen, buiten start een auto, knalt een brommer, nu is er boven ook muziek / bedoel natuurlijk niet een betonskelet met een aantal lege ruimten waarin de bewoner aan zijn lot wordt overgelaten / spoelt de wc door, trekt de rits dicht (met wijsvinger (afgebeten nagel) en duim), buigt zich over de wasbak en laat het water in z'n open handen stromen, slurpt, slaat het water in z'n gezichtGa naar eind*, tegen z'n / ‘het is niet waar, luister, ze liegen godverdomme’ / uit een glimmende autobus, ze lopen twee aan twee, eerst over de stoep rond het gebouw (blikken omhoog, foto's van de gevel), vervolgens stellen ze zich naast en achter elkaar op, dringen langdurig op de smalle treden, duwen elkaar van de trap (verschrikte blikken opzij), de handigste beklimt de stenen leeuw (joelerig applaus), een man met een donkere pet (de chauf | |
[pagina 367]
| |
feur?) loopt achteruit de stoep af, maakt vertikale armbewegingen: een lange vrouw bukt zich boos, iedereen kijkt recht voor zich uit, houdt zich twee tellen in evenwicht, de man draait aan de kamera, knipt / naar het punt toe waarop zij hun verhouding tot wat ver zwegen wordt vrijgeven / | |
[pagina 368]
| |
Korte samenvatting van het voorafgaande:
D wat levert het op? W wat stelt het voor (wat steekt erachter?) Z onverrichterzake terugkeren
D wat levert het op?
D Diep van binnen wist hij dat dit de grote kans was. Al die jaren van vuil werk, het ging nu gebeuren. Hij likte zijn lippen met een droge tong. Een rooie rug. Daar kon je alles mee doen, alles mee zijn. Zijn brein was een wilde maalstroom van gedachten die ontsproten aan het grote getal dat duizend dollar heette. ‘Wanneer beginnen we?’ vroeg hij.
D ‘Tussen augustus en november vermoordde mijn buurman zeventien mensen. Hij deed dit volgens geschreven instrukties van het leger aangezien mijn buurman korrekt wenste te handelen. Hij sneed hun hals door 's nachts bij de rivier, maar het was zo donker dat hij op een avond zijn eigen moeders broer vermoordde. Later werd hij gek en zei dat de zielen van de doden terugkwamen om hem 's nachts te kwellen. Hij werd er overigens goed voor betaald: $ 6,40 voor iedere kommunistenkop.’
D ‘In de eerste plaats het positief resultaat van de L-Dopaterapie. Verder het slagen van de neuro-chirurgiese behandeling van bloedingen in de hersenvliezen. Ten derde de kunstmatige beademing van mensen met ademhalingsverlammingen van voorbijgaande aard; vroeger gingen die mensen dood.’
D Eerste prijs: huis met garage. Tweede prijs: huis zonder garage. Derde prijs: reis naar de zon (20 dagen). Vierde prijs: draagbare kleuren-tv. Troostprijzen: 25 hoge kinderwagens.
D Een heitje. Een joetje. Een knaak. Een fooi. Een steekpenning. Een grijpstuiver.
D De regering krijgt $ 100.000 kado wanneer het koncern het kontrakt kan tekenen. De staalonderneming heeft dan het recht 115.000 hektaren te eksploiteren naar eigen goeddunken. In | |
[pagina 369]
| |
het betreffende gebied is koper en tin te vinden. De onderneming bouwt er een eigen landingsbaan.
W wat stelt het voor? (wat steekt er achter?)
W ‘Niets is zichtbaar, dat noemen wij onberispelijk.’
W Er volgde een geladen stilte. Aarzelend zei hij: ‘Luister vriend, ik weet niet wat je wilt dat ik zeg. Ik ben geen flikker. Als ik een vrouw wil dan neem ik er een. Er is geen speciale meid, als je dat soms bedoelt.’
W ‘Ik doodde mijn vader... at mensenvlees... en beef van vreugde...’
W Zijn hand heft zich op, valt neer, begint het gezicht te strelen, de lippen, eerst zacht, dan steeds stroever, dan steeds krachtiger, de tanden bieden zich aan in een lelijke pijnlijke lach, het gezicht stelt zich zoveel mogelijk onder bereik van de hand, hij stelt zich volledig tot haar beschikking, ze laat hem begaan, hij schreeuwt terwijl hij slaat: dat ze nooit meer mag huilen, nooit, nooit meer; de hand slaat, telkens stipter, de hand begint een machinale snelheid en precisie te bereiken, een perfektie.
W dat melaatsen onder de slagen uit elkaar scheuren als zakken met stof?
Z onverrichterzake terugkeren
Z Een geëlektrificeerd traliehek beschermt de tuin aan de noordzijde tegen bedelaars.
Z ‘In vakkringen geldt u als een overtuigd voorstander van het ouderwetse onderzoek met het simpele instrumentarium: het watje, de speld, de peeshamer en de oogspiegel.’
Z Hij keert op zijn schreden terug. Zij draait hem haar rug toe, ze loopt regelrecht naar de zee en laat zich er in zakken, heel voorzichtig, helemaal. Alleen haar hoofd steekt boven het wateroppervlak uit en heel precies als een buffel begint ze te | |
[pagina 370]
| |
zwemmen: met een hallucinerende traagheid. Ze jaagt.
Z ‘De figuur die u bent interesseert ons alleen maar als u er niet bent.’ |
|