talige poëzie, en hoe kan zij bij benadering worden gesitueerd temidden van de ontwikkelingen welke in de hiernavolgende essays zijn geschetst?
Ik zou hier de stelling aan vast willen knopen, dat wij niet meer naar een ‘europese’ literatuur toegaan, maar er vanuitgaan (daartoe te behoren); wij bevinden ons er middenin en dienen daarmee rekening te houden. Ik gebruik hier het woord ‘europees’ om al te grote termen als ‘wereldomvattend’ of ‘interkontinentaal’ te vermijden; men zou er zich aan vertillen en het is beter deze omschrijvingen voorlopig te reserveren voor de bouwers en bedenkers van raketsystemen wier machines sneller en krachtiger ratelen dan die van simpele schrijvers.
Dat er in theoreties en prakties opzicht veel aan vast zit zal duidelijk zijn. En een praktiese konsekwentie, bijvoorbeeld in de vorm van een konkrete samenwerking of internationale beweging zou, indien niet grondig en nuchter voorbereid, gedoemd zijn te mislukken. Want ‘tussen droom en daad’ staat nog altijd meer in de weg dan we ons realiseren.
Wat dat betreft hebben muziek en schilderkunst het door de aard van hun ‘taal’ wel eens gemakkelijker. Er is intussen geen reden om voor het vele dat eraan vastzit uit de weg te gaan, maar een inleidende bladzijde lijkt daartoe volstrekt onvoldoende en niet de meest geschikte plaats. De gedachten die hierover bestaan zullen elders geuit kunnen worden.
Men zou het informatieve materiaal dat hier verzameld is, hoe onvolledig het noodgedwongen ook zij, na lezing kunnen laten voor wat het is; het lijkt echter zinvoller als men er iets mee tracht te doen. Janssens' Olson-citaat blijkt hier welkom: There it is, brothers, sitting there, for use! Raster stelt zich daarom voor in de volgende aflevering een neerslag te publiceren van een diskussie tussen enkele ‘broeders’ over dat materiaal. Aan het gesprek zal in ieder geval worden deelgenomen door Gerrit Kouwenaar, J. Bernlef, Rein Bloem en H.C. ten Berge.
Enkele opmerkingen van zakelijke aard:
1. Een tijdschrift heeft evenals een mens zijn beperkingen. Derhalve zou men x ontbrekende gebieden kunnen opsommen. Een zo rijk gedifferentieerd werelddeel als Afrika bijv. is geheel buiten beschouwing gelaten; het is beter in de toekomst (if any) een ‘apart’ nummer aan dat kontinent te wijden.