Raster. Jaargang 2(1968-1969)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 511] [p. 511] A. Roland Holst | Twee gedichten Het kind en de dieren Hij lag de harde wind te haten die buiten woedde: bar tumult alom. Was het kwaad losgelaten over de wegen en de onschuld der harten? Er trok een verlaten weeklagen onderlangs het veld, als vroeger toen kudden hun kooien her en der zochten, door 't geweld onzeker en in hun verstrooien zonder herder teloor. Hij dacht: straks werpt het leven in oerwoede zich op de norsche wereldmacht die eeuwenlang in koelen bloede eenzamen ombracht en vergat. Straks wordt op zijn beurt de wanstad in puin gestort en omgebracht van straat tot straat. Toen zei hij zacht: eens zal, van lang voordat er muren werden gebouwd, eeen zingend kind terugkomen en staan te turen naar het alom verlaten puin, tot er, als een late genade, hoog en langzaam de groote dieren ook terugkomen, nu de pijn ging liggen en al de euveldaden gewroken en vergeten zijn. - [pagina 512] [p. 512] Doorbraak Eens, eens (maar wanneer? want van schrik sloeg de tijd dicht) vloog de deur open: daar stond het witte paard, het keek de kamer in: het raam vloog open. Het paard brak in gehinnik uit: de onsterflijkheid was aangebroken genadeloos, van deur tot ruit. Buiten, waar het doodstil werd, rookte nog puin na, nergens meer een vlag. Het paard kwam in het raam. Het zag de laatste dag. - Vorige Volgende