Raster. Jaargang 2(1968-1969)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 502] [p. 502] Jacques Hamelink | Oudere gronden These fragments I have shored against my ruins / T.S. Eliot. * Onder het landschap (het braakveld de nieuwbouwhuizen) gaan de stem diluviaal en het sponzen oog naar andere landschappen: kernen de menssteen in een en dezelfde handschoen geschoven met de sterren het sinjaal stoot zijn arbeiders uit builachtig in de grauwe wolkenvlucht gaat men en keert weer en keert weer en gaat het hoofd in het lichaam gezonken gevormd naar de onophoudelijke holten van het landschap schrokkig met tijd en beteugeling morsig met klei en menselijke materie in grondwater staande hier de spaden in de grond gezet hier was het. * Herinner: vlugogig [pagina 503] [p. 503] water- vlies- vleugelig hier werden de kristallen opeens geordend de gasaanvallen opgeschort de lucht werd nauwer om dezelfde plek lichaam dat trekt naar zijn litteken dat niet geopenbaard maar dat ingeboren werd benauwd en minuskuul uit de korrel genomen ongestadig de koudekramp vreesachtig als geliefden die elkaar de woorden teruggeven de als het ware onbestaanbare. * Schafttijd tijdens de schepping pauze in september rook over het veld de holle weg van de mens zijn gaten en kerven mika en plastics verworpen niet verterend. * In het braakveld ingewijd je natte wenteltrappen monden in ommuurde tuinen [pagina 504] [p. 504] steenetend onkruid breedbladig gesperd tot nerving onmachtig cement kiezel zand lege tijddode schaal waarbinnen zich wezen zwijgzaamheid schrapzet en kleinmaakt. * En glinsterend taal waterde altijd waterde windstil geboorte van niets naar niets de weg aanwijzend sprang groot uit de omklemming maakte zich geheimzinnig reisvaardig echo's de karnende voetstap in het ontbindende de slepende sporen ingeschapen breuken en de wind die de stenen verzamelt en wegmaakt en aldoor naderend glinsteren het schrik barend begintijdig [pagina 505] [p. 505] stoten van woord door de nacht naar de nacht hoorbaar de groei het kraken van kinderen in het donker hun fluorescerende urine gebezigd het woord zo kortademig verbasterd eenmalig zo goed en kwaad als incognito met vereende kracht de moeder de vrucht de vader het vocht loswoelde. * Kontinenten en graskernen diep delvend zaadroffels het holle dorp door onder de grond in zwart gekleed de korrels op iedere dorpel kiemkracht ontkend maar aangetroffen korthandig lichtvoetig om eigen kern tewerkgesteld oneigenlijk beknot kwabbig gekrompen kogelvormig stronkachtig buikig en vol eenzelvig brokkelig geleeddelig wisselvormig [pagina 506] [p. 506] wachtend op de onmerkbare sprong van kristallen naar de stolling de rijke en groene slaap van elk tastorgaan intussen gespeend de kruipmens heel de nacht wakker en morrelend onmatig verorbert de zandzuiger de engte wordt het land weggedragen elders vermalen en vastgezet. * Genealogisch gekend de verre afstamming niet meer na te gaan geloofwaardig niettemin: hier liggen de wortels hier schuift de regenverklikker de veldnap mondwaarts en wordt gedronken water gemaakt vuur geslagen in holle takken uur na uur moeizaam samen met de aarde denkend het geheim aangeraakt want de mens kan niet vertakken tenzij hij buigt zijn gebeente bemant met gras. [pagina 507] [p. 507] * De stichting het uur zaadstormen van gewassen het geschapene de arend godgretig met onkreukbare vlerken de lucht vangt leegte en leegte geschrokken soms panisch antracieten boomstammen duizend jaar in water gelegerd zuidoostwaarts geveld welke vloed een bedding die eindigt in geslachtenlang angstteken geen gedachten leeg en licht geen gedachten drijfnat en glinsterend de hand tast zich een uitweg uit de verblinding. * Sterfte nu onevenredig en in omgekeerde richting moederwereld voedingsbodem versleten kouder de mineralen nog de eerste zouten onverklaard aangebroken en voelbaar de vertaalde dode mijn wrijfsteen het aanlopend blad dat zich uitzaait. [pagina 508] [p. 508] * Geestgrond en humus begin september nogmaals je natte wenteltrappen mondend in ommuurde tuinen aldus holtevorming geschreven skelet geworden werveltaal beweging niet te stuiten verharding begonnen het kalk worden van de slak. * Sluit nu: mijn huis huis: word vogel vlieg over de geologische lagen van mijn verlies die hier blootkwamen grondgeest de hogerliggende graszode de ongekerstende terp en in het uitgewoonde het verkoolde betrek de eenvoudige nieuwe uren bewoon wees desnoods ster of houtachtig vertakt bossig en traag of deegweek wees beweegbaar dun sporadisch geboomte koudland bezaaid met glasscherven [pagina 509] [p. 509] heb de brandnetel lief de luizige bloem de vlag van het onkruid hang uit en ontmantel woon wanordelijk dan met de bedrieglijke kloktijd op vluchtend moederzand verzadigd monddor van kennis en onmachtig vloed overviel het land verplaatste de roeptorens hoger hing in de bomen de dakpan de schelp ont- cijferde de krab de kreeftachtige aldus het waterstadium heraangeduid en mogelijk altijd terugkerend nachtelijk verzilten. * Gereisd met de sobere aanwijzing de dauwworm des ochtends de aardkruik gevonden het huizengrauw de verenkelvoudiging een elektrische koude olie op golven en begaanbaar geworden huivering onder de wegennetten oudere wegen onder het bouwterrein andere velden bezaaid met glasscherven [pagina 510] [p. 510] paartekens van minnaars achtergebleven woorden waar de taal wegtrok nooit meer te benaderen. * Met de droge naald geschreven in grondschrift het sinjaal stoot zijn arbeiders uit builachtig in de grauwe wolkenvlucht men gaat en keert weer en keert weer en gaat het hoofd in het lichaam gezonken gevormd naar de onophoudelijke holten van het landschap schrokkig met tijd en beteugeling morsig met klei en menselijke materie in grondwater staande de spade aan de ader van de grond de ongeziene veranderingen landschappen vermommingen waarin men slaapt alsof men niet alsof men overgeboren was. Vorige Volgende