een man van Sitka
‘...later trok de man die tot het Grasvolk behoorde opnieuw erop uit. Hij zei bij zichzelf - ik wil buiten op zee iedereen uitnodigen die mij hoort.
Nadat hij goed en wel in zijn kano buitengaats was gekomen schreeuwde hij - iedereen deze kant op! Allemaal hierbeen! - net alsof hij gasten bijeenriep. Want de man wilde een feest geven voor zijn dode vrienden. En onmiddellijk begonnen leden van de stam der beren, die dachten dat zij degenen waren die werden geïnviteerd, de bergen af te dalen.
Toen hij deze dieren zag komen zei de man die tot het Grasvolk behoorde tegen zijn vrouw, dat zij dapper moest zijn. Maar tegen zichzelf zei hij dat het er niet toe deed of hij leefde dan wel sterven zou, omdat al zijn vrienden dood waren.
Tegen het binnenkomend berenvolk vertelde hij, dat het naar het achterhuis moest gaan, en hij zei - je gaat maar in de stoel van je zwager zitten. (Dat was de plaats waar deze vroeger zat.)
Zijn vrouw was een beetje bang, maar hij praatte met hen alsof ze tot zijn familie behoorden. Als hij de namen riep van de dode mannen die op deze plaatsen plachten te zitten, antwoordden zij op hun beurt met Hadé! - wat betekent: Present! - en hij gaf een bord door naar degene die zoëven had gesproken.
Nadat ze met eten klaar waren zei de leider van de beren tot zijn makkers - laat deze man niet zonder vrienden achter, maar ga allen naar hem toe en toon je achting voor hem.
Dus zeiden ze tegen de man dat hij op de grond moest gaan liggen, en alvorens het huis te verlaten likten ze hem, wat betekende dat zij daarmee zijn verdriet wilden weglikken.
Ze zeiden - dit is omdat je je eenzaam voelt.
Toen gingen de beren weg.’