| |
| |
| |
Gust Gils | Gedichten en paraproza's
een beroemd personage
uit de dichtgeklapte oesterschelp
en de enige troost meteen
bewonderaarsters achterliet hoe zou iemand
méér dan simbolies kunnen sterven, vraagteken
| |
| |
| |
kleine leegte, gevolgd door metalen moment
1
van al wat er te verschoppen viel
| |
2
de dag telt maar tien uren en π
is gelijk aan drie komma vijf.
warme sneeuw valt. iedereen kijkt naar mij
mijn naam is richard mierenhart
| |
| |
| |
electronic intrusion nr 1
om de hersenen af te luisteren.
en welk hoongelach smorgens
| |
| |
| |
de betere dingen des levens
van het koperen schaap en de betere
dingen des levens. ik wilde je spreken
lichaam en ook het jouwe was zoek
je gezicht! wat is ermee!
wat is er allemaal naartoe gelopen!
| |
| |
| |
woestegroef
ik heb onnoemelijk veel kontakt met de gemeenschap verloren.
sprak woestegroef de sibariet.
mompelde een gele gummi olifant. en vervaagde.
nu had hij woestegroef niemand meer
| |
| |
| |
exit vox populi
onder een hersendikke laag slijk
die in grote eetbare parten
vanwege de hiperintelligente invallers - zo was het
was niet anders dan zoete zelfs voedzame
niet geslaagd heten. schichtig bleef het plebs
onder zijn wilde paddestoelen, graspollen,
zijn overlevingskansen verknoeien...
ingezonden stuk in de krant door een van hen
- mochten zij vinden - had wel vérstrekkende
ver van pretttige gevolgen.
| |
| |
| |
epigram
in het eerste klad van zijn godsdienst
ontsijfer je onder de doorhalingen
presies het tegenovergestelde
| |
| |
| |
gedeeltelijk portret van dichteres
vandaag, de derde maal dat ik haar zie
in levende lijve en twaalf jaar tijd
heb ik door opeens waarom zij
op zichzelve lijkt, en nog minder
en verloederd en betoverend en nog meer
morfoze trillende gelaatstrekken
verlamde muizenpoot en achttien
| |
| |
| |
oude koperen toneelkijker
zou hij dit maar doen in een blikken spiegel
en pas wanneer het hem, hoogbejaard
niet de moeite meer loonde.
na welke alle vroegere obsoleet
zouden, in hun strenge vertikale hiërarchie
| |
| |
| |
de befaamde strip Aristide Totlertehr
ik heb jarenlang een strip getekend
getiteld Aristide Totlertehr
dat was in de United States van 1911
Aristide Totlertehr was een
ja wat voor een dier eigenlijk
oorspronkelijk moest hij iets anders wezen
een zeboe of zo maar daarvoor
was de krant niet te vinden
zodat ik wat anders moest verzinnen kwam de tekenaar mij vertellen
ja want ik herinner me nu
van mij was alleen het idee en de continuity
ik verzon dus wat anders ik bedoel
een ander uiterlijk voor Aristide Totlertehr
(wiens naam o.k. werd bevonden)
hij werd nu ik weet echt niet meer
een tapir misschien of een dubbeldier of iets heel benig
een demon nee dat was de tijd teveel vooruit
nu doet er niet toe en de tekenaar verdween
dolblij dat het nu lukken ging en ik zag hem pas weer
nadat de strip van Aristide was over de kop gegaan
toen hij mij om een ander idee kwam vragen...
wat ik niet gezien had al die jaren
en ook vreemd genoeg of niet zo vreemd want ik lees geen kranten
de befaamde strip Aristide Totlertehr zelf
heb ik nooit onder ogen gekregen
| |
| |
| |
De achterwaartse automobilist
Die man reed alleen maar achteruit in zijn auto. Hij kon niet anders, beweerde hij. Had hij er geen benul van, de overige versnellingen te gebruiken? Of bedoelde hij dat niet anders kunnen lutheraans - hij zou zich te onveilig voelen als hij vooruit reed zei hij zelf - bij de krankzinnige snelheden die men in voorwaartse richting doet is het geen wonder dat dan de meeste ongelukken gebeuren en de ergste. Snel rijden deed hijzelf nooit inderdaad, dat kan niet in achteruit, maar hij maakte het de andere automobilisten wel lastig. Moest hij, ten opzichte van de richting waarin de neus van zijn wagen wees, de linker- of de rechterkant van de straat houden? Zelfs polisieagenten wisten het niet, want verschilden onderling van mening hierover, zodat de achteruitrijder regelmatig naar de andere kant van de straat werd verwezen, met welk gemaneuvreer hij het andere verkeer nog erger hinderde. Zijn vrouw schaamde zich dan telkens de ogen uit het hoofd. Zij wilde niet meer bij hem in de auto zitten, ging altijd te voet, had ook geen moeite om hem bij te houden. Hij doet dat alleen als hij dronken is, verklaarde zij. Daarmee maakte zij haar man de averechtse autorijder woedend: Dat zeg je omdat jouw beperkte fantazie geen beter ekskuus kan verzinnen, ik zie zelfs helemaal niet in waarvoor jij je hier hoeft te generen of te ekskuzeren, jij hoorde aan mijn kant te staan in deze zaak! - Maar behalve het feit dat hij de morele steun van zijn vrouw miste had de man nog wel andere redenen om woest op haar te zijn. Immers, haar luide verklaring dat hij weer onder invloed van de drank verkeerde werd regelmatig door agenten opgevangen; met als gevolg telkens dat de achterwaartse autorijder uit zijn vehikel werd gehaald, en dan was het eind zoek: dan werd hij naar polisieburoos gesleept, ondervraagd, geverbalizeerd, gebrutalizeerd, opgesloten soms, maar altijd dat mankeerde nooit werd een bloedstaal van hem getrokken, zijn arm was een zeef, hij had vrijwel kunstmatige bloedarmoede van
al die aderlatingen, en dat hij uiteindelijk van elke beschuldiging van alkoholmisbruik werd vrij- | |
| |
gepleit was een magere troost, bovendien hij zag het al aankomen, op een goede keer zou een gewiekste op karriëre beluste jonge polisieoffisier al die prikken in zijn ader opmerken, verheugd uitroepen Aha meneer is heroïnomaan!, en dan kon meneer de wereld wel afscheid toewensen om de rest van zijn bestaan te gaan doorbrengen in ziekenhuizen of nog ergere instellingen waar ze hem kuren zouden laten ondergaan ter ontwenning aan iets waaraan hij nooit gewend was geweest, terwijl ergens zijn vrouw, ook vroeger al met geen stokken binnen te houden, tippelaarster die ze was en hij altijd maar in zijn dubbelgeparkeerde auto vóór deuren van loense hotelletjes op haar kunnen wachten, nu zoveel ze maar wenste door de straten dwaalde, en zijn auto, hij kon het ook niet helpen dat van al diens versnellingen er maar één en dan presies de tegendraadse werkte, ergens tegen een boordsteen langzaam en zeker in roest uit elkaar stond te zakken.
| |
| |
| |
Hubertus
Nadat de jager van de eerste schrik was bekomen - zijn geweer was ontploft, of in de verkeerde richting afgegaan, of een potige reebok had hem ondersteboven gelopen, in elk geval zijn kleren waren aan flarden, zijn olijk hoedje hing in rafels over zijn oren, hij had een niet nader te schatten (want zijn horloge deed het niet meer) maar wel flinke poos buiten westen gelegen en had nu totaal verdwaasd nog (louter werktuigelijk dus) de weg naar huis gevonden - en toen hij zoals gezegd in die vertrouwde omgeving eindelijk een beetje bekwam wat was het eerste dat hij zag, in de omlijsting van de hoge deur die voor hem openging: zijn vrouw, zijn bloedeigen vrouw, en misschien doordat hij ze in zijn geschokte toestand eindelijk zag zoals ze was, herkende hij ze niet, maar zag zonder moeite in haar lange benige gelaatstrekken een hert, een getransfigureerd nog wel, op haar hoofd groeiden gezwind de twee gekke bulten van haar kapsel uit tot een gewei, en hij hoefde nog maar even te kijken of tussen dat gewei ontbloeide een kruis - kortom, zijn mirakuleuze bekering was een kwestie van sekonden.
| |
| |
| |
Een hoofd voor de mens
Vier vruchten hadden ooit een meningsverschil: wie van hen het best geschikt zou zijn om de mens tot hoofd te dienen. Vier vruchten: de appel, de noot, de ananas en de kers. Elk van hen roemde zijn eigen kwaliteiten en sprak smalend over die van zijn mededingers.
Dit was dus in de tijd toen de mensen nog geen hoofd hadden. Hij kan zijn denkvermogen in mijn klokhuis logeren sprak de appel, en van daaruit kan hij dan gemakkelijk de kompakte schatten die eromheen opgestapeld liggen bereiken.
Denkvermogen, waar haal je het uit, dat zou hij nog beter in de aap logeren, wedervoer de ananas minachtend maar terecht.
Bij jou zou hij niet eens de kans krijgen het ooit te ontwikkelen, zei de appel bitsig, om er nog over te zwijgen dat hij met zo'n stekelige kop zich onmogelijk ergens kon vertonen. - De appel heeft gelijk, sprak de kers, er moet een ruimte om te denken zijn, zoals ook bij mij voortreffelijk aanwezig, en de ananas zou inderdaad maar een gedrochtelijke kop maken, dan kon je de mens evengoed een inktvis kompleet en wel op de schouders planten! Maar wat jullie geen van allen hebben dat is een behoorlijke lengte van wat de mens voor nek zou kunnen dienen, het steeltje van de appel is veel te kort, terwijl dat van mij... - Maar de kers werd weggelachen door de appel en de ananas in koor, stel je voor de mens als mikrosefaal langnekkig kersenkoppig monster!
Welke duit deed intussen de noot in 't zakje? Geen, zij was te schuchter, had geen invallen, vond geen argumenten, al zou ze natuurlijk hebben kunnen aanvoeren dat haar binnenste zo goed op hersenkronkels leek. Maar ach ze kwam gewoon niet op het idee en haar onmacht voelend begon ze luidkeels te huilen. Gelukkig herinnerde zij zich toen dat zij een broer had die kokosnoot was en vlug ging ze hem halen om het geschil te beslechten. De keiharde kokosnoot had er weinig moeite mee, de drie mededingers buiten strijd te stellen, strijd waaruit de ananas gehavend, de appel zwaar
| |
| |
gekneusd en gebarsten, en de kers totaal verpletterd tevoorschijn kwam. Toen echter dacht de kokosnoot, ben ik eigenlijk niet gek al die moeite voor niks te doen t.t.z. voor dat kleine onbenullige sullige zusje van me? en trouwens kokosnoot of okkernoot verschil in uitspraak is er haast niet en voor de rest ben ik alleen maar groter en sterker en beter geschikt om voor mensenhoofd te spelen. - Dus gaf hij zijn zusje de okkernoot zulk een opdonder dat die het lot van de kers deelde, en nam zelf de felbegeerde plaats op de lege schouders van de mens in. De drie kleine stippen die hij op zijn bast droeg deden dienst als mond en ogen, aan zoiets hadden de anderen niet gedacht. De kokosnoot was dus wel het geschiktste hoofd dat de mens zich had kunnen wensen, al stonden er dan ook geen oren aan. Ja, zo komt het dat de mens zulk een harde schedel heeft. Hersens heeft hij er niet inzitten, maar hij kan er prachtig mee op het water drijven, met dat holle lege hoofd van hem.
| |
| |
| |
Halving a double vision
Look at them; all eight of them walking about with little if any inner motivation; in the transparant rectangle of a playground if a playground it is viewed through some narrow upper storey window; look at them exercising down below and far away (rather, that is) training themselves in taking great flying leaps and changing colours and shooting enemies and killing tigers barehanded and eating pounds of nauseating oriental sweets and keeping a harem and bragging and lifting weights and smoking pot and wearing redhot iron masks and howling with pain and having all sorts of farfetched contests and having the time of their lives though you can't tell, peeking at them through this very upper storey window: all the frail and unassuming rectangle will project upon your retina is the image of four not eight you were wrong that time uneventful though brightly attired figures, not moving a lot, not tiring themselves, just standing there quietly reflecting the sunlight; all of the more or less tumultuous occurences aforementioned taking place inside them - within the unlimited possibilities of each one of their inner universes.
|
|