volkskarakter: ‘Wij zijn nu eenmaal geboren moralisten, hier in Holland, het theologiseren zit ons in het bloed.’ (Uitg. De bezige bij, 1954, p. 147). Ik zal niet beweren dat er in het zogenaamde ‘goddeloze Frankrijk’ geen gelovige mensen zijn, er zijn er zelfs veel, die zich voor het onderwerp interesseren, doch het is een feit dat de meerderheid van de Fransen òf vijandig òf onverschillig staan tegenover de godsdienst, niet meer geloven aan de hel, en de bijbel niet beschouwen als hun lievelingsboek - gesteld dat ze hem ooit hebben doorbladerd. Mag men veronderstellen dat die mensen zich afvragen of men al dan niet het recht heeft, God te beoordelen en te vervloeken? Zullen ze veel voelen voor een boek waarin dat thema behandeld wordt? Ronduit gezegd, ik betwijfel het.
Alles wel beschouwd heeft de vertaler zich daarover geen kopzorg te maken: het is de zaak van de uitgever. Het gaat er voor hem om, zich behoorlijk van zijn taak te kwijten en de moeilijkheden, die ze oplevert, te overwinnen.
Nu men mij zoveel later verzoekt, iets te schrijven over mijn ervaringen bij het vertalen van De kellner en de levenden, moet ik vooraf opbiechten dat mijn herinneringen vervaagd zijn, en dat mij niet veel is bijgebleven betreffende allerlei bijzonderheden, die mij toentertijd troffen of mij struikelstenen toeschenen.
In de eerste plaats diende een passende titel te worden bedacht. Een letterlijke vertaling van de oorspronkelijke titel zou dubbelzinnig klinken. Inderdaad, in het Frans heet een kellner ‘garçon’, maar ‘garçon’ betekent ook jongen. Ik stelde voor: La nuit fantastique, La nuit hallucinante of La nuit dantesque. De uitgever heeft de voorkeur gegeven aan Les Voyageurs...
Bij het vertalen van de tekst ondervond ik niet meer, maar ook niet minder moeilijkheden dan bij het overzetten van andere Nederlandse schrijvers. Terloops geef ik als mijn mening te kennen dat het gemakkelijker moet zijn, een Nederlands boek te vertalen in een Germaanse taal dan in een Romaanse, in casu het Frans. Ten eerste, de zinsbouw is helemaal anders, het is niet mogelijk de schrijver nagenoeg letterlijk te volgen zo men zijn werk in een Frans kleedje wil steken. Bijvoorbeeld:
‘Vooruit met de geit’, zei mevrouw Schokking, en maakte aanstalten om in de auto te stappen, waarbij zij aanmoedigend omkeek, haar hooggewelfde, naar de neuswortel sterk afdalende wenkbrauwen nog hoger opgetrokken, de ogen tintelend van ondernemingsgeest' (pp. 12-13) wordt: ‘En avant la musique! dit madame Schokking,