| |
| |
| |
Jan G. Elburg | Steunpunten van een gedicht in aanbouw
30 een paar centimeter in de nacht
op een molshoop het spoor
branding van geschroefde planken,
bedrieglijk kommunikatieve
bedrieglijke tweespraak van
of ander eetbaars in gemeenschap
met gestijfde bamboescheuten.
tegen het weekeinde warmgewreven...
toch: deze doldrieste melkmachine
hun woningen te verlaten.
| |
| |
waar het ergens uithangt,
aan luchtschrijverij ontleend.
aan een geblauwdrukte hoogvlieger:
zijn talloze schijngestalten
masker van mieresprieten.
| |
| |
hij knipte zijn mes dicht
over een wee klokhuis. overleden
averechtse tandheelkunde:
te zeer een meelworm voor vissen of
ellebogen van antieke kachel en
e plaz mi quan li corredor
fan las gens e l'aver fugir,
e platz mi quan vei apres lor
gran re d'armatz ensems venir...
troost en verpozing als dankzij
z.h. de Ingebonden Prins.
de bespaakte, eewige jaargang:
v.l.n.r. vóóroog/ áchteroog.
holten tot bijzetting? in het leven
laat ook het puilen van de
bijkans antieke Rijwielpad wel raden:
manshoog stuur/ tenen kinderzitje.
| |
| |
kristeneziele: volgt een stortvloed
verveloze devotiebeelden:
grootvizier, kruisdraden, brillejood,
rolschuier i.p.v. vloervarken,
zeiljopper als plunje, rugdachten. enne enne
poes sneeuwpop of omgekeerd.
met 1 melktand ingenaaid.
ouderwets vers. groot brood.
geleedpotige in barnsteen te noemen.
- bedekt met groen dodendons -
de grafsteen uitgevouwen tot incest.
boeiend boek van zwetend leem.
balpunt die als een worm humus bloedt.
| |
| |
libatie in een urn gepist.
in de sterfkamer. uitgelekt
is hier bruikbaar. toch aanvaardbaar.
fladderend vuilnis in spichtige
geboorten uit jeugdbeweging.
deuren! gestruikeld over een begrip:
drempel. ongelogen gelezen
op het voorhoofd van een al jaren
toch op slag zinnen gestreeld.
| |
| |
ah ja: enkele centimeters in de nacht
op een drekhoop het spoor
Kantekleer's ochtendvoer.
taal: van aswitte kunstkorrel
tot rijstepap. hier. straks
gepukte zon slaat (dodelijk
zijn eiersnijder, gelijk voornoemde
een behendige blik tussen
Tijger Trui, de gelijnde.
haar zware parachute open.
smikkelt zijn loep als een lollie.
| |
| |
aanwijzingen van hagelslag.
verheffende arm. zaligheid
van volmondig (onduidelijk)
wat? (tijdens het drinken
de 1/2 watt van een versnelde film)?
en dat nooit meer beproefde bewijs
uit het ongerijmde: jeugd doet deugd.
smidsvuur, strijk -, soldeerbout,
sissend op vorm uit en de lichamelijke, de
lekkende tong scheen thuis te kunnen blijven;
geen bal, geen kleurige toverij waard.
zijn lange, slepende spoor
in opgespoten land, onder
contemporaine flatgebouwen:
brullend bekakt door het monsterlijk
gezwollen alvertje van lang geleden.
| |
| |
al dit al te slungelig bloot-
oogt niet wat het oog mocht
oren tot luisteren bijzet hoort
een duizend keer beschreven snipper,
de vlek van een - toevallig
grote oase onder de nagel.
uit (zijn) manchetten, stelpt
ligstoelen, met bloedverwant
dorst doet zich huiselijk voor:
speldekussen van osseworst.
niets los of zelfs maar losjes:
of fossiele trappen verklikken
| |
| |
niets komt van alles wat zich voordoet
antworthaft d.i. oplossingachtig
mengkraan voor zaad en eitjes.
1000 en 1 gespijkerd tapijt.
genadeschot met startpistool;
- zegge en schrijve - één pits!
afgietsel naar vlerkprauw dus
en toch dit spits klikken
(!: van zijn?) (geoliede sluiters).
- door de fonkelende gulp v.h. haantje -
makrokiek van afzienbare tijd.
| |
| |
doet iets. doet gedenken:
naar keuze voor de trefzekere:
roodhuiden of de roestige veer
van een speeldoosje in papa's vermoeide
op gootrand. katterige geur
fragment van een vlaag bachgeriesel:
(zijn)! (d.i. die van hem).
waait ver bezijden welk doel ook.
‘het lachen van hun vleugelslag’
een bleu besnuffelde termiek,
met graagte bij vergissing ingeademd.
|
|