Raster. Jaargang 1
(1967-1968)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Manzaburo | Genji in Suma
| |
[pagina 162]
| |
En u kon wel eens gelijk hebben dat Genji hier geleefd heeft.
Die bloesem bloeit dadelijk open.Ga naar voetnoot2
waki:
Ik moet erachter zien te komen wat die oude man weet. (Tegen shite) Meneer, u lijkt erg arm en toch let u niet op uw weg; u stopt onderweg naar huis alleen maar om een bloem te bekijken. Is dat de boom uit de verhalen?
shite:
Zeker, ik ben arm, volkomen juist; maar u weet niet veel als u over die boom vraagt, ‘Is het de prachtige boom van Suma?’
waki:
Maar ís het de boom? Ik ben met opzet gekomen om hem te zien.
shite:
Wat! bent u werkelijk gekomen om de kersebloesem te zien en niet om naar de Suma-berg te kijken?
waki:
Ja; hier heeft Genji geleefd en u bent zo oud dat u veel verhalen over hem moet kennen.
koor
(genji's gedachten vertolkend):
Als ik vertel over voorbije dagen
Zullen mijn mouwen verschrompelen.Ga naar voetnoot3
Het verleden speelde zich in Kiritsubo af;
Ik ging naar de mooie stulp van mijn moeder
Maar de keizer was op mij gesteld.
Ik werd jonker-met-de-hoed toen ik twaalf was. De zieners ontvouwden mijn roem.Ga naar voetnoot4 Ik werd Hikaru Genji genoemd. Ik was chujo in de Hahakigi provincie. Ik was chujo in het land van de esdoornfeesten.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 163]
| |
Ik kwam naar Suma toen ik vijf en twintig was, al het leed der zeevaart kennend, met niemand om naar mijn dromen te luisteren en niemand om de oude verhalen te horen. Toen werd ik teruggeroepen naar de stad. Ik sleet funktie na funktie. Ik was naidaijin in Miwotsukushi, ik was dajodaijin in de landen van Otome, en daijotenno te Fufi no Uraba; hierdoor werd ik Hikam Kimi genoemd.
waki:
Maar zeg me precies waar hij woonde. Vertel me alles wat u van hem weet.
shite:
Men kan de juiste plaats niet vaststellen; hij leefde hier overal, langs de golven. Als u op het maanlicht zult wachten, ziet u dit alles misschien in een nevel.
koor:
Hij was in Suma in vroeger dagen -
shite
(maakt de zin van het koor af terwijl hij achter een scherm stapt, of een of ander gebaar van vertrek maakt):
- maar nu in de hemel.
koor
(tegen waki):
Wacht en de maan zal hem tonen.
Die houthakker is in de wolken verdwenen.
waki:
Die houthakker was Genji zelf die hier levende woorden sprak. Ik zal de nacht afwachten. Ik zal hier blijven om te kijken wat er gebeurt. (Zijn handeling aankondigend.Ga naar voetnoot6) Toen ging Fujiwara van Okinori liggen en hoorde de golven vol van muziek. | |
[pagina 164]
| |
het tweede toneel begint met de opkomst van de tweede shite, dat wil zeggen, een schitterende verschijning van genji in bovennatuurlijke vorm.
genji:
Wat is deze zee mooi! Toen ik het gras hier betrad werd ik ‘de glanzende Genji’ genoemd, en nu daal ik neer uit de welvende hemel om de mensen te betoveren. In deze schaduw bezing ik de maan, hier aan de zeegrens van Suma. Hier zal ik Seikai-ha dansen, de blauwe dans van de branding. / En dan begint hij te dansen.
koor
(de dans begeleidend en beschrijvend):
De bloem van weerspiegelde golven
Is op zijn wit gewaad;
Dat beeld bedekt de mouw.
De lucht is levend van het fluitgeluid,
Op het lied van verscheidene fluiten
Huivert het land
En zelfs de wilde zee van Suma
Is van weerklinkende stilte verzadigd.
Bewegend in wolken en regen
Dringt de droom in de werkelijkheid door;
Er was een licht uit de hemel,
Er danste hier een jongeman:
Het was zeker Genji Hikaru,
Het was van Genji Hikaru de schim.
genji:
Mijn naam is bekend aan de wereld;
Bij de witte golven hier was mijn woning,
Maar ik ben uit de lucht neergedaald
| |
[pagina 165]
| |
Om mijn begoocheling over de sterveling te brengen.
koor:
Bevallig is Genji's verschijning
Zoals in Suma het gevoel is van de dingen.
genji
(ook verwijzend naar een verandering in de dans):
De wind is gaan liggen.
koor:
Een dunne wolk -
genji:
- kleeft aan de schoongeblazen hemel.
Het lijkt wel voorjaar.
koor:
Hij daalde af als Brahma, Indra en de Vier Koningen die het verblijf van de
Geesten en Mensen bezochten.Ga naar voetnoot7
Hij, de ziel van de plek.Ga naar voetnoot8
Hij die slechts een houthakker scheen
Vlamde op met de vereerde kleuren,
Hij de zuiver glanzende.
Blauwgrijs is de kleding die ze hier dragen,
Blauwgrijs bewoog hij door Suma.
Zijn mouwen waren als de grijze golven van de zee,
Ze bewogen met zonderling geruis
Als het geluid van rusteloze golven,
Als de klok van een provinciestad
Onder de avondval.
|
|