Raster. Jaargang 1
(1967-1968)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Motokiyo | Kakitsubata
| |
[pagina 151]
| |
Mino en Owari zonder oponthoud voorbijgetrokken en in de provincie Mikawa gekomen om de bloemen van Kakitsubata in de bloei van de midzomer te zien. Nu ligt het laagland voor me, ik moet afdalen en ze van dichtbij bekijken. De tijd staat niet stil en de lente verstrijkt, De rappe zomer zit ons op de hielen, Het zorgeloos heldere gras en vertakkende bomen Vergeten hun tijd niet, Ze denken aan niets maar vergeten niet Hun kleur in de bloeitijd te tonen.
geest:
Wat doet u hier in dit moeras?
priester:
Ik ben een rondtrekkend priester. Deze irissen vind ik erg mooi. Op welke plek ben ik verzeild geraakt?
geest:
Acht Bruggen, Yatsubashi in Mikawa, een irisplantage. U ziet de beste bloemen voor u, die met de diepste kleur, zoals u zou merken als u maar enig gevoel had.
priester:
Ik kan het heel goed zien; ze zijn, geloof ik, de Kakitsubata-irissen waarvan verteld wordt in een oude legende. Kunt u mij zeggen wie de woorden opschreef?
geest:
In de Ise Monogatari kan men lezen, ‘Bij de acht bruggen, bij het web van de kruisende wateren in Kumode komen de irissen tot bloei, daar geuren ze en verstrooien hun bladeren.’ En toen iemand een weddenschap aanging met Narihira, maakte deze een naamdicht dat luidt, ‘Deze bloemen brachten hun hofkostuum uit China mee.’ | |
[pagina 152]
| |
priester:
Kwam Narihira dan hierheen? Van de uithoek van Adzuma?
geest:
Hier? Ja. En naar elke andere plaats in het noorden, het hoge noorden.
priester:
Hoewel hij door vele provincies trok, lag welke plaats het dichtst aan zijn hart?
geest:
Deze plaats, Yatsubashi.
priester:
Deze - met de breedgebladerde irissen In de laaglanden van Mikawa.
geest:
Doorheen lengte en de uitgestrektheid van zijn reizen -
priester:
- leef de hun kleur in zijn gedachte.
geest:
Hij was de Narihira van weleer, de man uit de verhalen.
priester:
Toch, deze iris... | |
[pagina 153]
| |
koor:
- zijn niet, wat belangrijk is. Zij zou zeggen:
‘Het water langs de oever is niet ondiep.
Sinds onheuglijke tijden keerde de man
Die zich met mij verbond, in zijn gedachten terug
Naar mij en naar dit web van wateren.’
Op deze wijze kende hij haar toen hij vreemd in deze streek was.
geest:
Ik moet iets zeggen.
priester:
Wat is er?
geest:
Wilt u, hoewel deze plaats zeer armoedig is, de nacht in mijn hut doorbrengen?
priester:
Erg graag. Ik zal zo dadelijk komen. (Tot hiertoe is de geest verschenen in de gedaante van een eenvoudig meisje uit de streek. Ze verlaat nu haar zuil en gaat naar de andere kant van het toneel om gekleed te worden. Ze keert terug in haar ware gedaante, te weten, als de grote dame die in vroeger tijden door Narihira bemind werd. Ze draagt een zwarte [hoshiben]Ga naar voetnoot3 kam of hoed, een gazen kleed, purger met gouden bloemen en een hel oranje onderkleed met een groen- en goudpatroon. Dit is alleen even zichtbaar onder het grote omhullende gaas.)
geest
(tegen kameniers):
Nee, nee. Deze hoed, dit ceremoniële kleed, de chinese zijde, Karaginu,... Kijk! | |
[pagina 154]
| |
priester:
Wat vreemd. In die verwaarloosde hut; in het bouwsel, een dame gekleed in schitterend gewaad! Met de doorstoken hoed uit Sukibitai's tijd. Ze schijnt te spreken alsof ze zegt: Kijk naar mij! Wat kan dit alles betekenen?
kakitsubata:
Dit is nu het kleed dat uit China gebracht werd,
Waarvan men zingt in het lied.
Het kleed van keizerin Takago,
Eertijds koningin van Seiwa Tenno,Ga naar voetnoot4
Zij is de geliefde van Narihira
Die de Gosetsu muziek heeft gedanst.
Zij verwierf hem toen ze achttien was,
Ze was zijn licht in haar jeugd.
Deze hoed is voor Gosetsu dansen,
Voor de dans van Toyo no Akari.
Ook Narihira ging zo gekleed.
Een hoed en gewaad van herinnering!
Ik ben, gekleed in een herinnering, gekomen.
priester:
Die kunt u beter terzijde schuiven. Maar wie bent u?
de vrouw:
In werkelijkheid ben ik de geest Kakitsubata, de kleuren van herinnering. En Narihira was belichaming van de Bosatsu van Gokusaki's muziek. Van witte tover zijn z'n woorden en de klank van zijn gezang doorschoten, tot zelfs het gras en de bloemen hem bidden om de weldaad van dauw. | |
[pagina 155]
| |
priester:
Een mooi ding in een wereld die verloren gaat;
Voor de planten die zonder gedachten zijn
Preek ik de wet van Bosatsu.
de vrouw:
Dit was onze dienst aan Boeddha,
Deze dans uit vroeger dagen.
priester
(die naar de muziek luistert):
Dit is werkelijk buitenaardse muziek.
de vrouw:
Hij nam de gedaante van een man aan.
priester:
Weg reizend, ver
Van zijn blinkende stad.
de vrouw:
Allen verlossend -
priester:
- door zijn gunst.
koor:
Uitgaand naar de verten
Trok ik de gewaden voor de dans aan.
de vrouw:
Een kleed voor de rouw om ons afscheid.
| |
[pagina 156]
| |
koor:
Ik zond de mouwen terug naar de stad.
de vrouw:
Dit verhaal heeft geen begin en geen eind,
Want geen mens heeft de dader gekend, noch zag iemand de daad.
Langgeleden ging een man
Die zijn eerste hoed-als-man droeg
Uit om te jagen
Naar de stad Kasuga in Nara.
koor:
Wij denken dat het ten tijde
Van Nimmio Tenno's bewind was.
Het werd hem toegestaan bij keizerlijk dekreet
Dat luidde: ‘Omstreeks het begin van maart
Wanneer de nevels nog de Ouchiyama-berg bedekken...’
Als voornaamste bode op het feest van Kasuga
Werd hem de hoed-onderscheiding, sukibitai, verleend.
de vrouw:
Een ongewoon voorrecht.
koor:
Het was iets zeldzaams om de spelen en Genbuku ceremonie in het paleis zelf te houden. Dit was de eerste keer dat het gebeurde.
De wereldse roem bestaat maar eens,
Hij komt en waait, dan spoedig vervaagt hij.
Zo ook met hem: hij ging uit
| |
[pagina 157]
| |
Om zijn geluk in Adzuma te beproeven,
Zwervend als een wolk; tenslotte
Kwam hij na jaren
En kijkend naar de golven in Ise en Owari
Verlangde hij naar zijn korstondige roem:
De golven, de brekers keren weer,
Maar mijn roem komt niet terug,
Narihira, Narihira,
Mijn roem komt niet terug.
Hij stond aan de voet van Asama van Shinano en zag hoe de rook omhoog krulde.
de vrouw:
De rook krult nu omhoog
Van de piek van Asama.
Narihira, Narihira,
Mijn roem komt niet terug.
koor:
Vreemdelingen van heinde en ver,
Zullen zij zich niet verwonderen hierover?
Hij ging verder en verder
En kwam naar de provincie Mikawa,
Naar de bloemen Kakitsubata
Die vlammen en geuren in hun moeras
Bij het spinrag van bruggen en water.
‘Zij die ik achterliet in de stad?’ dacht Narihira. Maar in het lang verhaal Monogatari wordt menige bladzij door reizen gevuld... en nochtans staat de bedding bij de plek der acht bruggen nooit droog. Aan vele vrouwen beloofde hij trouw.
De vuurvliegjes raken vervreemd
Van de juwelen blindering
En strooien kleine vonken rond,
| |
[pagina 158]
| |
Dan vliegende, vliegende
Zielen van hoofse vrouwen
Die hemelwaarts gaan.
En hier in de wereld beneden
Komen herfstwinden waaien en blazen
En wilde eenden schreeuwen, ‘Kari!... Kari!’
Ik, die spreek, een wankele geest,
Een vluchtige gestalte, aldus op drift geraakt,
Ik ben gekomen om die mensen te verlichten.
Of ze mij wel kennen weet ik niet.
geest:
Een licht dat niet tot duisternis leidt.
koor
(dat het gedicht van Narihira zingt):
Geen maan!
Het voorjaar
Is niet als de lente van voorheen,
Mijn lichaam
Is mijn lichaam niet,
Slechts een verschrompeld lijf.
Narihira, Narihira,
Mijn roem komt niet terug.
koor:
Weet dan dat de Narihira van voorheen deze verzen voor de koningin van Seiwa Tenno schreef. Het lichaam ontrafelt, in schaduw en licht splitst het werkelijke beeld zich. Narihira kende mij in oude tijden. Trek het niet in twijfel vreemdeling. En nu begin ik mijn dans, terwijl ik de oude schitterende mantel draag. | |
[pagina 159]
| |
/ Dans en zijn beschrijvingen.
geest:
De warrelende sneeuw voor de bloemen:
De vliegende vlinder.
koor:
Nachtegalen vliegen in de wilgeboom:
Vliegende goudstukken.
geest:
Opnieuw wordt de iris Kakitsubata
Uit oude tijden geplant.
koor:
Met de oude heldere kleur vernieuwd.
geest:
Zo stroomt elk verhaal vanuit zijn oorsprong,
Wij dragen de blinkende iris-kam van Azame.
koor:
Wat zijn de kleuren van de iris?
Zijn ze gelijk aan elkaar, de bloem,
Kakitsubata, Ayame?
/ Het in grijs en olijf gekleed koor maakt de schitterende danseres onzichtbaar.
En wat schreeuwt daar uit de boom?
/ De geest verdwijnt, haar schijngestalte achterlatend, welke verbleekt terwijl zij naar de ether terugkeert.
| |
[pagina 160]
| |
geest:
Slechts het versplinterd omhulsel van de sprinkhaan.
koor
(het spel beëindigend):
De mouwen zijn wit als de sneeuw van Uno-bloemen
Die hun blad verliezen in april
De dag komt, de purperen bloem
Opent haar hart van wijsheid,
Langzaam vervaagt zij door haar gedachte.
De bloemziel gaat over in Boeddha.
| |
Aanvullend kommentaar van Ezra PoundIk heb een of twee punten van dit spel in de inleidende notitie onopgehelderd gelaten. Ik denk niet dat er iemand is die de schoonheid ervan zal begrijpen voor hij het twee keer heeft gelezen. De emotionele toon is misschien duidelijk. De geest manifesteert zichzelf in dat speciale irismoeras, omdat Narihira eeuwen tevoren, in het voorbijgaan aan die plek, aan haar had gedacht. Onze eigen kunst is zozeer een kunst van de nadruk, en zelfs van te grote nadruk, dat het moeilijk is de mogelijkheden van een volstrekt niet-nadrukkelijke kunst te onderkennen, een kunst waarbij de schrijver er stilzwijgend op vertrouwt dat zijn luisteraar zal weten welke dingen diepzinnig en belangrijk zijn. De Muzen waren ‘de Dochters der Herinnering’. Het is door middel van de herinnering dat deze geest verschijnt. Zij is daartoe in staat of daarvoor ‘bestemd’ vanwege de voorbijgaande gedachte van deze irissen. Dat wil zeggen, deze zijn - evenals de eerste, vage, en dan heldere verschijning - de uiterlijke vermommingen van haar wezen. Schoonheid is de weg naar de redding, en haar verschijning ‘om mensen te winnen voor de Heer’ of ‘om deze mensen te verlichten’ maakt deel uit van het ritueel; dat wil zeggen, zij demonstreert de ‘onsterfelijkheid van de ziel’ of de ‘blijvendheid of duur van de individuele persoonlijkheid’Ga naar voetnoot5 door haar verschijning - eerst als eenvoudig meisje uit de streek, dan in (haar) oude schittering. Dat is tenminste de algemene betekenis van het stuk zover ik die begrijp. |
|