creatieve inspanningen van de regisseurs, de acteurs en de technici.
Men ging uit van een hoofdthema:
Een bus vol verpleegden uit een krankzinnigengesticht rijdt door een landschap bij de Noordzee. Het is winter. De bus krijgt panne, stopt en de passagiers vluchten weg, het land in. Zij komen dan bij een groot, afgelegen boerenhuis en banen zich een weg naar binnen.
De enige bewoner, blijkbaar de eigenaar, besteedt geen enkele aandacht aan hun aanwezigheid. Zij nemen het huis over, vinden voedsel en kleren, en na enige moeite ook water. Hun leven in het huis is vol gebeurtenissen, waarvan sommige tamelijk irrationeel.
De ene gebeurtenis volgt de ander op. Bijna alles wordt ritueel, of ceremonieel. Twee van de verpleegden willen trouwen. Tijdens de huwelijksplechtigheid en de daaropvolgende feesten, sluipen de autoriteiten, voorgesteld door een groep van de plaatselijke politie, langzaam in de richting van het huis. Op het hoogtepunt van de bruiloft doet de politie een overval op het huis, maar zijn zo uit het veld geslagen door wat ze daarbinnen zien, dat ze verstijven van schrik. De verpleegden, profiterend van de tijdelijke verlamming van de agenten, rennen het huis uit en vluchten het land in. Als de politie weer bij zinnen komt, vinden ze het huis leeg, op de min of meer vergeten eigenaar na. Zij besluiten hem te arresteren en hij wordt teruggebracht naar de politiebus. Hij is nauwelijks binnen of hij ontkomt weer en rent de verpleegden achterna, die men dan blij en opgewonden ziet hollen, langs een kanaal in de verte.
Uit dit eenvoudige gegeven werd een aantal situaties afgeleid. Vantevoren werd van elke situatie een vage voorstelling gemaakt - onder leiding van de regisseurs op basis van gesprekken met de acteurs. De acteurs kregen de opdracht de absurditeiten en obsessies bij zich zelf na te gaan, en hun rollen om deze absurditeit en obsessie heen te creëren. De situaties werden opgezet en de acteurs en de technici vertelden alleen maar waar het begon en met welke andere situaties het verband hield. Vanaf dat moment was het volkomen improvisatie, zowel van de technici als van de acteurs. Er werden twee geluidcamera's gebruikt. De een min of meer voortdurend in een totaalshot, de ander in beweging om angles en close-ups te maken. Er werden gewone microfilms gebruikt, die aangesloten waren aan een Nagra, voor het geluidsniveau. Een Stella-Vox was gesynchroniseerd met de mobiele camera, door de geluidstechnicus bediend die het geluidsniveau aanpaste bij de grootte van de lenzen. De film werd in twaalf dagen opgenomen op Kodak dubbel X.