Randstad 11-12
(1966)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Alain Jouffroy
| |
[pagina 114]
| |
Maar breken met een zo machtig en zo algemeen aanvaard verleden, is geen kleinigheid, die men in een dag kan oplossen, evenmin als in een enkele manifestatie. Van alle kanten worden krachten uitgeoefend opdat de breuk niet plaatsvindt, of opdat hij zich oplost in de verloederende verwarring van de groepen en de anti-groepen. Daarom willen wij op geen enkele wijze een groep oprichten, noch een anti-groep, maar ons bevinden op een ander niveau dan dat van de heftige en bespottelijke wedijver van de verscheidene hedendaagse avantgardistische groeperingen. Wij willen ons verplaatsen in het hart van de huidige situatie van de mens en door een kreet onze behoefte tonen het uiteen te doen barsten. In een wereld waar de meest invalide, de meest onaangepaste traditionele waarden doorgaan ieder mens te belasten met de onmetelijke loden helm van het gerechtshof, van de kerk, van de politie, van het leger en van de bureaucratie, in een wereld waar men doorgaat met het veinzend geloven in de infantiele tegenstellingen van de waarheid en de dwaling, van het goed en het kwaad, van het rechtvaardige en het onrechtvaardige, in deze bedrogen en bedriegende wereld is het ons voorgekomen, dat de eerste te verrichten handeling moest zijn een proces aan te doen aan alle processen en open kaart te spelen voor alle morele, religieuze en patriottische autoriteiten, die altijd hun ideologische en economische mitrailleurs richten op de vrijheid. Dat kan naïef schijnen. Juist deze naïviteit kan overtuigen van de noodzaak van onze actie. Het Anti-Proces is het ‘naïeve’ zich beroepen op de algehele vrijheid voor ieder mens en de verzekering van een wil om verder te gaan op ieder gebied, waar de kunstenaar ophoudt slachtoffer te worden van de revolutionaire clichés evenals van de reactionaire krachten. Het protest, de verontwaardiging, zoals zij worden uitgedrukt in verscheidene manifesten (dat van het Anti-Proces evenals de Verklaring over het Recht van Niet-onderwerpingGa naar voetnoot*) kunnen niet voldoen om de functie van de kunstenaar, van de dichter en van de ‘intellectueel’ in het algemeen te rechtvaardigen. Het Anti-Proces is niet alleen een protesthandeling, het is het ontmoetingspunt van de gelijkgerichte wilskrachten om verder te komen. Wij willen de barrières opruimen, die men voortgaat iede- | |
[pagina 115]
| |
re dag op te richten tussen de kunst en het leven, wij willen een mensbeeld voorstellen, waarin de mens tenslotte zichzelf zal kunnen herkennen, in zijn tegenspraken, in zijn verrukkingen, evenals in zijn behoefte aan orde, evenwicht en vrede. De kunst kan niet langer één zijn. De visie, die men zich van de wereld in expansie in de mens en van de mens in expansie in de wereld vormt kan geen centrum meer hebben. Aan de mens die bezig is zich voorbij te streven, hecht verbonden met zijn verleden maar tegelijk in opstand tegen dit verleden, aan de mens, die schuldig is slechts te zijn wat hij is, maar onschuldig aan de hele rest, aan de mens en aan zijn sterke neiging tot absoluutheid en bezetenheid, willen wij een lanceerbasis bieden. Dat alles is utopisch, zal men zeggen. Ik stem ermee in. Maar als de kunst niet voorganger is, als hij niet een zo utopisch mogelijk beeld geeft van de verlangens van de mens is de kunst niets en minder dan niets terugwerkend en schadelijk. Wij zijn aangevallen geweest en wij zullen het nog worden. Op al deze aanvallen hebben wij geantwoord en zullen wij antwoorden. Het Anti-Proces-dossier moet nodig eens opgesteld worden; of nu onze aanklagers zich uitgeven voor de avantgarde, of dat zij de christelijke moraal verdedigen, zij verliezen hun tijd. Wij zijn er zeker van dat het Anti-Proces reeds een zending vervuld heeft, die van het rond enkele algemene niet-dogmatische eisen verzamelen van een vijftigtal kunstenaars, die voordien nooit één waren geweest. Aan ieder van deze kunstenaars is een volkomen vrijheid toegekend, geen enkele beperking is het gegeven. Het Anti-Proces is misschien de eerste werkelijk spontane avantgarde-manifestatie, die sinds vijftien jaar heeft plaatsgehad. Dit moet heel duidelijk zijn; Het Anti-Proces is een anti-autoritaire, anti-morele manifestatie, waarin de kunstenaars zich door werken beroepen op de absolute noodzaak van de vrijheid. Laten ook degenen die ons bestrijden duidelijk zijn: zijn zij voor de onbeperkte vrijheid van uitdrukking ja of nee? Deze vrijheid zou in zich zelf geen doel kunnen vormen; Het Anti-Proces kan slechts zin hebben als het zichzelf voorbij streeft. Een nieuwe vorm van strijd ontdekkend, wordt het Anti-Proces niet een ‘beweging’ of een ‘groep’, overjarige erfenissen van de geschiedenis van de kunst, maar, doeltreffender, een ‘vooruitzicht’.
Milaan, juni 1961 | |
[pagina 116-117]
| |
Joseph Marmin, warmoezenier uit de Vendée.
‘De tuinman wilde tovenaar worden. Hij liet een tweeslachtige wereld geboren worden, waar het plantaardige en het dierlijke elkaar overlappen om een tussenliggende heerschappij te scheppen. In zijn tuin te Essarts groeien de planten langs geraamtes van staaldraad en biezen om naar de kontoeren van levende wezens geknipt te worden. Hun groei is onderworpen aan houdingen die zowel geschetst zijn verstard in een beweging, een poging van de boom zich te bevrijden, als regressie van dierlijke of menselijke schepselen naar een oorspronkelijke natuurstaat.’ Uit Gilles Ehrmann: Les inspirés et leurs demeures. Le Temps, Parijs, 1962. |
|