individu, en ‘verandert’ diens gekunstelde leven, door dat te ontkunstelen. Met een zekere ironie noemt Breton het surrealisme in dit verband een ‘magische kunst’, omdat het onbewuste automatisme het tastbare niet langer onderscheidt van het ontastbare, dat nu vooreerst binnen het dadelijke bereik van de individu wordt gebracht.
De volgende stap gold de samenleving: het Tweede Manifest (1929) huldigt het beginsel van het historisch materialisme, de gewetenscrisis die wordt teweeg gebracht zodra de vooroordelen zijn ontmaskerd, en die kan leiden tot een ‘nieuw geweten’, vereist een gelijktijdige maatschappelijke verandering, want ‘het surrealisme, schrijft Breton, is vergroeid met het leven, en wel met het leven van deze tijd’. Tevens wordt vastgesteld dat de ‘grondige, waarlijke verduistering’ van het surrealisme noodzaak is, zodat het tot een hermetische ‘zwarte zon’ wordt, tot een autonome mentaliteit en zelfstandige idee, die is ontdaan van elke betrekkelijkheid, van elke afhankelijkheid. Het eerste doel is nu om ‘de begrippen gezin, vaderland, godsdient te verwoesten’, het middel daartoe is ‘geweld’, doch steeds met het vooruitzicht op de nieuwe werkelijkheid, de omgevormde wereld. Het was niet verwonderlijk dat de poging tot samenwerking met het leninistisch marxisme (zoals de P.C.F. dat vatte) op niets uitliep - de afhankelijkheid, die geëist werd, was in strijd met het wezen en de geest van het surrealisme; deze gebeurtenis is hoogstens een teleurstellend feit te noemen, het was geen verlies - de onverzoenlijkheid van het surrealisme ten aanzien van het compromis bewees juist dat het weigerde een stap terug te doen.
Om hierna tot een verdere benadering van een eigen realiteit te komen, hetgeen de historische ontwikkeling bovendien onvermijdelijk maakte, vestigde het Derde Manifest (1942) de aandacht opnieuw op de individu, maar nu als hoofdpersoon in het labyrint van de wereld, als de magiër die de taal hanteert als een bezwering, die de daad van uitverkiezing stelt, en in de liefde het bekorings-moment tot zijn recht doet komen als het brandpunt van de poëzie en het leven. Het derde beginsel dat het surrealisme zal leiden is ‘de nieuwe mythe’, die is vergroeid met het ‘innerlijk ontwaken’, in alchemistische zin: ‘De trommel van de redenerende rede laten barsten en het gat ervan bekijken’ (René Alleau).
De XIe Internationale Tentoonstelling van het Surrealisme (Parijs; Galerie de l' OEil, december 1965-februari 1966) is hiervan de konsekwentie, en trekt een belangrijke konklusie; het definieert een