Hans Richter
DADA: Parijs
26 mei 1920 bereikte Dada in Parijs zijn hoogtepunt tijdens de monster-tentoonstelling in ‘Salie Gaveau’.
Men had het publiek in de aankondiging beloofd dat de Dadaïsten op het toneel bij elkaar de haren zouden knippen... en het was erop voorbereid dit ‘schouwspel’ bij te wonen. Na alle provocaties was het publiek thans bereid zelf een actieve rol te spelen. ‘Breton met revolvers op beide slapen gericht, Eluard als een danseres, Fraenkel als tafeltje, Soupault in hemdsmouwen; bovendien droegen alle dadaïsten buizen of tonnen op hun hoofd’ (Hugnet).
‘En opeens vlogen tomaten en eieren naar het toneel... en nadat men tijdens de pauze in een vlees winkel coteletten en biefstukken had ingeslagen werden ook deze naar het toneel gegooid. Dat was een waardige begeleiding van het optreden van Paul Dermee, Eluard, Tzara, Ribemont-Dessaignes, Breton en hun gedichten, manifesten en sketches. Zelfs de brave eigenares van de zaak, mevrouw Gaveau, werd tijdens deze consternatie met een rotte tomaat bekogeld, terwijl veelkleurige ballonnen met namen van beroemde tijdgenoten omhoogvlogen toen Soupault het gedicht “Le Célèbre Illusioniste” voordroeg’ (Hugnet).
Maar niet alleen mevrouw Gaveau, maar ook Breton en zelfs Ribbemont-Dessaignes waren met deze voorstelling, die door Tzara's ‘Vaseline Symphonie’ (20 personen) ook een muzikaal karakter had, niet tevreden. Breton verafschuwde over het algemeen alle muziek, maar het scheen hem vooral niet te bevallen dat hij, die zich terecht bewust was van zijn waardigheid, een uitvoerder van de muziek van Tzara moest zijn.
De voorstelling in Salle Gaveau had als schandaal een reusachtig succes, zowel bij het publiek dat zich, omdat het actief deelnam,