| |
| |
| |
Hans Magnus Enzensberger
Gedichten
Vertaling C. Buddingh'
Middle class blues
de transacties konden niet beter.
de doden hebben hun testament gemaakt.
de regen is minder geworden.
de oorlog is nog niet verklaard.
wij eten het nationale inkomen.
wij eten de vingernagels.
| |
| |
wij hebben niets te verbergen.
wij hebben niets te verzuimen.
wij hebben niets te zeggen.
de geldzaken zijn in orde.
de borden zijn afgespoeld.
de laatste autobus rijdt voorbij.
| |
Vuurtorenlicht
I
kenmerk: om de dertig sekonden
drie flitsen wit. radiobaken:
misthoorn, elektronisch geleid:
om de negentig sekonden een stoot.
| |
II
vijftig meter hoog boven de zee
fresnel-lenzen en prisma's,
vier miljoen hefnerkaars,
| |
| |
| |
III
deze toren van ijzer is rood,
alleen voor vuurtorenwachter en loodsen
drie huizen, drie hutten van hout,
wit, en rood, en wit. post
eenmaal per maand, te loevert
een stekelige jeneverboom,
scheefgegroeide doornbesstruiken.
| |
IV
verder betekent het niets.
verder belooft het niets.
geen oplossingen, geen verlossing.
betekent: daar is een vuur,
daar is de plek waar het vuur is,
daar waar het vuur is is de plek.
| |
Historisch proces
de baai is dichtgevroren.
de viskotters liggen vast.
jouw naam heeft er niet door te lijden.
| |
| |
komen er nog brieven voor hem.
er valt niet veel te verijdelen.
onverwachts zal de ijsbreker hier zijn.
dan zeilen de kotters uit.
onverwachts vriest zij weer dicht.
jouw naam heeft er niet door te lijden.
| |
Raddraaier
iets waaraan men zich vastklampen kan,
bijvoorbeeld prikkeldraad.
mijnentwege een houten been.
laat ons zeggen: drie pond cement.
wat willen jullie, ik beken.
wil het niet hard worden.
verdekt opgesteld onder de wol
mijn samenzweringstoestel:
| |
| |
als dat geen hoogverraad is!
ik heb niets aan te voeren
| |
De ander
houdt mijn gezicht met huid en haar onder de hemel
laat woorden rollen uit mijn mond
iemand die geld en angst en een pas heeft
iemand die vecht en bemint
die geen gezicht onder de hemel heeft
en geen woorden in zijn mond
die zichzelf niet kent en mij niet
niet ik: de ander: altijd de ander
die niet overwint noch wordt overwonnen
die zichzelf onverschillig laat
van wie niemand weet wie hij is
| |
| |
| |
Schaduwrijk
I
hier zie ik nog een plaatsje,
| |
| |
III
werpt misschien een schaduw,
| |
IV
de oorlogen der schaduwen
staat de andere naar het licht.
| |
| |
VI
treed ik uit mijn schaduw,
| |
| |
| |
| |
VIII
koele schaduw der vrijheid.
| |
| |
| |
Countdown
honderd vadem diep in de aarde
honderd vadem diep in de zee
telt hij-daar onze sekonden
mijn pijp brandt een half uur
voor ongeveer dertig jaar.
de spijker die ik in de muur sla
houdt het dubbel zo lang.
wat ik hier schrijf vergeelt
langer dan alles (afgezien
van de zee, van de aarde, het mos
| |
| |
en bepaalde hemelverschijnselen)
het langst gaat de mens mee:
tot hij-daar in de diepte
onze sekonden geteld heeft
| |
Blindenschrift
ponskaarten fladderen uit de hemel
het sneeuwt elektronen-braille
steeds spellen zijn vingers
neem de doek weg voor je ogen
| |
| |
| |
Keukenbriefje
op een werkeloze middag, vandaag,
een melkkan een uienplank
een schoteltje voor de kat.
op de tafel ligt een telegram.
in een museum in amsterdam
zag ik op een oud schilderij
een melkkan een broodmand
een schoteltje voor de kat.
op de tafel lag een brief.
in een zomerhuis aan de moskwa
zag ik een paar weken terug
een broodmand een uienplank
een schoteltje voor de kat.
op de tafel lag de krant.
links onder helemaal in de hoek
zie ik een schoteltje voor de kat.
| |
| |
| |
Mond
heeft zich geopend, naar lucht gesnakt,
a gezegd boven de koude lepel.
hopsa heisa zo smaakt het potlood,
zo het stalen tandartshaakje,
zo smaakt het zand in de zandbak.
wat weet een mond. kent melk en bloed,
brood en wijn, suiker en zout,
heeft onderscheid gemaakt tussen rot en dor,
heeft zich teweer gesteld tegen het kwaad
weet niets, zoekt, wil niet,
verteert en wordt verteerd,
zoekt en laat zich verzoeken.
zoekt vriendschap met nog een mond,
zoekt een oor, snakt naar lucht,
opent zich, maakt zich bekend.
heeft zich vergist, is duister,
heeft gezocht en knarsend iets kouds,
| |
| |
| |
Camera obscura
tussen mijn vier voorlopige muren
vier maal vijf maal twee meter vijftig
in mijn piepkleine kamertje
alleen met de gebakken appel, de duisternis,
met het bondsleger, met de uil
met de presse-papier van blauw glas,
en de vijverweg in kaufbeuren
met mijn peetoom rabmüller,
twintig jaar geleden vergast,
alleen met de rode telefoon,
en met veel, wat ik goed wil onthouden.
alleen met jan en alleman,
vier maal vijf maal twee meter vijftig
ben ik alleen met een spiraalnevel
| |
| |
van beelden van beelden van beelden
alleen met mijn voorlopige hersens
waarin ik de gebakken appel terugvind,
de duisternis, mijn peetoom rabmüller,
en veel wat ik wil vergeten.
| |
Trigonometrisch punt
I
o normaal nulpunt normaal nulpunt
| |
II
hoe duidelijk is de wereld
| |
| |
| |
III
en rood wit rood wit rood
hier rusten groene liefdesparen
onder het loof verbergt zich
|
|