| |
| |
| |
Sas Bunge
Monsieur Teste als componist
Een exegese
‘Bien (dit M. Teste). L'essentiel est contre la vie.’
Over de muziek wordt veel geschreven - en er is heel weinig over bekend. Al die boeken en brochures, beschouwingen en biografieën, op-, toe- en voorlichting voor de serieuze concertbezoeker, slecht gelijmd voor éénvijftig of soliede gebonden voor achtnegentig, gids voor eenvoudige liefhebbers, hoe leer ik naar Beethoven luisteren, ik fluisterde hem de cis-moll nocturne in het oor (volgende week in Zonnebloem), houdt u ook zo van..., in het rijk de tovertuin het wonderland de lusthof der muziek, en ik spreek niet ik zwijg van de spraakwatervallen de verklarende iedereen-alles-begrijpelijk-makende sprekers op scholen, voor radio en beeldbuis, de historiserende weters die ze stuk voor stuk op 'n rijtje hebben, de cultuurspreidende mensenvrienden die in verrijking door schoonheid geloven (want wij zijn en blijven Nederlanders, God zij met ons), de zachtzinnige popularisators die stinkende wonden maken met hun anatomische lessen vol uitgerukte thema's, afgesplitste motieven en doorgezaagde stemvoeringen - en let u nu eens op hoe aardig in deze passage de tweede violen de beantwoording geven op het motief van de klarinetten terwijl de fluiten er hun lichtvoetige omspelingen omheenranken... - al dit kneuterig gebeuzel maakt van de muziek een schim, een klopgeest tegen de wanden van onze vaderlandse huiskamers wiens boodschap alleen nog begrepen wordt nadat ze door mediamieke reisleiders met een blokfluitcomplex in algemeen-beschaafd is overgebracht.
Het wordt tijd dat de toonkunst hersteld wordt van deze haar uitvretende mu-ziekte, deze woekerende opvatting dat alles voor
| |
| |
iedereen bestemd is. De muziek: een orphische kunst, - weet men nog wat dat zeggen wil? Orpheus, de stichter, die de tocht van Jason en de Argonauten had meegemaakt, die een gestorven prinses uit de doden wilde doen opstaan en door jaloerse Bacchanten aan stukken werd gescheurd - de ontdekking van de aarde, de paradox en de eros in een mythe geopenbaard (c.q. gehuld). Zijn lier veranderde in een sterrebeeld. Zijn profeet was Pythagoras wiens volgelingen, de Orphici, het getal kenden als coëfficiënt van het natuur- en het zielerijk. Een kristal en een affect in het huwelijk gesloten door de gestructureerde trilling - dat was muziek, de klassieke.
Wakend over zijn verzameling flitsen, dacht T.:
wat rest van een idee waaraan men niet de waarde toekent van een staatsgeheim of een geheim van hoge kunst?...
en waar men niet schroomvallig over zwijgt als over een zonde of een kwaad. -
Verberg je god - Verberg je duivel.(1)-
Maar laat ik niet vooruitlopen.
Monsieur Teste is niet bepaald populair, zelfs niet bij het lezend deel der natie. Hij zal het ook nooit worden, hij onttrekt zich, dat behoort tot zijn wezen.
Zes jaar geleden las ik hem voor het eerst, en begreep er niet veel van. Drie jaar geleden nam ik hem weer op en vorderde met enige moeite tot de ‘Extraits du Log-book’ waar hij uiteenvalt in aforismen, cryptogrammen, kernen en elektronen van gedachten. Drie maanden geleden kreeg ik de geest - hij had bezit van mij genomen. Nu lees ik hem als een dominee het boek-der-boeken, worstelend met iedere zin, iedere uitspraak testend op vorm, inhoud, oppervlakte en doorsnee. Het is een tekst met een minimum aan ‘redundancy’, onwaarschijnlijker figuur bestaat niet.
Waarom is M. Teste een onmogelijkheid? - Deze vraag raakt hem in zijn ziel. Zij verandert de lezer in M. Teste. Hijzelf: de demon van het mogelijke. Zijn enige hartstocht: de aandacht voor het totaal van zijn vermogens. Zichzelf waarnemen, besturen - hij weigert zich te laten besturen. Er- | |
| |
kent slechts twee waarden, twee categorieën (het bewustzijn herleid tot zijn beweegkrachten) - het mogelijke en het onmogelijke. Achter dat vreemde hoofd waar de filosofie weinig gehoor vindt, waar de taal voortdurend in staat van aanklacht verkeert, bestaat vrijwel geen denkbeeld zonder een gevoel van voorlopigheid; rest ternauwernood meer dan afwachten en het volbrengen van wel-omlijnde denkhandelingen. Zijn leven, intens en kort, vergaat met de studie van het mechanisme dat de betrekkingen tussen het bekende en het onbekende reguleert. Een leven dat zijn duistere en transcendente vermogens aanwendt om hardnekkig de eigenschappen van een gesloten systeem te stimuleren waarin voor het oneindige geen plaats meer is.(2)-
Als ik hem ontcijfer houd ik één oog gesloten, het andere gericht als door een telescoop, of in de schiettent langs de loop van het geweer. Monsieur Teste wordt een planeet die ik volg langs de baan van mijn denken en soms meen ik in zijn nabijheid een kunstmatige satelliet waar te nemen, een Telstar waarop ik dag en nacht ben ingeschakeld, beroepshalve. (Alweer zijn naam in onvolledig anagram.) Zou er op dit moment nog een handjevol beschouwers van dit unieke verschijnsel leven?
Waarom niet, bv. Farah Dibah die in Parijs gestudeerd heeft en piano speelt, afstammelinge van de meest Franse cultuur van de oudheid, een volk dat een strenge geometrie in warme tinten heeft verweven en verliefd was op een mystiek die alleen in poëzie te vertalen is,
of een medisch kandidaat uit Abidjan, Ivoorkust, met de herinnering aan een mysterium tremendum onder en boven de gordel. In een hoek van het appartement, achter het Panthéon, staan drie heilige wigtrommen gewijd aan Orishanla, god der mismaakten,
en hier-en-daar in de provincie een van die dorpsnotarissen, postbeambten en monsieur-le-maires die onder hun alpinopetjes een eeuwenoud recept bewaren om goed te leven met hun vrouw en hun kinderen, hun scepsis en hun wijngaard, de enige burgers die een traditie bezitten.
| |
| |
Zo'n bond zonder naam zou een denkbeeld van Monsieur Teste kunnen zijn.
Vanmorgen, 18 september 1963, een gewone doordeweekse dag, liep ik in het wandelbos tegenover mijn huis. De verkeersader met zijn dubbele rij beuken was weer begaanbaar geworden, het uur verstreken waarop heren in maatkostuum per Déesse of Idée naar de hoofdstad zoeven, een varkensleren aktentas op de achterbank.
De tijd neemt een ogenblik vrijaf. Generale pauze. Het dichtslaan van een bakkerskar of het blikken gerammel van melkflessen voor de belendende villa's zijn accenten van de stilte. Een waas hangt over het gras waarop een lage serene zon stukken stam en flarden kruin projecteert.
Nog een uur later, en het doek zal voor eeuwig wijken.
Het is nog niet zover; - binnen de palissade van de hertenkamp is een dier nog overrompelend een dier: vier spillepoten die een reerug dragen en een slanke hals met een snoetje deinend tegen het verende leggiero van vier spillepoten die... enzovoorts, een gesloten vorm, een ree om door een ringetje te halen. (Circa 2200 zal een musicoloog promoveren op de structurering van dit motief bij Schubert.)
Tussen de bomen wandelt een grootvader met een jongetje aan de hand, twee turven hoog en evenveel jaren oud. Ik blijf staan en kijk er naar. Het is altijd een aandoenlijk gezicht, ze lopen zo verbaasd, het jochie dat hij het al kan, de ouwe dat hij nog grond onder de voeten heeft. Ze zijn even uit mijn gezichtsveld verdwenen en later blijkt het ventje zich aan de andere kant te bevinden van de lage afscheiding tussen wandelpad en perk. Stevig omvat hij het ijzeren hekje en heft beurtelings rechter- en linkerbeen, - een onafhankelijke onderneming die hem helemaal ingespannen houdt.
De opa, een verstandig pedagoog of bang voor zijn reuma, laat hem begaan. Tenslotte tilt hij hem voorzichtig over de reling, en ze wandelen verder met de herten en de pauwen, twee nadenkende oudemannen in het benevelde zonlicht.
| |
| |
Er is niets opmerkelijks in deze geringe actie en ik blijf aan de grond genageld staan als de reus uit Klein Duimpje. Een onherhaalbare kwaliteit treft mij. Het cultuurmonument van kalkzandsteen honderd pas verder, met zijn fonteinbak en zijn beelden, kunt u ervoor cadeau krijgen. Er zou niets zijn zonder de vochtigheidsgraad van de lucht, de stand van de zon, de lengte van de schaduwen, de datum, het uur, de afwezigheid van geluidshinder, een smaak van adellijk bladgroen gemengd met een vleug van zilt (we zijn op vijf km van de kust). En niets zonder de hoek waaronder ik het tafereel bespied.
Het doet zich aan mij voor. Wat is ‘het’?
Monsieur Teste werkt al in mij.
Maar ik vond het nog aandoenlijk.
In en met Monsieur Teste gebeurt niets, wordt niets uitgevochten, niet in bed, niet op het slagveld, niet tussen de generaties of de klassen.
Hij concurreert niet.
Men bevindt zich aan de figuurlijke kant van het bestaan, de metafoor is zijn essentie, het voorbewuste (iets anders dan ‘het onbewuste’) zijn paradijs. Het leven houdt op waar het denken begint.
Hij sprak, - men voelde zich in zijn denkbeeld opgenomen, vermengd met de dingen, terugwijken, één met de huizen, de wijdheid van de ruimte, het bewegend coloriet van de straat, de straathoeken... woorden vol onhandige ontroering, die ons hun zegsman naderbrengen dan iemand ter wereld; woorden die ons doen geloven dat de eeuwige muur tussen de geesten gevallen is. Hij besefte heel goed dat ze ieder ander bewogen zouden hebben. Hij sprak, - men merkte dat er een groot aantal uit zijn betoog verbannen waren, zonder dat men motief of draagwijdte van de omissie zou kunnen aangeven. Dikwijls werden ze zo merkwaardig gesteund door zijn stemtimbre of belicht door zijn zinsbouw dat ze een ander soortelijk gewicht kregen, opnieuw geijkt. Dan weer verloren ze iedere betekenis, leken ze alleen een lege
| |
| |
plaats te bezetten waarvan de uiteindelijke functie nog twijfelachtig was of onvoorzien door de taal. Ik hoorde hem een stoffelijk voorwerp benoemen met een reeks abstracte termen en eigennamen.(3)-
In boekvorm bestaat hij uit een gesprek in de schouwburg (het opera-theater!) dat op zijn kamer wordt voortgezet, een brief van zijn vrouw aan een vriend, een tweede brief van een vriend (de schrijver?), een wandeling door Parijs, een dialoog, enige tientallen uitspraken, en zijn einde. Deze fragmentarische vorm - als men het een vorm wil noemen - is de enige die zich met hem dekt, de enige waarin hij voor de goede verstaander te ontdekken valt. Zijn aardse loopbaan begon in 1894, toen zijn auteur Paul Valéry op drieëntwintigjarige leeftijd de eerste schetsen op papier zette voor wat ‘La Soirée avec Monsieur Teste’ zou worden. De laatste aantekening van ‘Pour un Portrait de Monsieur Teste’ is gedateerd november 1934. Men vindt hem terug, vervolgd, vertakt, verholen in alles wat Valéry schrijvend en denkend, dat is tweemaal hetzelfde, heeft nagelaten.
Teste is de allegorie van een hypothese, de hypothese dat aan het kunstwerk - het enige mensenwerk dat over-leeft, dat niet door de mand van de tijd valt - een geheime methode ten grondslag ligt. De veranderingen aan de breuklijn zijn mijn meest persoonlijke bezit, dus moeten ze te controleren zijn door mij, het - ingeving, intuïtie, impuls - bestaat niet zonder mijn vermogen tot bespiegelen, ‘réfléchir’. Geen anekdotes, trouw- en sterfgevallen a.u.b., alleen de landkaart van een brein in werking. In dezelfde periode waarin Monsieur Teste het licht zag, heeft Valéry voor het eerst een historische figuur aan een dergelijke infrabiografie onderworpen: Introduction à la Méthode de Léonard de Vinci (1895). Dit essay is een schoolvoorbeeld van de enig juiste benadering als het gaat om de geschiedenis van kunst, kunstenaars en kunstwerken. Het genie is de ingenieur van zijn werken, zijn vorm berust op een speculatie met de natuur in een poging iedere ‘inhoud’ naar de rand te dringen (het lege bewustzijn), de uitkomst is puur on-natuur, een artefact door bijna-niemand gemaakt, de kunstenaar (de ware) is de toetssteen, wat voor hem
| |
| |
geldt, geldt mutatis mutandis (maar in wezen) voor ons allen. Naar dit complex van gedachten, als naar een magnetische pool, richt zich bij Valéry de naald van het denken in zijn tientallen essays en honderden aforismen, verspreid over de bundels Tel Quel i & ii, Mauvaises Pensées et autres, Histoires Brisées, Variété
i - v, Pièces sur l'Art, e.t.q.
Om te beseffen wat er achter zit, moet men luisteren naar de wetten. Aan de Poëtica valt niet te tornen. Zij is het regime van de kunstenaar, het hoogheemraadschap van degene ‘die zijn eigen naam bewoont’, waar aantekening wordt gehouden van braak- en cultuurgronden en het peil van de fruitteelt, toezicht op paal en perk, uitspraak gedaan over verkavelingen, onteigeningen, uitbreidings- en recreatieplannen. Grondbelasting. Oorspronkelijkheid is een inpoldering zonder einde, alleen het talent is gemakkelijk, - ook dit is een kerngedachte van Monsieur Teste. Met een mis-, laat staan ontkenning van de inspiratie - zoals wel beweerd is - heeft dit niets te maken. Wel met innerlijke vrijheid, de weigering iets op zich te nemen wat niet in mij opgaat.
Valéry was te intelligent om zich door een dommekracht tot schepper te laten mobiliseren. Zonder een germanisme te gebruiken kan men zeggen dat zijn totale oeuvre een ‘uiteenzetting’ is met zijn alter ego, zijn drijvende kracht. De inspiratie is het thema van zijn werken, het werk van een dichter. Negentien jaar lang heeft hij geen woord laten drukken.
Monsieur Teste moet men lezen als de poging een zwevend begrip zo denkbaar mogelijk te belichamen. (Het is zijn enige, feitelijke inhoud.) Natuurlijk moet het experiment als verhaal mislukken, vandaar de kortademige, tegendraadse trant, de cirkel sluit zich niet, onmogelijk een geest die steeds ontsnapt in een fles te vangen. Wat drijft kan zich niet laten kennen zonder gedrevenheid. De mens is een denkend riet, maar de wind die het riet bespeelt en doet zingen tot het zal breken blijft in de rug, is anders, is eeuwig ‘buiten’. Het waait, het regent, er nadert een gebied van lage druk boven Ierland, - deze meteorologie overleeft en beheerst ons. (Een grapje over het weer in modo Teste:
| |
| |
iedereen spreekt erover, maar niemand doet er iets aan.)
Hoe weerstand te bieden aan iemand wiens geest op eigen kracht al het zijnde leek te doen veranderen, iemand wie alles wat hem geboden werd ter bewerking was? Ik stelde mij die geest voor, hoe hij hanteerde en mengde, varianten aanbracht, verbindingslijnen trok en in het veld van zijn kennis kon bekorten en omleggen, hier iets afkoelen, daar verhitten, doen verzinken, ophogen, noemen wat geen naam heeft, naar believen vergeten, dit of dat toedekken of bijkleuren...(4)-
Onze lichamelijke staat verraadt ons op soortgelijke wijze. Temperatuurverschillen, secreties, enzymen, bloedopbouw en -afbraak, ben ik dat?, we lopen rond als het doorlopend vraagteken achter ons bloedeigen ik. Gezond, ben ik tot op zekere hoogte de conducteur van mijn corpus dat ik als een open vraag, een vacuüm tussen de tanden houd. Ziek, breekt ‘het’ uit, vergeet het mij, stelt mij tegenover zich, doet zich mij verliezen aan een druk, een beklemming, een doen breken, een braken dat ik niet kan verantwoorden. Het subject is naamloos voor een lichaam dat het vervoert.
‘'t Is niets bijzonders,’ zei hij. ‘Ik heb... een tiende seconde die zich voordoet... wacht even... er zijn momenten dat mijn lichaam verschijnt... Zeer merkwaardig. Ik kan daardoor plotseling in mezelf kijken... de geledingen onderhuids... en ik voel zones van pijn, ringen, polen, pennen van pijn. Ziet u die snelle figuren? die geometrie van mijn lijden? Er zijn van die flitsen die helemaal op ideeën lijken. Dan begrijpt men, - van hier, tot aan... Toch laten ze me in onzekerheid. Nee, onzeker is het woord niet... Als het komt, vind ik in mij iets ondoorzichtigs, iets diffuus. Er ontstaan vanbinnen nevelige plekken, vlakten worden zichtbaar. Dan neem ik in gedachte een vraag, een of ander probleem. Ik verdiep me erin. Ik tel zandkorreltjes... en, zolang ik die zie... - Mijn steeds heftiger pijn dwingt me er naar te kijken. Ik denk eraan! - ik wacht op mijn schreeuw,... zodra ik die gehoord heb - wordt het voorwerp, het vreselijke voorwerp kleiner en kleiner tot het zich aan mijn innerlijk oog onttrekt...
| |
| |
Wat vermag een mens? Ik vecht tegen alles, - behalve tegen het lijden van mijn lichaam, voorbij een bepaalde graad. En toch, - dáár zou ik moeten beginnen. Wat is lijden anders dan een opperste aandacht aan iets besteden, en ik ben min of meer de man van de aandacht... Begrijp goed, ik had de komende ziekte voorzien. Volgens mij zou zulk een oog voor wat onmiskenbaar toe-komst is, deel van de opvoeding moeten zijn. Ja, ik had voorzien wat nu begint. Trouwens, het was een idee als alle andere. Dus heb ik haar kunnen volgen.’
Hij kalmeerde.(5)-
Monsieur Teste is een constructie. Geen mens van vlees en bloed, hij is een reus of een kabouter van een mens. Het tegendeel van een held, - omtrent de wereld heeft hij nooit vernomen, van een moraal evenmin. ‘Zichzelf betreedt men alleen tot de tanden gewapend.’ Hamlet, Faust, De Idioot en Adrian Leverkühn zijn arrivisten vergeleken bij deze ‘griffioen van de intellectuele mythologie’ die in zijn helderheid bijt als een slang in zijn staart.
Hij is een absurde cartesiaan die de ‘werkelijkheid’ kapotgedacht heeft en met belangstelling de brokken opneemt, kleurt, tegen het licht houdt, ondervraagt en beklopt - ...tenslotte verwerpt als toevallig, ietwat bevreemd. Hij verwacht geen troost van de poièsis, het kunstzinnig ontwerp waarin een zwakke ziel om uitbreiding en verlossing vraagt.
Hij is de vraag op een antwoord.
Wezenloos staart hij naar het compromis van wet en willekeur, de figuren en hun verschuivingen, de regels, de modulaties, de vrijheid die tegen het toeval speelt, een partituur zonder partijen, - en vergeet er de knikkers door.
Steeds weer te stuiten op de betekenissen en hun echo's die aan het bewustzijn knagen. ‘Soms denk ik, en soms... ben ik.’ (Valéry, Analecta)
Zo tast hij rond in wankel evenwicht tussen de uitgestelde scheppingsdaad en de beschouwing van het eigen instrument.
Een scheiding niet te overbruggen.
Geen gratie mogelijk.
| |
| |
Areaal van kunnen willen... - oneindig scherp neem ik het waar omdat ik een oneindig scherp zintuig heb voor wat hun achtergrond is (wat hen duldt): de zones van geruis en toeval die hun noodlottige vrijheid willen hernemen, hun figuur zonder vorm, hun entropie.(6)-
Bij hem ligt het psychisme op de scheidingslijn van de interne uitwisselingen en de waarden.
Ook de gedachte is ontbonden van haar schijnbare gelijkenis met (i) de wereld, en (ii) de affectieve waarden. Zij is hem voorwerp van zuivere toevalligheid.
Of beter: hij is degene die een reactie is op een dergelijk schouwspel dat nu eenmaal door Iemand moet worden bijgewoond.
Het weten om dingen buiten zich is een beperking van de mogelijke combinaties.
De beeldvorming met haar betekenissen: een truc van het affect.
Hoe nog terug te keren van zo ver?(7)-
Een vraag waarop slechts een antwoord mogelijk is wanneer Monsieur Teste, die halfgod van de voorwaardelijke toekomende tijd, in beweging gebracht wordt, wanneer hij van voorgevoel tot aanzijn overgaat. Waarmee de paradox die zijn kenmerk is tijdelijk komt te vervallen. Een kunstgreep die hem bruikbaar maakt voor een exegese. Een minieme afwijking.
Eerst dient men dan ook vast te stellen - in zijn geest: hij zou het kunnen zijn.
Over de muziek wordt veel gedacht en geschreven -...
Deze kunst, die iedere avond op talloze plaatsen van de beide halfronden duizenden aan roodpluchen of plastic fauteuiltjes gekluisterd houdt - om niet te spreken van het decoratieve, magische, sociale, gedachteloze en stemmingmakende gebruik dat wij van haar maken - wordt zogenaamd verklaard (maar veeleer verduisterd) door lieden die haar behandelen alsof het gaat om een uurwerk waarin een meesterhorloger de tijd feilloos heeft in- | |
| |
gebouwd zodat wij kunnen zien hoe laat het is met onze gevoelens, tenzij wij worden uitgenodigd ons te verlustigen in zijn handwerksvreugde, zijn speellustigheid, zijn superdeluxebriljantpyrotechnische virtuositeit sec, en ziet u eens hoe fantastisch knap hoe geniaal het motorische tandwieltje past in de wijdgespannen boog van het lyrische springveertje terwijl het ankertje ostinaat, en houdt u het nu eens tegen het oor hoort u wat hoort u hoe regelmatig vriendelijk hoe dramatisch het tikt als het klokje bij moedertje thuis en moet u het weer zo nodig opwinden maar niet te hard hoor anders -
alsof de muziek een uitvinding van Zwitsers is wat niet juist is al zijn er wel enkele Zwitsers die kunnen componeren en dan ook schielijk naar het buitenland vertrekken.
Het wordt tijd... inderdaad: nl. om te begrijpen dat de muziek afgezien van haar praktische beoefening een kennistheoretisch probleem aan de orde stelt. En dat haar esthetiek en analyse beperkt zullen blijven tot de schets van een façade, de boedelbeschrijving en het huisnummer, zolang de vraag naar haar betekenis: de draad van Ariadne, er niet in verweven wordt.
Ieder kunstwerk is een pijl gericht op ons zenuwstelsel, ons zien en zijn, ons be-leven. Muziek kan alleen ‘waar’ zijn (waarde bezitten) als ze informatie te bieden heeft, signalen die onder de drempel kunnen worden opgevangen, een psychogram voor overjarige kruipdieren. Componeren is het opstellen van een trefzekere vergelijking met één grote Onbekende die door de luisteraar wordt opgelost in een Aha-Erlebnis, met de schok der herkenning. De toon op zichzelf is een compositie van natuurkundige gegevens, toonhoogte, duur, intensiteit, kleur. Mèt de toon die voortplanting, dus periodieke beweging van luchttrillingen is volgens een bepaalde snelheid, frequentie en vorm, zijn ritmiek en motoriek al in de kiem gegeven. Hieromheen breidt zich een netwerk uit van posities en combinaties waarbij vergeleken de meest ingewikkelde schaakpartij kinderspel is. Harmonische krommen, polyfone schering en inslag, instrument en stem, macro- en microgroeperingen, ...stilte..., alles grijpt in elkaar, overlapt elkaar, versterkt of verzwakt elkaar, werkt tegen-elkaar- | |
| |
in op zoek naar een dynamisch evenwicht dat nèt niet bereikt mag worden. In deze porseleinkast weegt het geringste bedrog een ton.
De partituur is een code om betrekkingen van trillingsgetal en tijdsduur vast te leggen, een programma van voorschriften om via een gymnastiek van spiercontracties en ademhaling de ingeving aan de uitvoering te koppelen. Deze dikwijls belegen aanwijzingen die gebonden zijn aan tal van conventies en aan de beperkingen van het schriftelijk haalbare vormen een dossier dat voor het proces dat wij een concert noemen, door specialisten bestudeerd wordt. In feite herhalen deze, voor zover ze op de naam herschepper aanspraak maken, langs andere, fysieke kanalen de richting van het componeren. Hun voornaamste taak is zich te laten verrassen door wat eens een eerste, de maker verrast heeft, ten einde straks abonnementhouders op serie C te kunnen verrassen. Zij dienen te ontcijferen, lichamelijk te maken wat in deze fragiele aantekeningen boeiend, ontroerend enzovoorts is, in het kort wat muziek de moeite van het aanhoren waard maakt. ‘Boog, pijl en doel verstrengelen zich, zodat ik ze niet meer kan onderscheiden’ (Zen-spreuk).
Wij horen Bach via een enorm prisma geslepen door generaties van speellieden, muzikanten, solisten en musicologen. Hij wordt er steeds onsterfelijker door.
Zulk een organisatie vereist een eigen denkraam. In de muziek van de afgelopen driehonderd jaar is dit het getempereerde (gelijkzwevende) toonsysteem dat vrije beschikking gaf over de twaalf chromatische tonen op iedere hoogte, in iedere modus, naar iedere keuze. Hier is sprake van een bewuste concessie aan de praktijk van het musiceren, een list tegen de natuur om de harmonische eigenschappen van de toon, zijn sympathieën en antipathieën, te kunnen regelen binnen een open circuit. De opgave is te vergelijken met de kwadratuur van de cirkel. De natuur heeft de enkele toon samengesteld uit een onbegrensd aantal boventonen, mede-klinkers waarvan de trillingsgetallen verlopen volgens een toenemende rekenkundige reeks. Op de grondslag van twee of drie van deze componenten een systeem af te leiden
| |
| |
dat ‘rond’ is, zit er niet in. Het ei van Columbus: de evenredige verdeling van de onzuiverheids-rest over alle tonen van het octaaf, heeft ongeveer tweeduizend jaar op zich laten wachten. Op de winst uit deze vervalsing is sindsdien onze klassieke muziekcultuur opgebouwd.
Wat wij de ontwikkeling van de muziek noemen, haar historische travesti, heeft niets te maken met vooruitgang, maar is een steeds weer door enkele ontevreden geesten die wij genieën noemen ondernomen poging de vertrouwd geworden grondpatronen te doorbreken, de muziek als totaal te verlevendigen door spelenderwijs het dak boven ons hoofd weg te trekken, de waarschijnlijkheid, het voorspelbare te verminderen en het begrip voor muzikale waarde te verruimen. In deze wereld gaat geen energie verloren. Een tot op het merg versleten wending, een k.o. geslagen drieklank kan na eeuwen misbruik en vergetelheid tot opstanding geraken onder de handen van een kenner. Alles hangt af van zijn omzetting. Wat is in vredesnaam ‘hedendaagse’ muziek? - Nooit van gehoord.
(Ook in de schaakwereld spreekt men van ‘componisten’, geduldvirtuozen die spanningen opstellen in het veld waarvan de uitkomst de verwachting verschalkt. Soms staat zo'n probleem al eeuwen te vibreren, en wij nog steeds voor een raadsel.)
(De voorhoede is sinds tien jaar doende om aan te tonen dat men niet alleen kan spelen op het bord, men kan er ook met een omwoelde schroevendraaier tegen aan tikken, aardig geluid hè, het als dienblad gebruiken, tegen de muur spijkeren en zelfs hersens mee inslaan. Ook de toenemende interesse voor buiten-Europese muziek wijst op een behoefte om niet de visie maar de spelregels te wijzigen.)
Een mateloze afwezigheid waart rond in deze non-figuratieve notenkoppen, een spoorloosheid van het denken, het normale, de overweging. Nergens een intentie speurbaar, een hand die verwijst.
(Aan het eind van de wereld slaakt de laatste authentieke Chinees een langbepeinsde pentatonische zucht in een doorboorde bamboestengel. Een kraanvogel roept.)
| |
| |
Terwijl ik met deze vermoedens in het hoofd muziek maakte, beluisterde en trachtte te onderwijzen, herlas ik Monsieur Teste. En ditmaal gaf hij mij aanleiding opnieuw de vraag te stellen van welke aard de informatie is die muziek ons te bieden heeft. Zou hij de vii deuren voor mij openen waarachter het geheim sluimerde? Zou hij uit zijn potentiële staat ontwaken die zijn enige ‘zijn’ is, hij die slechts verachting moest kennen voor een muze die zich zo met de duizendkoppige menigte pleegt af te geven? Ik sloot hem aan, al lezend, op mijn eigen muzikaliteit, hij kwam onder stroom te staan en begon te draaien. Hij werd, o wonder, manifest, - dit eeuwig in zijn ratio besloten genie.
En hij sprak:
| |
I. L'esprit ne doit pas s'occuper des personnes; de personis non curandum.
Waarna ik voor mijzelf de drie grondwaarheden van de muziek overdacht, de eerste geldig voor de componist, de tweede voor de luisteraar, en de derde voor beiden en de executant.
α. Er is geen kunst die zozeer vorm is als muziek.
Het timbre van de kostbaarste Amerikaanse dwarsfluit aangeblazen door Jean-Pierre Rampal laat zich registreren in een grafiek van buiken en knopen, een schakelnet van neuronen, een tinteling in de cortex.
Een opeenvolging van twee akkoorden=systole en diastole, een ademhaling, er hipt een mus in de dakgoot, twee kanonschoten, één kus, Heil Hitler, uitwijking van of toenadering tot de grondtoon. Ritmen en harmonieën: verhoudingen van hoog en laag, wijd en nauw, veel en weinig, vol, leeg en vol-ledig, geluk en angst. Een melodie is de curve van een vallende ster die zoet en bitter op de tong smelt en blust in de herinnering.
De muziek: het rijk der kwaliteiten, in meetbare grootheden vertaald, wie haar zou aankunnen d.i. kennen, hem zou de natuurkunde van de ziel een open boek zijn.
β. Er is geen kunst die zo impregneert.
Door een geliefde muziek kan men zowel gegrepen, ondersteboven, kapot zijn, maar men kan er ook de was bij doen, of een brief schrijven, of vrijen.
| |
| |
Een panacee tegen onlust dat onder omstandigheden het leven bijna vervangt - respectievelijk intenser maakt - omdat alle hefbomen er voorwaardelijk door in beweging geraken, en anderzijds laten ook vele bezigheden zich er mee bezigen die er energie, harmonie of alleen vermindering van verveling door ontvangen. De muziek is van alle kunst het meest-(aan ons) ‘aanwezend’ - ieder muzikaal mens kent de ervaring dat het lijkt alsof men de muziek zelf voortbrengt terwijl men er naar luistert. (De reden waarom onbegrepen muziek zo'n ergernis verwekt.) Deze assimilatie kan haar wel eens opdringerig maken. Burgerlijk bijna. Ze kent geen afstand.
γ. Er is geen kunst die zo hermetisch is.
In dubbele zin: - een onaantastbaar corpus in het blok van zijn notenbalken geslagen, dicht, te ontsluiten (de andere, de open hand) alleen door ingewijden die zich de cijfercombinaties weten te binnen te brengen.
De variabelen.
| |
II. Il était l'absorbé dans sa variation.
Dat wil zeggen: de schema's, de ‘normale’ bezettingen, de aangeleerde en overgeërfde oplossingen ongeldig verklaard en vervallen tot punten en lijnen voor een instrumentarium met beperkte, zeer verfijnde mogelijkheden, de linealen, passers, gradenbogen van het infra-denken. Hier leven de wiskundigen, de schaakmeesters en de componisten, de vijanden van een wereld die te groot en te veel is, bedacht op haar destructie tot figuren en hun ‘abstracte’ coderingen. (Want een getal of een enkele toon is nog een ding, maar e=mc2 of de aanhef van Tristan, daar begint de ware herziening.)
Tot een van de drie genoemde beroepsgroepen behoort (in aanleg) Monsieur Teste, - maar ik beperk me tot de laatste.
| |
III. Homme observé, guetté, épié par ses ‘idées’, par mémoire.
Een componist wordt gecomponeerd door zijn persoonlijke obsessie, bepaalde figuren, achter-gedachten even vast als vluchtig, eeuwig dagend en uitdagend. Dwingend. Ze ondervragen hem in de rug, hij luistert en moet antwoord geven.
| |
| |
Beethoven's kwelgeest: de in heilig verzet ballende vuist, in bezinning ontspannend -;
Bartók: meanders zwartwit gevlekt, het bloed dat schokt waar het niet kruipen kan -;
Brahms: een jongeman die in de lente vertraagd opengaat (en in de herfst zullen zij... maar daarover heeft B. zelf genoeg gezongen).
Wie hier naar woorden wil tasten gaat orakelen, on-zin praten, - zie hierboven. De taal is een informatiesysteem voor debielen, vergeleken bij de muziek. De grote componisten behoren tot de intelligentste geesten die ooit de aardbodem betreden hebben. Maar hun was een intelligentie eigen die zich de handen niet zou branden aan de objecten, - aan hun beperking.
Aan de zichtbare wereld wil ik uitsluitend krachten ontlenen - geen vormen maar materiaal voor vormen.
Geen geschiedenis - geen decors - maar een goede ‘ontvangst’ van de materie puur, rots, lucht, water, vegetatieve materie - en hun elementaire eigenschappen.
En de handelingen en de fasen - niet de individuen en hun memorie.(8)-
| |
IV. Mais, en moi-même, toutes les fois que se pose le problème teste, apparaissent de curieuses formations.
Het muzikale signaal voltrekt zich in twee fasen, en tussen de schokken een afgrond. Stijl, distantie, een scherp gehoor zijn noodzakelijk om de geringste veranderingen aan de breuklijn naar waarde op te vangen. Zonder dat ontstaan die misrekeningen waar middelmatig talent aan te herkennen is. Al te ‘zielige’ muziek heeft geen lang leven. Ligt te dicht bij het egocentrum.
(Een onhandige man met moeilijk samengeknepen voorhoofd die op een persconferentie hoofdzakelijk zijn vrouw laat antwoorden en op een podium geen raad weet met zijn benen. De auteur van groot aangelegde symfonieën, agressief, humoristisch, elegisch. Een vat van muziek. Sjostakowitsj.)
In zijn hoofd, achter de gesloten ogen, voltrekken zich
| |
| |
merkwaardige omwentelingen, - veranderingen zo gevarieerd, zo vrij en toch begrensd, - lichtvlekken als van een lantaarn in de hand van iemand die een huis bezoekt waarvan men de ramen in het donker ziet, als feesten in de verte, een jaarmarkt bij nacht; maar die in stations zouden overgaan en in woeste taferelen als men ze kon naderen - of in huiveringwekkende rampen, - of in waarheden en openbaringen...(9)-
Zonder twijfel de meest volledige psychische omvormer die ooit bestaan heeft.
Het tegendeel van een gek (maar wel de afwijking die in de natuur zo'n rol speelt - in het bewustzijn opgenomen), want steeds haalde hij een rijkdom binnen aan dissociaties, substituties, gelijkstellingen, tot hun uiterste limiet gevoerd, de teruggang verzekerd, een feilloze strategie omkeerbaar.(10)-
| |
V. Homme de précision et de distinctions vivantes.
Ik geef pianoles, - en ik tracht een leerling te bewegen hier een vinger iets langzamer te laten dalen, daar een fixatie uit te schakelen, 0.1 seconde adempauze te maken, een groep van vijf met de onderarm te rollen, een spanning in te voeren, - de toetsen te voelen op grond van het gehoor en zijn waarnemingen.
De talentvollen; dat zijn degenen die weten dat men niet óp een instrument speelt maar ermee, dat men de muziek met het lichaam moet denken om haar uit het instrument te laten opstaan.
De anderen; de kneusjes die in de muziek gegaan zijn om psychisch voor anker te komen, ze vertrouwen op het tegenwicht. Dat is de maatschappelijke kant, niet de mijne.
Noot m.b.t. de interpretatie.
Toonhoogte, toonduur, sterkte, intensiteit en timbre zijn oneindig variabel. Verander in een melodie één enkele toon en het is een ander verschijnsel met een andere ‘betekenis’, - of er treedt een verminking in. De beste formules op dit gebied bezitten voor ons gevoel een even objectieve waarde als sommige logische axioma's voor het verstand. Ze zijn absoluut noodzakelijk.
| |
| |
Een musicus die solistisch optreedt - ik spreek uit ervaring - kent de angst van een chef-kok die een nieuwe truffelsaus gaat serveren: dat de dosering niet juist is. Zijn leven offert hij aan de zorg voor zijn nuances, zijn zuiverheden die hem ‘op de zenuwen’ gaan zitten, ('s Avonds hoort iemand het resultaat voor f4.50 a.i. en wordt getroffen door een resultaat dat hem van top tot teen, van huid tot haar doet antwoorden met een stroom van voorwaardelijke reflexen.)
Het musiceren vergt een bijna ziekelijke nauwkeurigheid ten opzichte van deze details. Ik laat mij liever de rechterhand afhakken dan dat ik het kwartsextakkoord in de achtste maat van het eerste deel van de eerste sonate van Beethoven niet fortissimo zou spelen. (Beethoven heeft het trouwens zo genoteerd.) Op dit trillertje met vierde en vijfde vinger (duim en wijsvinger houden een liggende terts aan, de derde kan er niet bij) oefen ik uren, neem kwellende oefeningen door, geestdodende etudes om het naar mijn hand te zetten. Zonder dat is er geen orde, overtreed ik het negende gebod, Exodus 20: 16, Gij zult geen valsche getuigenis spreken tegen Uwen naaste. Eerst wanneer aan deze eis voldaan is, wanneer de levensgeesten uit het dode teken weer opgewekt zijn in mijn lichaam, kan de afwijking zich manifesteren, het verzet, de ‘individuele voordracht’ - die de overdracht mogelijk maakt.
Interpretatie - noodzaak tot vertekening om verstarring te voorkomen.
De partij die men met zichzelf speelt.
De werking op de anderen met het oog gevestigd op hun mechaniek - kwantiteiten, intensiteiten, potentialen - en s.v.p. geen behandeling als wezens die ‘zichzelf’ zijn, maar als machines, dieren, - oorsprongen van een kunst.(11)-
| |
VI. Tu es plein de secrets que tu appelles moi. tu es voix de ton inconnu.
Een draaiorgel met Cimeroni op een Amsterdamse gracht en de huizen achter hun iepen en de schaduw van de bomen in de hoge kamers en de bomen en de huizen in de spiegels van de grachten...
| |
| |
of een Badinerie, de scherts van een hofdignitaris van de vorst van Anhalt-Cöthen die het na tweehonderdvijftig jaar nog doet, een geur van hoger honing voor fluit en strijkorkest in b kleine terts...
deze vier onooglijke mannen met hun gelakte koppen en hun lessenaars zonder vormgeving. Ik staar ze aan, iedereen in deze ruimte staart ze aan. Nu gebeurt het - (Haydn was voor het inspelen) - een verborgen snaar gaat trillen...
of een liefdeslied uit een verzameling voor luitspelers, in 1547 te Valladolid uitgegeven: - de donde venis, amore...
leefden er toen ook al mensen, en voelden ze al iets, voelden ze mij al, hoe is het anders denkbaar dat ik in hun netten gevangen raak; dat er (even) geen verschil meer is tussen die enkele toonvallen van mond tot mond verdergedragen en de kou die in mijn ruggemerg opstijgt of de bries die in deze oververhitte concertzaal alleen langs mijn voorhoofd strijkt?
Overwegingen van voorgeslacht en afkomst.
Verbijstering over de echo's van de ene.
Vreemd dat dit blok ik dimensies vindt buiten zichzelf!
...Die oogopslag die mij reeds geheel bevat, die in een bepaalde glimlach vooruitgrijpt op mijn uitgesproken gedachte, - dat aanhouden van de Zaak tussen de plooi van de linkerhoek van mijn mond en het neerdrukken van de oogleden en die trekkingen van de oogspieren - die wezenlijke daad van mij die mij definieert, die eenmalige voorwaarde - bestaat al op dit andere gezicht, op het gezicht van een of andere dode, deze of gene - in verschillende eeuwen, periodes - Ja, ik besef heel goed dat in al deze exemplaren niet hetzelfde omging; dat hun ervaringen en hun wetenschappen andere zijn... maar - wat doet het er toe! - zij vergissen zich niet in elkaar - ze gissen elkaar.
Wonder van wiskunstige verwantschap der mensen - o, dit woud van relaties en overeenstemmingen! (Wij bezitten nog niet de halve woordenschat van de Romeinen om erover te spreken.) Interferenties en brekingen!(12)-
| |
| |
| |
VII. Bien (dit m. teste). l'essentiel est contre la vie.
En de laatste modulaties, en let nu eens op hoe aardig, hoe verrassend, hoe gen... ons thema hier in de omkering terugkeert waarbij - voor het coda bewaard - uit de kiemcel ontwikkelde motieven contrapuntisch op de hoofdgedachte inwerken.
Eerst voerde Monsieur Teste, dat boek ik van de scheppende voorzienigheid, mij tot het beeld van een componist-in-werke, nu illustreert de muziek hèm. Dat betekent zijn einde is op handen, zijn fade-out naar een achtergrond die hem opnieuw wisselvallig maakt, een ervaring die hem aanzuigt en insluit. Areaal van kunnen en willen... hij schrompelt ineen - Musik, du holde Kunst - hij heeft de grenzen van de aandrift, van de matiging bereikt, witgloeiend, zuiver, onaanraakbaar, en wanneer ik hem nog eenmaal probeer te naderen breekt uit zijn binnenste een vreemd geluid. Partir, c'est mourir un peu. Niet ongestraft legt men de vinger op het netwerk dat de verbindingen voedt waarover gedachten reizen. Mijn verbazing als kind over dat veel te hoog opgehangen bord met de waarschuwing: aanraken der draden is levensgevaarlijk. Maar wie kon daar aan raken? (Ook Orpheus mocht niet omzien.) En achter welk voorhoofd staan de turbines en de transformatoren opgesteld en vanwaar gaan de impulsen uit die een roos doen bloeien op een huid van karton? Dat oude meisje gisteren achter mij in het concert, wat, hoe heeft zij mooi gevonden? Ergens moet zij lijden nu.
Pijn is het gevolg van de weerstand die het bewustzijn biedt aan een plaatselijke gesteldheid van het lichaam. - Een pijn die wij nauwkeuriger zouden kunnen waarnemen en a.h.w. omschrijven zou gevoel zonder lijden worden - en misschien dat wij aldus enige directe informatie over de ‘diepte’ van ons lichaam zouden krijgen - informatie van een soort die de muziek ons te bieden heeft. Pijn is een zeer muzikale aangelegenheid, men kan er bijna in muzikale termen over spreken. Er zijn zware en scherpe pijnen, andantes en furioso's, lang aangehouden noten, fermaten, gebroken akkoorden, voortzettingen - plotselinge stilten.(13)-
| |
| |
Geen mens zou ooit op de gedachte komen beweging af te leiden uit overwegingen van kleur, terwijl het omgekeerde wèl geprobeerd is. Er heerst dus ongelijkwaardigheid. De reden is misschien dat wij bronnen van beweging zijn en niet van kleuren - en dat dit vermogen aan de verklaring voorafgaat.
Ik zeg: bronnen. In de zin van: bron van pijn of van lust. Wij voelen ‘uit ons opwellen’ zijnswijzigingen, waarden, grootheden, ‘gewaarwordingen’, ‘versnellingen’ die zowel het meest eigen-wij zijn als het meest vreemd aan ons ‘ik’ van het ogenblik, en van het ogenblik-in-aantocht.
Hoe deze achtergrond te beschrijven die zo variabel is en zonder analogie - (zij onderhoudt wezenlijke maar labiele betrekkingen met ‘het denken’). Alleen de muziek vermag dit. Soort krachtveld dat deze verschijnselen van het bewustzijn geleidt - beelden, ideeën die zonder haar slechts combinaties zouden zijn, symmetrische ligging van alle denkbare combinaties.
Vgl. M. Teste: - episch ‘vis-à-vis’ van deze combinatorische objectiviteit en het bovengenoemde krachtveld.(14)-
Genoeg hierover. Dit denkbeeld gaat mij ontsnappen, nog even en het vermoordt zichzelf.
Men mag er alles van zeggen, maar niet dat het onmogelijk is. Men moet het te denken geven.
Ik zou nu eigenlijk... maar nee, daar moet men sterker voor zijn, onafhankelijker. Over honderd jaar misschien, - komt er een componist die dit leest (ook dat is niet nodig trouwens) en opschrijft waarvan ik droom:
La Passion selon M. Teste Oratorio
Zullen Goede Vrijdag en Pasen dan ook eindelijk hun mutaties gekend hebben?
Ik ga fuga's van Bach spelen.
Haarlem, september-oktober 1963
| |
| |
| |
Laatste woorden
Over Monsieur Teste. Zoals Valéry in zijn voorwoord tot de Engelse uitgave zegt: M. Teste is vrijwel onvertaalbaar. Enig wantrouwen in mijn pogingen is dus wel gerechtvaardigd. De Franse taal is ‘lichter’ dan de onze, gebruikt met speelsheid zware woorden die in het Nederlands pathetisch klinken. Behoedzaam heb ik in zo'n geval een adjectief geschrapt of door middel van samentrekkingen twee begrippen in één proberen te vangen. Vóór alles leek het mij van belang het cybernetisch karakter van de tekst, zijn eigenaardige poëzie die berust op ‘operaties’ met de taal, te behouden. Met het oog hierop heb ik dikwijls, wanneer ik de keus had tussen een gekunstelde uitdrukking en een gewone, de voorkeur gegeven aan de eerste. (Daarentegen kan een ‘gewone’ term in een bepaalde context wel eens een ongewone werking hebben.)
Hierbij een opgave van geciteerde plaatsen voor wie de oorspronkelijke tekst er op wil nalezen. De nummers zijn die van de fragmenten in vertaling zoals ze in dit essay zijn opgenomen. De pagina's en hoofdstukken verwijzen naar de uitgave Gallimard-nrf (Paul Valéry, Monsieur Teste, nouvelle édition augmentée de fragments inédits, 1946).
1. | blz. 118 Pour un portrait de Monsieur Teste |
2. | blz. 11 Préface |
3. | blz. 21 La Soirée avec Monsieur Teste |
4. | blz. 23 id. |
5. | blz. 32 id. |
6. | blz. 67 Extraits du Log-book |
7. | blz. 117 Quelques Pensées |
8. | blz. 127 id. |
9. | blz. 70 Log-book |
10. | blz. 116 Pour un portrait |
11. | blz. 125 Quelques Pensées |
12. | blz. 66 Log-book |
13. | blz. 133 Quelques Pensées |
14. | blz. 128 id. |
| |
| |
De met Romeinse cijfers genummerde zinnen zijn her en der uit de tekst geplukt waarin ze niet expliciet een muzikale betekenis hebben. Valéry's uitgesproken inzichten over muziek vindt men o.m. in Analecta, § iii.
| |
Over de significa van de muziek.
Het door mij in naam van Teste aangeroerde probleem ontleent zijn belang aan het feit dat de muziek, de klassieke westerse, kwantificeerbare eenheden (trillingsgetallen, boventoonrelaties, ‘meetbare’ ritmiek) componeert - en daarmee kwalitatieve werkingen schept. Zij is daarmee een van de weinige humane instellingen die de gespletenheid tussen het alpha- en het bèta-denken in onze cultuur overwinnen.
Het wachten is op onderzoekers, begaafd met wetenschappelijke speurzin èn muzikale vermogens, om dit onbetreden gebied in kaart te brengen. Een veelzijdige verkenning zou moeten leiden tot een plaatsbepaling, filosofisch, psychologisch, statistisch, genetisch en prehistorisch.
Zolang de muziek, althans in ons land, tot het domein van de volksontwikkeling blijft behoren, is er weinig nieuws te verwachten. De geldende opvattingen zijn doortrokken van negentiende-eeuwse rimram. Uit het bovenstaande blijkt misschien dat ik veel verwacht van een beredeneerd gebruik van de term informatie zoals Gomperts die heeft ingevoerd voor de literatuurkritiek in De schok der herkenning. De toepassing ervan op de muziek (nb: de betekenis van het achtergrondgeruis!) zou het raakvlak van werk en werking verhelderen.
Verfrissende inzichten op dit punt vindt men bij:
Susan Langer, Philosophy in a new Key, Mentor Books, New York 1951. Hieruit met name Hoofdstuk 8: ‘On Significance in Music’.
Leonard B. Meyer, Emotion and Meaning in Music, Chicago University Press 1956.
Donald N. Ferguson, Music as Metaphor, the Elements of Expression, Minnesota University Press 1960.
|
|