Randstad 8-10
(1965)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| ||||||||||
J. Bernlef
| ||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||
de data staan vast en daarom
zegt men dat men reist
| ||||||||||
I‘Op vrijdag, de derde augustus
van het jaar (en hier een verschrijving)
1492 zeilden wij weg van de
bank van Saltès.
Wij voeren met een straffe bries
in de rug zestig mijl naar het zuiden,
dat wil zeggen vijftien zeemijl
en zetten koers naar de gele ook
wel canarische eilanden genoemd.’
De tweede dag (dus vier augustus)
schrijft Columbus (alweer een verschrijving?)
‘zij voeren zuid-zuid-west’; en zo
door een omgekeerde kijker zien wij
klein maar heel scherp:
de Pinta (met roermoeilijkheden)
de Nina
en het
vlaggeschip:
de Santa Maria waar
Columbus starend naar het blanke
papier een kaart vol laat lopen met
dromen die de bewoners van
de canarische eilanden wel kenden:
soms zagen ook zij in het westen een
eiland met bomen.Ga naar voetnoot*
| ||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||
IIAlleen voor doktoren is
hoorbaar - in iedere kamer startlawaai -
hoe dwars door de ruimtecapsule
de harten kloppen van Tom, Dick en Harry
met motoren en meters op weg naar Mars.
Welke rol spelen zij nu de
aarde tot wereldbol wordt
en haar hele bevolking 1 stem
zij schijnen verloren liggend haar bevelen te volgen.
Denken zij wel en zoja: watGa naar voetnoot*. De stem
zegt dat zij wat drinken moeten,
als babies lurken zij aan rubberen slangen.
Zij boren zich als een houtworm een gaatje
zij kruipen door het oog van een naald
al wordt dan praktisch alles door computers bepaald
het is alsof een windvlaag de meters beweegt,
zij horen de klik van een aardse kalender.
| ||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||
IIIVrienden en bekenden wuivend
verdwijnen achter het papier. Hier zit
ik alleen voor: een lang gedicht.
Ik zet het raam open, een wolk
geluiden en aan de overkant
op een stenen randje een witte kat;
wij kijken elkaar aan en ik schat
of hij wit genoeg is voor mijn gedicht
dat niet op de rand van de stilte
maar van de vensterbank wordt geschreven;
een logboek vol stof waarin de vingers
rondroeren: een heel mensenleven op de
achterkant van een lucifersdoosje
een landkaart die de aarde bedekt;
inventariseren zonder eind en spijt
zonder aanzien des persoons en met
inbegrip van Buddingh's kleintje koffie en
Eva's vingers beneden bezig
de pianotoetsen te poetsen
in een eigenzinnig staccato
(een orgel op straat speelt de jenka).
Mijn gedicht is een gat, een slordige
kus op een spiegel met vliegepoep
I have been making a point
recently not to shut out so
many things as I used to.
Some years ago I had to keep
out anything that did not
seem appropriate to what I
was doing at that moment.
| ||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||
All other things were somehow
distractions.
Now when a distraction
comes along I may take out
time to think about it,
or write it down,
or photograph it,
record it,
film it,
or cast it,
or eat it,
or something else.
As a matter of fact
it seems more and more that
distractions are more interesting
than anything else.
Een veldslag leveren?
liever volg ik het pad van
een mier, deze sukkel
die nooit schijnt te leren
waar hij woont, hoe zijn vrouw heet
op welk instrument wel
en op welk niet gespeeld
mag worden.
Ik schrijf de inhoud van broekzakken
op zolder gevonden blikjes
een vergeelde krant in het bos
waarin hollerith-personeel wordt gevraagd,
onder het ministerie van toeval
werk ik: een gehoorzame ambtenaar
een krabbelaar op glad ijs
| ||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||
zo reis ik
Wat is het doel van de reis,
vroeg de customs-officer op London Airport
(daar heb je de witte kat weer
die komt kijken of ik al opschiet)
wandelen in de londense parken, zei ik,
aarzelend gaf hij zijn stempel.
Wat is het doel van de reis?
remembering to forget, or, as
Groucho Marx put it, buying
back an introduction.
Het doel van de reis is letterlijk tijd-
verdrijf (ik ben al zo vaak
overleden)
tenslotte nog
enige treffende uitspraken
over de dood:
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
*
Otherwise I feel very blank upon this topic,
And think that though important, and proper for anyone to bring up,
It is one that most people should be prepared to be blank upon.
Het papier is zoals altijd onbeschreven.
| ||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||
IVLaten wij ons niet vergissen:
drie schepen vol schurken
waarvan Columbus de zetbaas was.
Drie lange vingers door Isabella van
Castilië uitgestoken naar wat alles
behalve een droom was maar gewoon
goud
Columbus mat de reis met twee maten:
de kleine die vals was
de grote die juist was
hij was de enige die wist dat
de reis lang was,
toch
laten wij ons niet vergissen.
De mannen gewend aan huid wit
uitgeslagen, handen altijd vol
touw, teer en water waren bang
van verwachting.
Velen geloofden nog dat de aarde
een eind had, verhalen over
driekoppige monsters, mensen
als vissen deden de ronde.
Hoe groot was de opluchting
op 14 september een visdiefje
te zien en een niet nader
genoemde tropische vogel,
om een schitterende tak vuur
in zee te zien dalen,
hoe heerlijk was de dageraad
waaraan niets ontbrak dan
| ||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||
wat nachtegalen (het waren
landrotten, ook Columbus,
blij met een boodschap een remi-
niscentie aan aarde).
Op 17 september vonden zij in zeewier - dat op gras leek uit
onzichtbare rivieren gedreven -
een levende krab die Columbus
zorgvuldig bewaarde in een emmer
met water.
Soms dachten zij werkelijk in een
van hun eigen gedroomde kaarten
te varen:
dolfijnen sprongen op rond de boeg
een witte vogel vloog voorbij
twee Jan van Genten zaten kaarsrecht
in de mast en drie vier vogels
zongen en verdwenen bij het
ondergaan der zon
En Columbus, het matte oog
op het witte papier gericht,
mat met twee maten
knoeide met tijd als een
kind met zand, las in zijn
handpalm een reis,
in de sterren een koers
helder als koffiedik.
| ||||||||||
VWet voor wet vervalt
als een denkfout, zwevend wordt men
een erwt in de steppe, een wenk van
een pink in geen enkele richting;
| ||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||
met het doel bemoeit zich de basis,
zij vliegen voort in het historische
licht, ieder woord dat zij zeggen
komt terug met de klank van een echo.
Om dit vervluchtigen te belet -
ten zijn overal spiegels gehangen
Dick ziet de wangen van Harry, Toms ogen
waarin een fata-morgana zich spiegelt
Dick zet de tape aan, let's have the facts
maar niemand herkent de Beatles
tegen de wand hangt een tikkende klok
maar iedereen heeft zijn wijzers.
Zet jezelf gelijk met de basis, zegt Dick.
Beste Bernlef,
Met veel belangstelling heb ik het eerste stuk van je nieuwe produkt gelezen. Je ziet dat ik aarzel om het poëzie te noemen. Dat wordt bij jou steeds moeilijker. Ik zie je glimlachen want ik weet het, ‘ook ik houd niet van poëzie’. Maar de kracht van de door jou zo bewonderde Marianne Moore ligt nu juist in het vermogen om vanuit het uitgangspunt: alles is bruikbaar, toch poëzie te maken, dat wil zeggen alles om te buigen binnen een gedicht tot een eenheid. Misschien is kunst niet anders dan het ontwerpen van systemen, het vergeten ervan (zand erover) en het ontwerpen van weer nieuwe. Dat geeft een plezierig gevoel en het vakmanschap dat men daarbij kan ontplooien zorgt al voor genoeg plezier om het leven draaglijk te maken. Ik las op je aanraden ‘Paterson’ van W.C. Williams. Nu geloof ik dat Williams heel andere dingen voor ogen stonden, hij wilde de poëzie in de sfeer van het ‘colloquial american’ terugbrengen. Het gedicht is geschreven vanuit een isolatie-positie. Dat maakt er de kracht | ||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||
van uit, maar het maakt het ook tot een tamelijk ouderwets gedicht, weer geschreven vanuit het beruchte menselijk tekort. Jouw gedicht lijkt me, zoals ik het nu voor me heb, meer uit een teveel geschreven te zijn. Maar ik vertrouw op je dichter-lijkheid om er geen worst van te maken. Ik ben nieuwsgierig naar het verdere verloop. Heb je al een titel?
Beste groeten, ook aan Eva en Annabel, je,
Willem. | ||||||||||
VIIn de ronde bumper van een Ford zie ik
mijn voet vervormd de klomp inschieten
die nog warm op mij te wachten staat,
ik word bij het oversteken bijna overreden
de schaduw van een sjaal (de vrouw niet eens gezien)
wordt weer het wonder van een wolk op straat
de plas die ik passeer die plas,
ik lees de natte krant die ik nu lezen kan
mijn tong toevallig raakt een stalen buis
in de lift van het warenhuis: ik ben in
een klerenkast gekropen, ik proef verdriet,
wat ik kopen moet weet ik niet meer.
Het spuugbeestje is overal aanwezig
het kleine meehollende dingetje in de strip
dat alles veranderen kan: een heden
bijna niet te onderscheiden van echt
je bent eigenlijk altijd overal tegelijk
conclusies laat ik gaarne aan de lezer
over maar ik maak mij geen illusies:
| ||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||
een gedicht is even echt als de vrouw
in een leeg flesje parfum,
even echt als de vlucht roeken
die Jan Hanlo eens beschreef in
zijn gedicht ‘Improvisatie’:
‘Zal zij nu dalen of zal zij nu stijgen
Verspreid wellicht worden door krachtiger stormvlaag
En zich - wat later - dan toch weer verenigen.’
Of niet,
dit geeft geen spijt maar
is een feit,
een uitgangspunt
He was an ephemeral talent
applied to compositions so frail
that the winds of time have
blown most of his works away
Ik herinner mij dat ik vroeger dol was op raadseltekeningen.
Ze bestonden uit een aantal genummerde puntjes die je met je
potlood in de juiste volgorde moest verbinden. Langzaam kwam
dan de afbeelding tevoorschijn. Het aardige was om tijdens het
verbinden van de punten al te raden wat het worden zou.
Misschien is het die nieuwsgierigheid
die mij steeds weer drijft woorden
op een rij te zetten
de uitkomst is van minder belang
Een echte puzzelaar wil niet geholpen worden;
het kan hem niet schelen of hij een stukje
oor, neus of keel te pakken heeft,
en nooit is hij gelukkiger dan wanneer hij
een blauwe vijver heeft voltooid waarin
een wolk zich spiegelt en een halve schuur.
| ||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||
Men is blij met zo'n ontdekking
hoe toevalliger hoe beter,
zoals de bioloog die Nabokov beschreef:
hij ving een slang van een onbekende soort,
in haar maag trof hij een muis aan
van een onbekende soort.
Het papier is zoals altijd onbeschreven
elk ding is zichzelf genoeg
en is daarin
moeilijk te herkennen
Er stapt een man in een auto
verricht de nodige handelingen
voor het rijden
en rijdt
daarna
dan ook
inderdaad
weg.
het heden is bijna niet van
echt te onderscheiden;
zo raakt men aan de rand
van het gedicht
even afhankelijk van omstandigheden
als een regenboog
men ziet haar een ogenblik de hemel overspannen
om dan weer plaats te maken voor wat anders
een vliegtuig bijvoorbeeld of twee wolken
aan de rand van het gedicht staand beaam
ik ‘het is een voorrecht om zoveel
verwarring te zien’; de rook uit
de schoorsteen en daar tegenin
(de zich nauwelijks beheersende bokser):
| ||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||
de onmondige meeuw, die duikt
naar wat brood lijkt en stijgt naar
wat lucht lijkt en daarin precies
op een meeuw lijkt
aan de rand van het gedicht staand
een draaimolen van spiegels
wordt bovenstaande meeuw
een droom deel uitmakend van
de droom waarin ik schrijf: ik schrijf
een meeuw, hij vliegt mijn spiegels
in en uit; de ene keer een man van taal
dan weer een ding van vlees en veren
ik sta - een man van taal en veren - aan de
rand van het gedicht, kijk, uit de bladzij
steken vleugels, de meeuw van taal
verdwijnt uit het gezicht.
Een naam roept een wedernaam op
zoals ook de droom een dromer
van node heeft, Eva
alle telefoonnummers van mijn huid schuiert
tot ik niet meer besta (denk ik)
en weer verderga
hier een streep zettend
daar een punt waaraan soms iemand
zich stoort
zoals het ook hoort
Toen ik het koor in G mineur aan het schrijven was doopte ik mijn pen plotseling in de medicijnfles in plaats van in de inkt; ik maakte een vlek. Toen ik hem met zand droogde (vloeipapier was toen nog niet uitgevonden) nam hij de vorm van een noot aan die mij onmiddellijk op het idee bracht van het effect dat de overgang van G mineur naar G majeur zou geven; áls het enig effect sorteert is dat te danken aan die inktvlek. | ||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||
VII23 september:
De zee een verlaten schaakbord
drie schepen wachtend op wind
het werd dag, het werd nacht en
Columbus mat met twee maten
een plotselinge kleurrijke zet op het
roerloze bord: vliegende vissen
maar te snel voor hun handen
en voor het eerst werd de reis
voor hen: een toestand
's nachts vlogen zij terug naar Spanje
alleen Columbus bleef trouw aan
zijn schip;
in windstille dromen werden
kaarten vager en vager
een laatste eenhoorn ging er
droevig toeterend vandoor
de volgende ochtend net op tijd
terug om te zien: de zee een
verlaten schaakbord en Colum-
bus positie bepalend
er werd gefluisterd dat
de admiraal gek was geworden
een hersenschim najoeg, achter
de horizon lag immers geen land
aan deze kant was de aarde van
water
| ||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||
even later (11 oktober) toch land
een eiland vol beschilderde mensen
op hun schouders zaten papegaaien
(andere dieren waren er niet),
gebarend wisselde men uit
kralen en zwaarden (waaraan zij zich sneden)
aan sommige neuzen bungelde goud
Kom en kniel neer
aan de voeten der goden
die gekomen zijn
in drie boten
mild en vol giften
zijn zij gekomen
goud slechts verlangend
van ons arme vissers
Kom en kniel neer
aan de voeten der goden
die gekomen zijn
in drie boten.
| ||||||||||
VIIIUit de radio druppelen cijfers
Tom en Dick dromen, Harry luistert
naar het getik van de klok, naar de geluiden
van de onrustige slapers;
Tom ontwaakt in het stro, maar voor
zijn voeten verbrokkelt de grond,
onder Dicks zoenende mond vervaagt
| ||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||
het gezicht van zijn vrouw,
Harry kijkt naar de zoekende o van
zijn lippen. Alleen met instrumenten
valt nog iets aan te stippen, een order
in code door een computer gespeld
‘below speed’, heeft iets met snelheid te
maken, een woord dat allang
in een taal bleef haken die zij
niet meer verstaan
de taal heeft hun bij het tellen tot zero verlaten.
Beste Bernlef,
Ik begin er nu ook als geheel een lijn in te ontdekken. Het zal je uitgever anders aardig wat aan rechten gaan kosten - al die citaten. Ik vind het ook beter als je ze pas achteraf verklapt en verantwoordt en niet in de tekst, die wordt daardoor alleen maar onoverzichtelijk. Ik ben het met je eens dat de ‘democratisering van de poëzie’, zoals je schrijft een verheugend verschijnsel is en dat de basis voor zo'n democratisering het herkennen van bruikbaar materiaal is, zoals je demonstreert aan de hand van het citaat uit ‘The dyer's hand’, maar daar begínt het toch pas? Er wordt in de keuken tegen het raam geklopt. Even kijken. Het was de buurman, kwam een zakje kolen lenen. Wat ik mis in dit gedicht (tot nu toe) is de beeldspraak waar je altijd zo sterk in was. Zelfs in het gedeelte over Columbus, waar de kansen toch voor het grijpen liggen. Bovendien vind ik het laatste deel (vi) te veel over het schrijven alleen gaan. Andere thema's, zoals dood, liefde e.d. stip je nauwelijks aan, je zit toch niet voortdurend aan je poëzie te denken? Ik bedoel maar, je zult je krachten meer moeten bundelen. Er wordt weer geklopt. Ik sluit deze brief in haast af. Hierbij ter lezing en beoordeling graag een paar van | ||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||
mijn nieuwe gedichten.
Veel groeten aan Eva en Annabel, je
Willem | ||||||||||
IXeen flinke kiespijnaanval
maakt aan elk gedicht een einde
nu bijvoorbeeld is de buurvrouw
aan het stofzuigen, in de keuken
beneden zingt Eva I can't get started
op de gang zit Annabel luidruchtig
de taal te proberen
hier zit ik als pafferige huismus boven
poëzie te schrijven (of wat daar voor
door mag gaan)
ik voel nog het meest voor:
proza met een verhoogde spanning
maar men moet zich niet opsluiten,
een gedicht is geen kamertjeszonde
ik lees poëzie zoals ik de krant lees:
tuk op informatie
alleen worden soms de vormen vol-
gegoten met vreemd lood en laten
namen (en grote thema's als liefde en dood)
los als verdroogde vliegen van een zolderraam
| ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
‘hoe een looien daai
een stuiter raakt’
twee oren om te horen
twee ogen om te zien
hoe een looien daai
een stuiter raakt
hoe een pooier daar
een stuiter schaakt
hoe een dooier naar
een ruiter smaakt
ik stel mij niet aansprakelijk
voor de bijgeluiden
taal is een breekijzer
in de handen van een duizendpoot
dus duister
een vlieg komt binnen
door het open raam, gaat
zitten waar mijn naam moet
staan en vliegt dan verder;
hoe een looien daai een stuiter raakt?
zoals een vlieg een vlieger maakt.
Word maar eens verliefd op
iemand uit Thailand!
| ||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||
Hoe moet je dan zeggen:
‘je ogen zijn zo blauw
als de achtergrond van
middeleeuwse schilderijen
waar uit elk bos een eenhoorn
stapt slechts etend uit een maagdenhand.’
je bent aangewezen op gebaren
maar ook elke vingerzetting, elke
tic betekent iets:
duim op lippen gelegd:
‘Ober, breng mij wat wijn’
hand halve slag gedraaid
met duim en wijsvinger vooruit:
‘onmogelijk’
een opgeheven vinger:
‘waarschijnlijk’
de palm naar boven:
‘waarschijnlijk niet’
met uitgestrekte vingers
onder de kin gewreven:
‘het kan me niets schelen’
maar iets bedenken dat niet
denkbaar is
een computer?
een computer kan lezen, een roman per minuut
als er een andere computer zou wezen om
de bladzijden om te slaan
een computer kan lezen maar niet geloven
aan dingen buiten zijn buik; de verschrikking
van een vuile handdoek in een vreemd huis,
de gelukzaligheid om met je tong een holle
| ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
kies te voelen, achter het beslagen raam
een zaterdagse beurt gade te slaan:
de stoelen op het gras,
de spiegel in een vluchtige vrijage met de lucht
zo weinig is alles wat ik heb
ik doe het in mijn hoofd
hoop op een uitkomst die mij brengt
verder van huis dan de computer leest
Wij hadden een computer die zo nu en dan vreselijk begon te
trillen. Dit maakte voor ons echter niet zoveel uit want de man
die hem bediende had ontdekt dat als je precies in het midden,
twintig centimeter boven de grond, het ding een flinke trap gaf
de computer weer voor weken stil was.
wat mij het meest interesseert
is op oude ansichtkaarten de man
in de deurpost in de verder verlaten
arbeidersstraat, voorbijgangers op
schilderijen, briefjes aan deurposten, half
opgevangen gesprekken
een paar meter boven de aardkorst reeds
wordt alles gezoem, teken van leven
het papier is zoals altijd onbeschreven.
| ||||||||||
XIndië was ontdekt
want was één eiland eenmaal geannexeerd
‘dan mocht men aannemen dat dat
met alle andere ook het geval was’,
schreef Columbus wiens ogen
| ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
niet genoeg konden krijgen
van het lieflijke groen, slechts
verduisterd door kuddes krijsende
papegaaien
Indië was ontdekt en drie nieuwe
woorden: tuob - caona - nozayGa naar voetnoot*
die Martin Alonso Pinzón deden
besluiten op eigen houtje verder te gaan
Bij Cipangu dat nu Cuba heet
gingen twee mannen aan land
en hadden de tijd van hun leven:
vrouwen betastten hen, spreidden
hun benen om te voelen of zij een god
gevangen hadden of niet
geen viervoeters werden gezien
slechts doofstomme honden
- welk een zegen -
bij hun terugkeer voerden zij mee
vijfhonderd mannen en vrouwen
belust op de hemel
Indië was ontdekt
en overal papegaaien
en goud werd gevonden aan
de mond van rivieren (hoewel
het zeer klein was maar helder
van kleur) bewaakt door sirenen
(op 9 januari gezien en gelijkend
op mannen)Ga naar voetnoot**
en grotere schatten waren in Carib
en het eiland Matinino (daar
| ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
gingen de mannen van Carib heen
niet om er mensen te eten zoals
hun gewoonte was maar om er de
vrouwen te neuken, een keer per jaar,
en de mannelijke oogst van het vorige
mee terug te nemen naar Carib)
O Matinino (Martinique) eiland
der vrouwen - gezamenlijke droom
van heel een mannelijke archipel -
elke heuvel een borst, ieder dal
met schaamhaar begroeid
O Matinino,
Indië was ontdekt
en overal papegaaienGa naar voetnoot*
| ||||||||||
XIMisschien komen zij aan, misschien
niet; waar en hoe laat zijn geen vragen
meer, de capsule is een vergiet waardoor
het doel van de reis wegdruppelt in de ruimte
van dromen zijn nog slechts ogen gebleven
strak op het instrumentarium gericht
strikvraag: waar ligt Maastricht
vraagt Dick aan Harry die antwoordt:
aangenomen dat wat wij zien ook bestaat
is er een grote kans dat wij straks op Mars
dwars door bewoners lopen, of Maastricht zien
liggen, de toren van Ransdorp of zelf
| ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
als bovennatuurlijke dromen worden ontvangen: drie
goden gekomen uit wat voor hen hemel is;
antipoden vervallen en de tocht van
Tom, Dick en Harry is
een reis tussen punten die niet bestaan.
| ||||||||||
XIIweinig kleren, veel ramen, geluiden
van buiten, genoeg plaats om rond te lopen
je kunt hier rustig op de grond gaan liggen
als je wilt: al met al een lekker huis
‘there must be holes in a poem’
het vermogen om kranten vol
commercie, faillissementen en
commissies,
oorlogen, moord en medische rapporten
over surrogaten
in zich op te nemen
en eruit te brouwen
als een goochelaar: een zee van gekleurde
zakdoekjes of een zak vol geblaf
is poëzie
de reis is het doel van de reis
de kameleon op een schotse plaid
weet niet hoe hij het heeft
en verschiet sneller dan een mitrailleur
van kleur op kleur tot
hij ademloos hijgend toe moet geven
| ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
tjonge tjonge dit was leven en sterft
grijs en belegen als de pot
met peuken in de vensterbank
waarnaast een stuk krant ligt - ik kan
het ook niet helpen - met het gezicht
van Soekarno erop die zich alle stations
tussen Apeldoorn en Utrecht herinnert
(maar nergens is
De Grote Kunstenaar aan het woord,
noch wordt er eigenlijk over Kunst
gesproken)
van het roken een pot met peuken overgehouden
en van het denken daarbij wat namen
die dan ook nog vervagen,
plotseling ligt men dan onder de grond
of zeven pond zwaar in een wieg
is men op reis in de ruimte
of zit men thuis op een stoel
‘most english abroad
always travelling at home’,
schreef iemand eens over Lewis Carroll,
de grote ontdekkingsreiziger, die het
saaiste leven leidde dat men zich
denken kan
zouden Tom, Dick en Harry nu
door sterke kijkers de aarde
kunnen bespieden, zij zouden zien
hoe Columbus daar Amerika
ontdekt en denkt dat het Indië is
de witte kat gaapt en slaat
| ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
naar een vlieg
het papier is zoals altijd onbeschreven.
Beste Bernlef,
Nu ik gezien heb dat je mijn brieven gewoon ook maar opneemt in je gedicht moet ik wel een beetje op mijn woorden gaan passen. Ik zal mijn best doen om het niet te doen. Ik onthoud me van een oordeel. Dat stel ik liever nog wat tot later uit. Inderdaad geeft het, nu ik het in zijn geheel gelezen heb, een prettig gevoel, een lekker huis, een nethemd. Doel, vorm en systeem zijn allemaal maar betrekkelijk. Of je produkt door de goegemeente als poëzie zal worden beschouwd is de vraag, maar het is me dan ook wel een vraag! By the way, de gedichten die ik je stuurde waren niet bedoeld om als bouwstenen voor het jouwe te dienen. Ik wil hier uitdrukkelijk stipuleren (en waag het niet deze passage uit deze brief weg te laten): dat de stukken beginnend met ‘hoe een looien daai...’ op blz. 23, eindigend met ‘zoals een vlieg een vlieger maakt’, ‘een computer kan lezen...’ op blz. 24, eindigend met ‘verder van huis dan de computer leest’ op blz. 25 en ‘de kameleon op een schotse plaid...’ op blz. 28 en eindigend met ‘en van het denken daarbij wat namen’ op blz. 29, van mij zijn, al heb je gelijk dat de eerste regel van het laatste gedicht vrij naar Jean Cocteau is. Je hebt je verwonderlijk goed aan mijn poëzie aangepast moet ik zeggen. Daarin lijk je zelf op een kameleon. Behalve een gesigneerd exemplaar verwacht ik ook een klein aandeel in de royalties.
Als altijd je,
Willem | ||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||
Notities
|
|