Medewerkers
charles pierre baudelaire, Parijs 1821 - Parijs 1867. Dichter. Maart 1851, in Messager de l'Assemblée: De vin et du haschich. 1857: Les fleurs du mal. September 1858: in La Revue Contemporaine een studie over hasjiesj. Januari 1860: Un mangeur d'opium, essay in La Revue Contemporaine. |
j. bernlef (ps. van H. Marsman), St. Pancras 1937. Kokkels, Stenen spoelen (1960), De overwinning (1962), Dit verheugd verval (1963), Stukjes en beetjes (1965), Ben even weg (1965). |
hugues c. boekraad, Bodegraven 1942. Ingeschreven aan de Universiteit van Nijmegen als student klassieke talen. Maakte (onuitgegeven) vertalingen van Nadja (André Breton, 1928), La rose publique (Eluard, 1934) en Feu central (Péret, 1947). In voorbereiding de dichtbundel C & A Mesopotamië, en een roman waarin de pyromanie functioneert als omgangsvorm. |
sas bunge, Amsterdam 1924. Concertpianist, leraar Utrechts conservatorium, muziekmedewerker Haarlems Dagblad. Publiceerde Noten lezen (1964). |
johnny van doorn (Johnny the Selfkicker), Beekbergen 12 november 1944. Nomadisch bestaan, gedichten en acts in Yang, Podium en Ratio. Bij De Bezige Bij verschijnt voorjaar 1966 de dichtbundel Een nieuwe mongool; alsmede autobiografisch proza. |
hans magnus enzensberger, Kaufbeuren (Beieren) 1929. Dichter en essayist, woont in Oslo met zijn Noorse vrouw. Zijn |
Lees verder op p. 177.
|
|