rand van de fauteuil zitten en vraagt: ‘Zullen we doorgaan.’)
dood. Ik denk aan de dood om me over moeilijkheden en onaangename dingen heen te zetten. Bij moeilijkheden bedenk ik dat ik nog een heel leven vol nieuwe ervaringen voor me heb. Ik geloof dat men zich door zoiets aangespoord moet voelen, het overgaan van iets dat in de grond vaststaat naar iets dat - mij tenminste - nog nooit is overkomen. Niet om de straffen of beloningen - dat zou kinderachtig zijn -: maar omdat er een nieuw leven begint, of omdat er niets is, wat op zichzelf ook weer nieuw is.
zon. Ik ben bedorven door de literatuur. Ik weet geen antwoord als het over de zon gaat, ik ben niet gewend rechtstreeks aan de zon te denken, maar aan beelden, teksten, verhalen over de zon.
beroemdheid. Wat betreft het weinige wat ik ervan afweet is het ongemakkelijk. Iemand die beroemd is herkent zichzelf niet geheel in degene die de anderen in hem zien. Daar wordt niemand beter van. Natuurlijk, de duisternis zal ook wel niet gemakkelijk zijn en zo zal beroemd zijn slechts benijdenswaardig zijn voor degene die het nog niet heeft meegemaakt.
uruguay. Ik heb Uruguays bloed. Mijn grootvader is geboren in Montevideo tijdens het beleg en vocht toen hij zeventien was in Caseros. Bovendien ben ik een neef van Melian Lafinur, en geparenteerd aan Haedo, ik heb veel banden met Uruguay. Voor een Argentijn heeft Uruguay een speciale bekoring: de bekoring van een wezenlijke affiniteit en van de kleine verschillen en nuances; de bekoring van het verschil in iets wat identiek is... Dat geldt ook voor de vriendschap. In Montevideo is alles eender, maar er zijn bijvoorbeeld aardewerktegels in de vestibules, en de klopper zit midden op de deur en niet opzij. Vriendschap tussen volkomen identieke wezens lijkt me onmogelijk.
de tijd. Ik heb veel geschreven en gedacht over tijd... Maar ik