Freddy de Vree
Roland Topor
Topor is gek: de deskundigen hebben het gezegd, en Topor zal geen militair uniform dragen. Roland Topor is gehuwd met Madeleine (Ze hebben één kind, een dochtertje geloof ik, de naam ben ik vergeten. Het sprak ook zo weinig, het was twee maanden oud) en woont met haar bij zijn ouders (Polen) of op ‘zijn atelier’ (dat in feite aan een familielid toebehoort), en eet met haar wat er te eten valt, drinkt (lieft Bourbon) met haar en houdt van haar. Roland rookt in zijn pijp alleen zware zwarte tabak, die hij tot voor kort uit België moest laten opzenden of die hij in België kwam halen. Roland, die tekent, verdient weinig geld. Madeleine werkt als sekretaresse ergens in een ziekenhuis: met de beschikbare fondsen worden boeken (sérienoire, science-fiction, littérature loufoque, érotisme) gekocht.
Het atelier: een mini-keuken, een kamer met een tafel en drie stoelen (hoe heet zo'n kamer?), een hall - vol standbeelden, foto's, maskers, rubber breasts, boeken -, een atelier - vol papier en sigaretten en speelgoedrevolvers en stof en spiegels -, een slaapkamer. Iets langer dan twee jaar geleden redde Madeleine Frans Neels en mij in het atelier van de dood (of van iets dergelijks) toen wij er naast de gasradiator ingeslapen waren. Het was ons een kick.
De dood: ‘januari 1938, ik lift en een chauffeur aanvaardt mij: hij heet Roland Topor en is bereid me naar wat men noemt het Kerkhof te voeren. Ik was een bezoeker: wat kon het mij schelen? Nu? Is het anders. Het land bevalt mij, ik wil nog wat blijven. Zo eenvoudig is dat ook weer niet. De genoemde Topor is het stuur kwijt. Daarom doe ik wat ik kan, ik werp briefjes door het venster. Soms ook flessen, opdat de anderen ze op hun smoel zouden krijgen. Maar ik mik slecht.’
Topor is klein, rond, heeft zwart haar en een hoge stem. Hij heeft angst. Doorheen één van zijn landschappen wandelt een mannetje, dat een enorme licht-lucifer draagt: achter hem staan de bomen in bloei, d.i. in vlam. In het tweede landschap wandelt een zelfde mannetje, het draagt een enorme lucifer waaraan een traan bengelt: achter hem liggen plassen in de woestijn.
‘Mijn Topor heeft voor de andere chauffeurs een vreselijke angst en meent dat zij allen doodrijders zijn. Wat kan ik doen? Doen wat ik kan: bij de