Randstad 7
(1964)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||
Personages
Gestalten uit het Dodenrijk:
Kinderen van de Paus:
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||
Tijd: lente 1495, de eerste, historisch geloofwaardige datum van het uitbreken van de lustepidemie.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||
Eerste BedrijfEerste scène(De hemel; een troonzaal; drie engelen in sneeuwwitte, vederdonsachtige kledij met nauwsluitende, slobkousachtige kniebroeken, kuitkousen, de korte vleugels van liefdesgodjes, wit gepoederde, kortgeknipte haren, witte satijnen schoenen; ze hebben plumeaus in de hand om af te stoffen.)
eerste engel
HIJ staat vandaag weer laat op.
tweede engel
Wees blij! Dat gehoest, die blauwe wateroogjes, dat gekwijl, gevloek en gespuug de hele dag door - fris is het hier nooit.
derde engel
Ja, het gaat hierboven merkwaardig toe.
eerste engel
A propos, is de Troon vastgezet? Hij wankelde gisteren.
derde engel
Wie wankelde gisteren?
eerste engel
De Troon, domoor!
derde engel
(verwonderd) De Troon? - Waarom wankelt de Troon?
eerste engel
Enfin, omdat-ie wankelt.
derde engel
Wat? Hoe kan hierboven nou iets wankelen?
eerste & tweede engel
(in lachen uitbarstend) Ha, ha, ha! -
derde engel
(steeds ernstiger en verbaasder) Ja, waarom wankelt de Heilige Troon dan?
eerste engel
(energiek) Domoor! Omdat de lijm hierboven nou eenmaal niet houdt en alles losraakt, goden en meubelen, franjes en behang.
derde engel
(inwendig sidderend) O God, als mijn moeder dit eens wist!
tweede engel
(fronsend en honend) Jouw moeder? - Wat wil je eigenlijk met jouw moeder, malloot?
derde engel
Ach, vandaag liet ze de zestigste zielemis voor mij lezen!
eerste & tweede engel
(met groeiende verbazing) Voor jou? - (barsten in lachen uit) . Tsjee, hoe oud ben jij eigenlijk?
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||
derde engel
(nadenkend en dan pathetisch citerend) ‘Voor God zijn duizend jaren als een dag, en een dag als duizend jaar!’ -
eerste & tweede engel
(haar met brede gebaren afwimpelend en tot rede brengend) Ja, ja, ja, - dat klopt; dat weten we wel! - Maar hoe oud was je daar beneden dan?
derde engel
(kinderlijk) Bijna veertien!
eerste engel
(lachend) En heb je dan zielemissen nodig?
derde engel
(weifelend) Ach, jullie weten er niets van, ik ben namelijk gestorven!
eerste & tweede engel
(nog luider lachend) Ha, ha, ha! Hi, hi! - Uiteraard ja, anders was je niet hier! -
derde engel
(met onverstoorbare ernst) Ach, jullie kunnen het niet weten, ik ben namelijk in zonde gestorven!
eerste & tweede engel
(opnieuw lachend) Ook dat nog! - Arme sukkel, wat heb je dan uitgevoerd? -
derde engel
(stokt, kijkt met starre blikken naar haar gezellinnen en vouwt de handen.)
tweede engel
(honend) Heb je je huiswerk niet gemaakt? - Heb je vlekken in je schrift gemaakt?
derde engel
(nog steeds in angstig gespannen houding) Ach, het wordt me zo bang om het hart; - niet waar, jullie vertellen het toch niet verder?! -
eerste & tweede engel
(schuddend van het lachen) Wat? Hierboven; en niets verder vertellen?!
derde engel
(verbaasd) Wat? Jullie weten het toch al?
eerste engel
Neen! Maar vertel op, we komen het toch aan de weet!
tweede engel
Nou, kom op, wat was het?
derde engel
Ach, een grote man heeft mij - platgedrukt!
eerste engel
(met nadruk) Platgedrukt?
derde engel
Of vergiftigd!
tweede engel
(met dezelfde nadruk) Vergiftigd?
derde engel
(naïef) Ik weet niet meer wat mijn moeder zei.
eerste engel
(met groeiende verbazing) Was je moeder er dan bij?
derde engel
(met glanzende ogen vertellend) Die was in de
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||
kamer ernaast; - maar de deur stond halfopen; - toen kwam er een grote, oude man binnen; - moeder had gezegd, ik moest alles met me laten gebeuren; - de man was rector van de school, en heel streng; - en wanneer ik in alles gehoorzaam was; - dan zou ik bij de eersten komen; - en de grote, oude man -
eerste & tweede engel
(aandringend) Nou, de grote, oude man...?
derde engel
(verdergaand) ...was zeer sterk.
eerste & tweede engel
(elkaar aankijkend en de kleine imiterend) De grote, oude man was zeer sterk!
tweede engel
Zo staat het ook bij Roggeveen.
eerste engel
(de kleine aansporend) Nou, en wat deed dan die grote, oude man?
derde engel
(gooit het eruit) Hij drukte me plat en vergiftigde mij, en bespuwde me met zijn hete adem, en wilde in mijn lichaam binnendringen...
eerste & tweede engel
(de handen in elkaar slaand, nu werkelijk verbaasd) Wat? - En je moeder kwam je niet te hulp?
derde engel
Ze stond voor het kiertje van de deur en zei telkens maar: ‘Wees flink Lilli, wees nu flink, Lilli!’
tweede engel
Nou, en toen?
derde engel
Toen lag ik snikkend op bed.
eerste engel
En toen?
derde engel
(nadenkend) ...ik hoorde toen nog dat moeder met de man sprak...
tweede engel
Waar hadden ze het over?
derde engel
(diep nadenkend) ...ik weet het niet meer; ...ze waren al in de kamer ernaast... ik hoorde nog het getal vijfhonderd...
eerste engel
En toen?
derde engel
(steeds dieper nadenkend) ...moeder kwam binnen... ze zei, we hebben nu een hoop geld en kunnen voor altijd vrolijk en gelukkig leven... (de gedachten ontsnappen haar) .
eerste engel
(aansporend) En toen? -
tweede engel
(net zo) En toen? En toen?
derde engel
(bijna stralend) Toen - ben ik gestorven.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||
eerste & tweede engel
(vliegen, de handen op het hoofd, met een langaanhoudende, schrille, meisjesachtig gillende toon, als om een innerlijke spanning af te blazen, uit elkaar, en gillend als twee tollen in de grootst mogelijke boog de zaal rond; de derde Engel nog steeds in verstijfde stralende houding).
eerste engel
(na lang rondtollen, ademloos) En je moeder laat dus voor al dat geld missen lezen?
derde engel
(huilerig angstig) Ik ben toch in zonden gestorven!
tweede engel
(aandringend) Voor die vijfhonderd mark of thaler of franken laat je moeder nu zielemissen voor je lezen?!
derde engel
(niet-begrijpend naïef) ...voor een deel van het geld.
twee oudere engelen
(komen binnenstormen, roepend) HIJ komt! - HIJ komt! - Is alles paraat? - (het drietal stuift uit elkaar en gaat aan het werk) .
eerste engel
Om Godswil, kijk of de Troon vaststaat! (Een van de Engelen is met de troon bezig. Andere Engelen komen intussen aan, brengen dekens, kussens e.d.)
tweede engel
(springt op de troon en probeert hem aan alle kanten) Alles muurvast!
eerste engel
(tot de derde, die nog te schuw is om aan het werk te gaan en verwonderd de bedrijvigheid gadeslaat) Jij daar, je moet ons daar nog wat meer over vertellen. - Kom nou bij ons staan!
de twee oudere engelen
(die tot nu toe buiten aan de deur op wacht gestaan hebben, komen nu, als boven, haastig terug, heftig gesticulerend, en onder hetzelfde geroep) - HIJ komt! - (Men hoort buiten gesleep en geslof.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Tweede scène(De vorigen, God de Vader, een grijsaard in de hoogste levensjaren met zilverwit haar, dito baard, helblauwe waterige soepogen, met traan gevulde oogzakken, komt, met gebogen hoofd en kromme ruggegraat, in lang toga-achtig bont gewaad, ondersteund door twee Cherubijnen rechts en links, hoestend en reutelend, moeizaam klossend en door de knieën zakkend, binnengesjokt; twee Engelen
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||
staan bij de troon en houden hem vast; de overigen vallen op de knieën, buigen het gezicht naar de aarde en spreiden de armen uit; achter God de Vader een eindeloze stoet van Engelen, Serafijnen, deurwachters, dienaren, allen vrouwelijk of geslachtloos, met gezichten deels alledaags en verveeld, deels nieuwsgierig, deels angstig bezorgd; verder enige nonachtig geklede barmhartige zusters met medicijnflessen, dekens, spuwbakjes e.d. - Ze leiden God de Vader langzaam en voorzichtig naar de Troon, helpen hem de twee treden op, terwijl ze hem bij de kuiten pakken en optillen, draaien hem boven om, en laten hem langzaam neer op de in de oudste Byzantijnse stijl gehouden met rijk mozaïek versierde zit neer, terwijl van voren twee, van achter twee en aan weerszijden een hem deels ondersteunen, deels in ontvangst nemen; een laatste Engel komt met de krukken achterop.)
god de vader
(zinkt met een vertwijfelde zucht uitgeput op de Troon neer) Ach! - (staart bewegingloos, de ogen opengespalkt voor zich uit, zwaar ademend) .
(Alle Engelen, ook die tot dan toe geknield neerlagen, in haastig heen en weer lopende beweging.)
cherubijn
(op fluisterend-dwingende bevelstoon) De voetenbank.
een engel
(brengt snel het gewenste) De voetenbank!
cherubijn
(de voetenbank neerzettend) De warme kruik!
een engel
(komt er mee aandraven) De warme kruik.
cherubijn
(als boven) De voetenzak!
een engel
(haastig) De voetenzak.
cherubijn
(als boven) De plaid.
een engel
(brengt hem gehaast) De plaid.
cherubijn
(als boven) De sluimerrol!
een engel
(brengt deze) De sluimerrol.
cherubijn
(als boven) De rugwarmer.
een engel
(brengt een zesmaal gevouwen zacht stuk flanel) . De rugwarmer!
cherubijn
(steeds haastiger bevelend) De armkussens!
een engel
(brengt twee lege kussens voor de leuningen) De armkussens.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||
cherubijn
(als boven) De foulard!
een engel
(brengt een zijden doek) De foulard! (Terwijl de Cherubijn de doek om de hals van de grijsaard windt, hoort men)
god de vader
(ongearticuleerd ruw steunen en jammeren) Ach! - Ach! - Ach! - Ach!. -
verschillende engelen
Waar doet het pijn? Wat is er? - Help Hem! Waar doet het pijn?
god de vader
(met hangende kop verder steunend) Ach! - Ach! - Ach! - Ach! -
alle engelen
(verzamelen zich in ontzetting rond de Troon; enige knielen en kijken angstig gespannen naar God de Vader) Help Hem! - Help hem dan toch! - Help! - Waar zit het? - Waar doet 't pijn? - Goddelijke Majesteit, waar zit het? - Hij ontvliedt ons! - Haal Maria! - Haal de Man! - Hulp! - Help! -
god de vader
(verder steunend; zijn gezicht verstijft; uit de oogzakken rollen grote tranen ten gevolge van de inspanning) Ach! - Ach! - schpit! - Grow! - schpit! -
een engel
(springt op, triomfantelijk, met schelle, luide stem) De kwispedoor!
alle engelen
(opspringend, opgelucht, met overslaande stem) De kwispedoor!! (Ze vliegen naar een tafel, waar medicijnflesjes, wijnkaraffen, biscuitblikjes e.d. staan, en brengen een roze-rode kristallen vaas.)
god de vader
(rochelend, kokhalzend, zich afmattend, krijgt eindelijk verlichting.)
(Een Engel neemt de kwispedoor weer, brengt deze, door anderen begeleid, feestelijk naar achteren; een andere Engel veegt de oude met een zijden doek de baard af; dan staan alle aanwezigen, dicht op elkaar en verwachtingvol, bij God de Vader.
Deze staart eerst lange tijd met glazige blikken de kring rond, pakt dan plotseling met sidderende handen de krukken, die op zijn schoot liggen en stoot ze met een onverwachte ruk en onder hees, vreeswekkend, gemaakt gebulder, in de richting van de Engelen: Boe! - Boe! De Engelen vliegen krijsend uiteen en vluchten de deur uit. - Slechts een Cherubijn blijft achter, die knielend, met in de handen begraven gezicht, voor Hem ter aarde valt. - Lange Pauze.) | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||
Derde scène(God de Vader. Een Cherubijn; deze, een geslachtloze Engel, gevleugeld, wit, zeer schoon van uiterlijk, type Antinoüs, is tijdens de hele scène geknield.)
god de vader
(nadat hij lange tijd op hem heeft neergezien; zeer rustig; met diepe bariton) Draait de aarde nog in haar sferen? -
cherubijn
(de ogen opslaand, plechtig) De aarde draait in haar sferen! - (Pauze.)
god de vader
(als boven) Is de zon al opgegaan? -
cherubijn
(weifelend) De zon staat al aan de hemel, Heilige Vader!
god de vader
(rustig-onbekommerd) Is het al zover? - Ach, ja, ik was het vergeten. - Ik zie haar eigenlijk nauwelijks meer.
cherubijn
Wat is er met Uw ogen, eerwaarde Vader! -
god de vader
Slecht! - Slecht! - God, wat ben ik oud geworden! -
cherubijn
(plechtig) Voor U zijn duizend jaren als een dag! -
god de vader
Ja, ja; maar uiteindelijk gaan die ook voorbij!
cherubijn
Gij zult weer genezen, goddelijke grijsaard!
god de vader
Neen, ik word niet meer beter! - God, wat verschrikkelijk, als oude man ook nog eeuwig te moeten leven! - Afzichtelijk, een blinde god te zijn.
cherubijn
Gij zult ziende worden, goddelijkste, heiligste Vader! -
god de vader
(beslist) Neen, zo waar als ik hier zit, ziende zal ik niet worden! - Ik word steeds ouder, gebrekkiger en ellendiger! - Ik word alsmaar ouder. God, kon ik maar sterven!
cherubijn
(zacht) - Gij zult niet sterven! - Gij kunt niet sterven! - Gij moogt niet sterven!
god de vader
(geroerd, zacht wenend) ...Ach, mijn leden, ze zijn gekromd, gezwollen, waterzuchtig, verlamd, verteerd... (strijkt over de knie.)
cherubijn
(snelt naar hem toe, legt zijn hoofd op de ene knie en strijkt met de hand over de andere; zacht jammerend, met diepe deelneming, de oude imiterend) Uw leden zijn krom geworden, -
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||
gezwollen, - waterzuchtig, - verlamd, - verteerd, - Ach! - Ach! -
god de vader
(laat zijn tranen de vrije loop) Mijn voeten zijn verlamd, versteend, gloeien, trekken, scheuren...
cherubijn
(glijdt omlaag naar de voeten van de oude, liefkoost ze, weent en jammert) Uw voeten zijn verlamd, - versteend, - branden - trekken - scheuren... Ach! - Ach! -
god de vader
(barst uit in heftig, pijnlijk snikken) Ach! - Ach! -
cherubijn
(valt plat op de grond en omhelst beide voeten, zijn gezicht er tussen duwend) Ach, mijn God! Mijn God. -
god de vader
(wil zich geroerd vooroverbuigen, strekt beide armen naar de knaap uit, kan hem echter niet bereiken, terwijl dikke tranen druppelen over het hoofd van de Cherubijn.)
cherubijn
(dit bemerkend, vliegt overeind en komt, in half-knielende houding, de oude tegemoet, diens lichaam omarmend.)
god de vader
(grijpt in hevige hartstocht het hoofd van de knaap met beide handen, drukt zijn kletsnatte gezicht tegen diens wangen, en kust, door snikken onderbroken, vurig diens voorhoofd, ogen, haren. Beiden, in tranen verloren, rusten, terwijl de heftige uitbarsting van de oude begint uit te doven, in stomme omarming tegen elkaar. - Op dit moment wordt er geklopt.)
cherubijn
(vliegt omhoog) Er staat iemand buiten!
god de vader
(moe) Kijk maar wie er is!
cherubijn
(nadat hij bij de deur fluisterend geïnformeerd heeft, komt terug) Een gevleugelde bode staat buiten, hij wil U een bericht brengen; hij doet zeer gehaast.
god de vader
(onverschillig) Laat hem binnenkomen! -
| ||||||||||||||||||||||||||
Vierde scène(De vorigen; een bode op rijpere leeftijd, gevleugeld, ook aan de voeten van vleugels voorzien, komt begeleid door twee engelen in de grootste opwinding binnen.)
bode
(valt in het stof en kust de vloer; richt zich dan knielend op) Heer, ik kom uit Italië; uit Napels; afschuwelijke dingen moet ik U berichten; de poel der zonde stinkt ten hemel; alle banden der zedelijkheid zijn verbroken; men lacht honend om Uw heiligen,
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||
om de op de berg Sinaï door U persoonlijk gegeven geboden; de stad, belegerd door de Franse koning, geeft zich over aan ontzettende gruwelen; vrouwen lopen met ontblote boezem brutaalwellustig door de straten; de mannen zijn hitsig als bokken; het ene schandaal volgt het andere, la dolce vita; de zee kolkt tot aan hun woonwijken; de zon heeft zich reeds verduisterd; maar zij slaan geen acht op aardse noch hemelse tekenen; het onderscheid der standen is opgeheven; de koning dringt in de bordelen binnen; en Facchino dingt naar de veile snollen in het paleis; honden en korhanen hebben hun paringstijd, maar de Napolitanen zijn het hele jaar door dieren; de hele stad is een kokende ketel van hartstocht; de Italianen zijn van alle volkeren van Europa het dolst op het gebied van de liefde; maar Napels is in Italië wat Italië in Europa is; de belegering heeft de bedwelming van het geslachtsleven tot waanzin opgejaagd; geen bejaarde wordt gespaard, met de jeugd heeft men geen erbarmen; voortplantingsorganen van onmetelijke grootte worden als godheden in feestelijke optocht door de straten gevoerd, door koren van jongemeisjes begeleid en als almachtige idolen aanbeden. En in Uw kerk zag ik een priester voor het altaar met een veile snol...
god de vader
(die de loop van het verhaal met stijgende verbazing heeft aangehoord, verheft zich, zijn toorn niet meer meester, met uiterste krachtsinspanning van de troon, en strekt de gebalde vuist) Ik zal ze verpletteren! (Allen vallen plat op de grond en verbergen het aangezicht.)
cherubijn
(met smekende gebaren) Doe dat niet, lieve, heilige Vader; - U heeft dan immers geen mensen meer! -
god de vader
(die de Cherubijn lange tijd met open mond heeft aangestaard, zich bezinnend, zakt in elkaar) Ja, juist, - inderdaad, - ik was het vergeten (valt languit terug op de troon) , de Schepping is immers voorbij; - ik ben te oud; - en mijn kinderen kunnen het niet. -
cherubijn
(naïef
Weest U maar kalm, goddelijke grijsaard! - Vertoon Uw dreigend gelaat uit de wolken en de Napolitanen zullen beven voor Uw toornige speech.
god de vader
Ze zullen niet beven! - Ze lachen mij uit! - Ze | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||
weten dat ik alleen maar praten kan. Ze weten, dat ze daar beneden onder elkaar zijn; vrijen, liefde bedrijven en haten kunnen, en mij niet nodig hebben. - (overeindvliegend) - Maar jij (tot de bode) roep mijn dochter de Allerzaligste Maagd, - en ook mijn zoon moet je roepen, - en de Cherubijn en de worgengelen moeten zich paraat houden in afwachting van mijn goddelijke orders; - en haal me de Duivel hier: we zullen een concilie houden, en ons erover beraden wat ons in deze weerzinwekkende zaak te doen staat.
(Bode en alle overige engelen op de Cherubijn na, verdwijnen met veel geruis. - De Cherubijn bekommert zich om de uitgeputte oude, installeert hem opnieuw op de troon, zet voetenbankjes en kruiken overeind, knoopt zijn foulard toe, veegt zijn baard en gezicht af, en vlijt zich aan zijn voeten, terwijl de oude diens hand grijpt en in de zijne laat rusten. - Een stomme scène.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Vijfde scène(De vorigen. Maria, door een schaar van jeugdige als liefdesgodjes geklede engelen, die voor haar uit snellen en bloemen voor haar strooien en volwassen engelenknapen, die leliestengels dragen, gevolgd en begeleid, komt in hoogmoedig-trotse houding, een gouden kroon op het hoofd, in een blauw met sterren bezaaid kleed, dat van voren het wit-zijden ondergewaad toont, door de hoofddeur binnen, maakt midden voor God de Vader, van wiens troontreden de Cherubijn zich inmiddels teruggetrokken heeft, een stijve, hoffelijke buiging en neemt dan plaats op een tweede, intussen door gedienstige engelen eveneens tegen de wand, niet ver van God de Vader, opgestelde troon, die met haar hoge rugleuning past in de stijl van de tijd der minnezangers. Ze verblijft daar gedurende wat volgt, door haar Engelenkoor omgeven, uitsluitend bezig met het in orde maken van haar toilet, het manipuleren met een kleine spiegel, zich voortdurend besprenkelend met welriekende vloeistoffen. - Men hoort rond haar het giechelend gefluister van schalkse, knipogende liefdesgodjes. - Intussen spreken met elkaar aan de tegenovergestelde zijde, links op de voorgrond, de drie uit de eerste scène bekende engelen.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||
eerste engel
De Man komt.
tweede engel
(in de handen klappend) De man, de man komt.
derde engel
(ernstig meeluisterend) De Man? Wie is de Man? -
tweede engel
Ach, de man - jij kleine aap - dat is de Man!
eerste engel
(onderwijzend) Dat is de schoonste, de tederste, de zoetste Man; de enige Man in de Hemel; dat is de Man.
derde engel
(nieuwsgierig) Is hij jong?
eerste engel
Als een palm.
derde engel
(nadenkend) Is hij jonger dan de oude man daar?
eerste & tweede engel
(elkaar in de rede vallend) Honderdduizendmaal jonger!
derde engel
(dieper nadenkend) Is hij jonger dan die mooie vrouw daar?
eerste & tweede engel
(als boven) Duizendmaal, duizendmaal jonger!
derde engel
(peinzend) Is hij jonger dan de gemene, oude man beneden op Aarde?
eerste & tweede engel
(als boven) Oneindig maal jonger!
derde engel
(oplevend) Is hij mooi?
tweede engel
Mooi als ivoor!
derde engel
Is hij slank?
eerste engel
Als een den!
derde engel
Wat voor ogen heeft hij?
tweede engel
Als van een gazel!
derde engel
Hoe spreekt hij?
eerste engel
(nadenkend) Als een harp - Maar treurig, treurig!
derde engel
(meevoelend) Waarom is hij treurig, de man.
tweede engel
Hij is immers gewond!
derde engel
(vragend, stomverwonderd.)
eerste engel
Ze hebben immers zijn handen doorstoken.
tweede engel
En zijn voeten!
eerste engel
En zijn zijde!
tweede engel
En van onder zijn haren stromen bloeddruppels over zijn voorhoofd! | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||
derde engel
(die met groeiende verbazing luistert) Maar hij leeft?
eerste & tweede engel
Hij leeft! (Men hoort buiten het naderen van een stoet. Een schaar jonge, meisjesachtige engelen holt vooruit.)
eerste & tweede engel
De Man komt!
derde engel
(zacht herhalend) De man komt. (Ze gaan een paar stappen achteruit om plaats te maken.)
de vooruitijlende engelen
(kwelend, giechelend) De Man! De Man!
(Christus, met gestrekte, naar voren over elkaar geslagen armen (Ecce-homo-houding), komt in witte toga met over de schouders geslagen purperen mantel, als koning der joden, met gebogen hoofd en met treurig gelaat, met gescandeerde pas binnen, omgeven door voornamelijk oudere engelen, die kruis en martelwerktuigen dragen; in zijn gevolg, apostelen, martelaren, Maria Magdalena, klaagvrouwen. Hij is zeer jeugdig, bleek met donkere haren, lichte vlasbaard, een leptosome, etherische verschijning; ook het gevolg maakt een zwakke teneergeslagen indruk. De jongere engelen dringen met vurige blikken op, proberen de zoom van zijn gewaad te kussen. Hij begeeft zich, onverschillig bekeken door God de Vader en onopgemerkt door Maria, zelf in zijn passiviteit van niemand notitie nemend, naar een voor hem opgestelde, enigszins apart van de anderen staande troon, die de primitieve vorm van een joodse leerstoel heeft. Daarin laat hij zich, zijn Ecce-homo-houding bewarend, in de grootste apathie neer, terwijl zijn gevolg zich om hem heen groepeert. Nadat iedereen zich opgesteld heeft, de engelengroepen voor de drie tronen, waar ze de gehele voorgrond in beslag nemen:)
god de vader
(plechtig met het grootst mogelijk pathos) Allemaal aanwezig? -
(Het volgende ogenblik vliegt een vurige streep gierend als een raket boven aan het gewelf dwars door de zaal, in de verte sterft het geluid weg, gerinkel: de Heilige Geest. - Iedereen staart plechtig omhoog, de engelen met gespreide handen; alleen Maria kijkt, het hoofd nonchalant leunend tegen de troon, onverschillig voor zich
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||
uit; terwijl Christus, de armen over de borst gekruist, het hoofd nog dieper laat zinken en langere tijd als gebroken blijft staan.)
god de vader
(na een pauze, waarin allen hun vroegere houding weer aannemen) Wij hebben U hier laten komen, om Uw raad te vernemen in een moeilijke en verschrikkelijke zaak. - De mensen hebben zich, mijn geboden minachtend, overgegeven aan godslasterlijke, zelfvernietigende bandeloosheid en verschrikkelijke gruwelen. In een stad - in Azië - in - in - waar was dat nou zo gauw weer?...
cherubijn
(vlak bij God de Vader met de handen gevouwen en omhoog gericht) In Napels, Heilige Vader. -
god de vader
(zich herinnerend) In Napels hebben ze zich, na de hun schaamte beschermende kleren te hebben afgeworpen als dieren, met grenzeloze minachting voor de remmen die de vleselijke instincten behoeden, vermengd, en zo de goddelijke toorn...
Maria
(invallend, luchtigjes) Ach, ja, ik heb ervan gehoord.
god de vader
(verbaasd luisterend) Wat? Wat betekent dat?
maria
(als boven) Ja, ik ken de zaak. De bode was eerst bij mij... (doet plotseling de mond dicht, alsof ze het terug wil nemen.)
god de vader
(bleek van toorn, wil overeind vliegen, zoekt de bode tussen de aanwezigen, kijkt dan weer briesend naar Maria.)
cherubijn
(gebaart de oude zich in te houden, bezweert hem.)
god de vader
(houdt zich in, bitter) ...Dan bent U allen op de hoogte. (Vecht nog langere tijd met zijn opwinding.) De verschrikkelijkste straffen hebben wij bepaald...
maria
(onderbrekend) Dat gespuis valt niet te bekeren.
christus
(kijkt mat op, met tuberculeuze stem en verglaasde ogen, nalallend) Neen, - het tuig - kun je niet bekeren.
de engelen
(onder elkaar, elkaar aanstotend) De Man! De Man! -
maria magdalena
(bitter) Wat hebben ze dan gedaan?
maria
(kort) Ik zal het je straks vertellen. Zwijnerij, zoals gewoonlijk.
god de vader
(woedend) We zullen ze vernietigen!
christus
(als boven) Ja, ja, - we zullen ze vernietigen!
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||
koor van apostelen, martelaren, engelen
(betreurend) Ah! - Ah! -
christus
(niet op de hoogte) Hè?
maria
(kort, bevelend) Neen, neen! Dat kan niet! We moeten ze behouden.
christus
(napratend) Ja, - ja, - we moeten ze behouden.
god de vader
(zich in de minderheid voelend, toornig) Moeten we ze behouden? - Ik zal ze uitroeien, deze monsters. - Ik wil - wil - wil weer een schone aarde hebben met dieren in het woud...
maria
(spottend) Wanneer we beesten hebben, moeten we ook mensen hebben.
maria magdalena
(vol deelneming) De zonde dient tot loutering.
god de vader
Ze vreten de zonde als zoete koeken, tot ze barsten, tot ze verrotten.
maria
(droog) De paring moeten we hun laten per slot van rekening. - Een beetje wellust moeten we ze gunnen - anders hangen ze zich aan de eerste de beste boom op. (De oude kijkt steeds kwader, met vlammende blikken naar haar.) 's Nachts! 's Nachts! - In de lente! - Op bepaalde tijden! - Wanneer de maan schijnt! - Met maat en doel!...
god de vader
(steeds toorniger) Ik zal ze doodslaan als twee geile honden - in hun schoonste roes!... (Deining onder de vergaderden. De jongere engelen kijken elkaar verbaasd aan.)
maria
(droog) Wie maakt dan de mensen?
(Terwijl de apostelen zich geanimeerd met elkaar onderhouden en een pijnlijke sfeer in de zaal ontstaat, staart de oude met gloeiend hoofd, zwaar kuchend in de zaal; hij wordt steeds donkerder in het gezicht, ijlt en reutelt; een aanval van verstikking schijnt in aantocht te zijn; hij zwaait met de armen in het rond; smijt dekens en krukken van zich af; steunt en brult; men snelt hem te hulp: brengt kwispedoors, jiessen met vluchtige vloeistoffen; Maria is bezorgd opgesprongen; Christus, van zwakte blijven zitten, kijkt met smachtende, glazige ogen toe; grote verwarring. De oude wijst echter alle hulp en ondersteuning met woeste gebaren af, spant alle krachten in en brult met verschrikkelijke inspanning:)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||
god de vader
Ik zal ze verpletteren - vertrappen - onder de moker van mijn woede - verpletteren (staat op het punt zich te verheffen en uit te halen voor de almachtige, onherroepelijke, met de daad identieke slag.)
cherubijn
(stort zich op dat ogenblik naar voren, werpt zich voor de oude op de grond, met smekende stem) Heiligste, goddelijkste Vader, morgen is het Pasen! - Beneden nuttigen ze het Paasmaal!
koor van apostelen, martelaren, oudere engelen
(invallend) Ze eten het Paasmaal!
god de vader
(laat de arm zakken) Wat nuttigen ze?
cherubijn & de anderen
Ze nuttigen het Paasmaal!
god de vader
(kijkt verbaasd om zich heen) Het Paasmaal?
koor van apostelen
Ze nuttigen het Paaslam!
cherubijn
Ze gebruiken het Avondmaal!
god de vader
(zich bezinnend) Het Avondmaal?
cherubijn
Ze eten het vlees en bloed van Christus!
god de vader
(op warmere toon) Mijn zoon, ze eten van jou!
christus
(met matte stem) Ja, ze eten mij.
maria
(met gemaakte tederheid) Mijn lieve zoon, die ik in mijn lichaam gedragen heb!
christus
(kinderlijk) Die je in je lichaam gedragen hebt.
god de vader
(mechanisch) Die je in je lichaam gedragen hebt.
de jongere engelen
(onder elkaar fluisterend) De Man! - De Man! -
maria
(als boven) Jou eten ze!
christus
(als boven) Mij eten ze.
god de vader
(als boven) Hem eten ze.
christus
(opvliegend) Ja, en desondanks worden we hierboven steeds ellendiger en zwakker! - Het is verschrikkelijk (hoest). Mij eten ze, en worden weer gezond en vrij van zonden. En wij gaan steeds verder te gronde. Eerst vreten ze zich beneden vol met zonden, tot berstens toe, en dan genieten ze van mij, en gedijen, en worden vrij van zonden, en dik en vet; en wij worden mager en ellendig. Ah! deze verdomde rol! Ik zou wel eens één
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||
keer de rolletjes willen omdraaien en mezelf zat eten, en hen laten kreperen! (Barst los in tuberculeus gehoest.)
maria
(opspringend en naar hem toe snellend, bezorgd) Mijn God!, mijn zoon, vergeet niet, je bent onkwetsbaar, goddelijk, onuitputtelijk, in alle eeuwigheid dezelfde! (legt zijn hoofd aan haar borst en liefkoost hem.)
christus
(snikt heftig aan de borst van Maria.)
de jongere engelen
(onder elkaar fluisterend) De Man! De Man! -
god de vader
(na een pauze, veel rustiger geworden, tot de Cherubijn) Wie vieren daar beneden nu allemaal het Paasmaal?
cherubijn
(invallend) De Christenen, Heilige Vader! Uw gelovigen, goddelijke meester; Uw kinderen, die op U hopen; de vromen, de katholieke, de alleenzaligmakende kerk, Uw priesters, de bisschoppen, de paus! -
god de vader
(goedgelovig, vriendelijk) Zo! - Dat willen we wel eens bekijken!
maria
(gelukkig vanwege de uitweg) Ja, dat willen we eens bekijken! (Tot Christus) Kom, mijn zoon, dat gaan we eens bekijken, dat zal je wat verstrooiing geven!
(Grote opluchting in de vergadering; de groepjes lossen zich op; jongere engelen verlaten de zaal; gedienstige geesten maken zich op om de Troon in orde te maken, om alles weer in prachtige geordende sier te brengen; de hele medische apparatuur wordt verwijderd; in plaats daarvan worden tijdens wat nu volgt eigenaardige drievoeten de zaal binnengebracht; de groepen van apostelen, martelaren, engelen, barmhartige zusters verwijderen zich in plechtige orde; zodat tenslotte alleen nog de drie godheden, de Cherubijn en enige oudere engelen achterblijven.)
god de vader
(die gemakkelijk op zijn Troon in halfliggende houding gekussend is, op sonore, plechtige toon) Brengt ons de reukschalen en de komfoors, en verwekt in ons Alwetendheid en Alomtegenwoordigheid! -
(De drievoeten worden in het midden van de zaal geplaatst, met een bruin bedwelmingsmiddel, gemengd met sandelhout, gevuld, en dan aangestoken; de deuren worden gesloten; de gedienstige enge-
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||
len verwijderen zich, als laatste de Cherubijn. Men ziet de drie godheden, terwijl de bedwelmende nevels zich verspreiden, langzaam achteroverzinken en de ogen sluiten. Intussen zakt het gordijn.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Tweede Bedrijf(Een pronkzaal in het pauselijke paleis te Rome, afgesloten op de achtergrond door arcaden waarboven een galerij met rondbogen; de zaal wordt voorgesteld als aansluitend op de huiskapel van de paus, waarmee een verbinding bestaat door de openingen van de vensters van de hoge galerij, die zich op ongeveer dezelfde hoogte bevindt als het koor van de kapel. - De gehele linkerzijde (van het toneel uit gezien) wordt ingenomen door de paus met zijn familie, de pauselijke hofstaat en de tafelende gasten, waar rijk versierde tafels en blinkende, opvallend hoge, driearmige kandelaars te zien zijn. Het gehele midden en de rechterkant, met uitzondering van een paar pratende groepjes, uiterst rechts, blijft vrij voor de komende gebeurtenissen en maskeraden.
Het loopt tegen de avond, het is de eerste dag van Pasen 1495; de spijzen worden juist weggebracht. De paus is gekleed in het gemakkelijk, weinig opvallende kostuum van een huisprelaat (violet met fluweel) en draagt een rond fluweel kapje; alle overigen in weelderige kostuums. - Geselecteerd bedienend personeel; voortdurend op en neer gaan; geanimeerde conversatie; herhaald gelach; op de achtergrond onder de arcaden muziek; de galerij bezet met toeschouwers, mensen uit het volk; de groepjes in de zaal ontbinden zich, vormen nieuwe, wisselen nieuwtjes uit, verspreiden zich weer. Behalve de paus (Rodrigo Borgia, Alexander VI), een zestigjarige, zijn negen kinderen, Girolama, Isabella, Pier Luigi, Don Giovanni, graaf van Celano, Cesare, Don Gioffre, Lucretia, een vijftigjarige, blond, vrolijk en kinderlijk, Laura en Don Giovanni Borgia, een knaap; zijn schoondochter en schoonzoon, onder wie Dona Sancia, gemalin van Don Gioffre; zijn neven en familie onder wie Collerando Borgia, aalmoezenier, bisschop van Coria en Monreale, Francesco Borgia, aartsbisschop van Cosenza, schatmeester van de paus, Luigi Pietro Borgia, kardinaal-diaken van Santa Maria, Ro- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||
drigo Borgia, kapitein van de pauselijke garde; zijn vertrouwelingen, onder wie Giovanni Lopez, bisschop van Perugia, Pietro Caranza, geheim kamerheer, Giovanni Vera da Ercilla en Remolina da Flerda, lid van het Heilig College, Juan Marades, bisschop van Toul, geheim intendant, de twee maîtresses van de paus, de vroegere, Banozza, 53 jaar; de tegenwoordige, Julia Farnese, 21 jaar; deze met haar gemaal Orsini, en haar broer, kardinaal Alessandro Farnese; zijn vertrouweling Adriana Mila, opvoedster van zijn kinderen; Burcardi, ceremoniemeester van de paus; aartsbisschoppen, kardinalen, pauselijke waardigheidsbekleders, romeinse dames, soldaten en dienaren, lieden uit het volk, later courtisanes en toneelspelers.)
don gioffre
Wat was die Spanjaard weer vervelend met zijn preek.
de paus
Verschrikkelijk, het was niet om aan te horen.
dona sancia
(tot Lucretia) Ik heb je almaar tekens gegeven, maar je begreep me niet.
lucretia
(slaperig) Ach, Pietro stootte ook telkens aan met zijn voet.
don gioffre
De Spanjaard begreep Zijne Heiligheid ook niet; hij bleef maar preken; en Zijne Heiligheid gaf toch telkens tekenen van ontevredenheid.
de paus
Hij komt uit Valencia; die lui zijn daar zo koppig als ezels, wanneer er een begint weet hij van geen ophouden: ieder gevoel een vuurpijl, ieder woord een knuppel. (Gelach.)
francesco borgia de bisschop
Maar hij heeft eerlijk z'n best gedaan.
de paus
Eerlijkheid is altijd lompheid.
don gioffre
En het volk stond met koeieogen naar boven te kijken, woedend, bezeten, verslindend.
don giovvanni
Omdat Dona Sancia steeds maar fluisterde en giechelde.
dona sancia
Neen, omdat Lucretia almaar zat te snoepen.
lucretia
Neen, omdat Laura was ingeslapen en snurkte.
don gioffre
Neen, ik geloof dat de mooie parels van Farnese hun de ogen uitstaken. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||
francesco borgia de bisschop
Kon het volk dat allemaal zien?
lucretia
We zaten toch allemaal boven, op het koor, rechts en links van het altaar.
de paus
Neen, kinderen, zo is het niet! Jullie kunnen lachen en grappen maken, parels dragen en snoepen. Maar ik zag een paar dominicanen tussen hen inzitten; het zijn Florentijnen van San Marco, leerlingen van Savonarola, die rustverstoorder. Ze jutten het volk op en zwetsen en kijken bezwerend...
don gioffre
Waarom verwijdert men die dagdieven niet?
francesco borgia
Ze zijn op missie hier. Ze confereren met hun generaal.
don giovanni
Oho, zijn we hier ook al zo ver dat men de vrouwen de sieraden van het lijf rukt, op een hoop werpt en verbrandt?
don gioffre
Laat Uwe Heiligheid zich nog langer de wet voorschrijven door deze Florentijnse nar?
de paus
(met de ogen knipperend) We hebben hem uitgenodigd. - Hij komt niet.
don giovanni
Hoezo, weigert hij gehoorzaamheid?
de paus
De Medici beschermen hem. - Lorenzo is boetvaardig geworden, en vraagt dagelijks aan Savonarola, of er nog kijk op is dat hij in de hemel komt.
lucretia
Wie is Savonarola, santo papa?
de paus
Hij staat jullie niet toe te snoepen en parels te dragen. (Gelach.)
don gioffre
Is er geen middeltje... Hoe staat het met de voorraad kerkelijk vergif?
cesare
(duister, kortaf) Later! -
(Een groep edellieden, uiterst rechts, van het toneel uit gezien).
eerste edelman
(fluisterend) Zeg, vannacht hebben ze de hertog van Bisaglie uit de Tiber gehaald.
tweede edelman
Ja, hij is verdronken.
derde edelman
Ja, bovendien had hij drie zware wonden!
eerste edelman
Hij moet zwaar zat 's nachts het Vatikaan verlaten hebben... | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||
derde edelman
Het is tegenwoordig link 's nachts het Vatikaan te verlaten, in welke toestand ook... vooral wanneer men echtgenoot is van de schone Lucretia...
tweede edelman
Jullie bedoelen...
derde edelman
Ik bedoel dat de hertog van Bisaglie gisteravond in tegenwoordigheid van zijn vrouw Lucretia en haar broer Don Cesare vermoord werd. - (Eerste en tweede edelman lopen van elkaar weg.)
tweede edelman
Maar die diepe verwondingen?
derde edelman
Overblijfselen van een overval die vier weken geleden een bende gemaskerde mannen op het Pietersplein op hem deden en waarvan de hertog de onbeschaamdheid had te willen genezen. (Beiden schrikken weer.)
eerste edelman
Maar kijk naar Lucretia, ze is vrolijk, als op haar trouwdag.
derde edelman
Ze is een kind! Zijne Heiligheid maakte haar vanmorgen tot Vorstin van Nepi en zond haar een grote mand met snoepgoed.
tweede edelman
En weet de paus wat er gebeurd is?
derde edelman
Alexander VI weet niks, Rodrigo Borgia weet alles.
eerste edelman
En wat gaat hij doen?
derde edelman
Hij zal een zielemis lezen voor de in de Tiber gevallen hertog, en de vorst van Ferrara berichten dat Lucretia vrij is. - (Op de achtergrond hoort men een danswijsje. De drie edellieden gaan uit elkaar. Op de achtergrond ziet men paren dansen. De tafel is inmiddels afgeruimd en verwijderd. Het hele gezelschap installeert zich nu op taboeretten en kussens. De ruimte in het midden is nu nog groter geworden. De groepjes bewegen zich, men staat op, loopt naar anderen, kletst, drinkt en nipt van de aangeboden lekkernijen, en gaat weer naar zijn plaats terug. Van de dansende paren zijn er inmiddels een paar aan het uitrusten. Enige dames komen verhit en opgewonden naar voren. De paus neemt een mandje bonbons van de dienaren af en werpt ze bij de dames in de boezem. Vrolijk gelach beneden en op de galerij. De muziek houdt op.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||
de paus
Waar blijven de buffoni? - Laat ze binnenkomen! - En wij, wij gaan hier zitten. (Naar links wijzend waar zich de plaatsen bevinden; tot Lucretia) Kom, kindje!
(Pulcinello komt op met Colombina en zijn gevolg. Ze voeren een mimisch spel op. Pulcinello in zijn witte poederpak met leren gordel, geplooide halskraag, puntmuts en zwart half-masker, zijn zotskolf in de hand, richt zich eerst tot het publiek met diepe buigingen, grimassen en verdraaiingen; intussen probeert hij zich plotseling te wurgen, houdt de handen zo alsof het vreemde waren, steunt en kreunt en gaat sterven. Colombina komt naar voren, schrikt en houdt de handen voor de ogen om het niet te zien. De paus begrijpt de toespeling en dreigt met de vinger. Dan houden ze op, en het eigenlijke spel begint, zó dat Colombina, de jonge vrouw van de oude Pantalone, door Pulcinello ontvoerd wordt en de echtgenoot misleid wordt. Herhaald gelach gedurende het spel en levendige conversatie.)
de paus
(gedurende het spel tot Lucretia, die aan zijn voeten op een kussen heeft plaatsgenomen, huichelend) Mijn hartje, het is eigenlijk je rouwdag vandaag, niet je trouwdag; je schone hertog is immers plotseling gestorven.
lucretia
(kinderlijk) Ach ja, hij is in de Tiber gevallen.
de paus
(betreurend) Je hield wel van hem?
lucretia
(als boven) Ach ja, heel erg!
de paus
Wees gerust, we hebben al weer een nieuwe voor je!
lucretia
(oplevend) Zo schoon als mijn hertog?
de paus
Mooier nog, poesje. (Terwijl onder het spel Colombina en Pulcinello elkaar achter Pantalone kussen en deze zich omkerend een lading witte poeder in het gezicht krijgt, en onbeholpen in het rond wankelt, wat van alle kanten met luid gelach begroet wordt, komt de ceremoniemeester binnen.)
burcardi
(komt op de paus af) Uwe Heiligheid, de vespers zijn in de kapel begonnen; de kerk is overvol en het volk verwacht van U de paaszegen!
de paus
We willen het spel zien; bovendien zijn wij ernstig geschokt door de dood van onze geliefde schoonzoon. Laat men | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||
(op de galerij wijzend) daar de vensters openen en zeg het volk dat ik vanuit de loggia de vespers zal bijwonen.
(De ceremoniemeester af. Even daarna ziet men boven de vensters, tussen de rondbogen van de galerij, waar het volk staat, aan de achterzijde van het binnenste der kerk, opengaan, zodat men uitziet op de friesen, balken, beelden en ontstoken kroonluchters. Intussen gaat het spel verder. Als Pulcinello met zijn zotskolf in de hand de verward heen- en weerspringende Pantalone achternazit en hem slaat, en Colombina, zich verstoppend, achter Pulcinello aanholt, hoort men plotseling door de vensters over de galerij in weemoedig-smartelijke toon een meerstemmig graduale zingen.)
koor
De profundis clamavi ad te Domine; Domine exaudi vocem meam; Fiant aures tuae intendes in vocem de precationis meae; Si iniquitates observaveris Domine, quis sustinebit? Speravit anima mea in Domino; A custodia matutina usque ad noctem; quia apud Dominum misericordia et copiosa apud eum redemptio. Et ipse redimet nos ex omnibus iniquitatibus nostris.Ga naar voetnoot* (Reeds bij de eerste tonen is het volk boven op de galerij schuw van de vensters weggeweken, en stelt zich, kruisen slaand, op in de richting van het binnenste van de kerk. Beneden ziet men, meer op de achtergrond, enige ernstige gezichten en verlegen gedraai met handen. Maar de paus met zijn familie blijft vrolijk, en het spel vindt voortgang, zij het enigszins gedwongen.
Kort na het graduale houdt ook het spel op. De paus geeft de muziek een teken, en men begint met een nieuw stuk, waarop op de achtergrond paren dansen. Pulcinello en zijn troep nemen afscheid onder diepe en groteske buigingen. Men werpt geldstukken. De paus wenkt Colombina naar zich toe, die hij over de wang strijkt, en een bijzonder grote tip geeft, waarop zij met een handkus afscheid van hem neemt.)
de paus
(nadat de muziek opgehouden heeft, klapt in de handen) Waar zijn onze schoonheden?
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||
(Op dit teken opent zich een gordijn op de achtergrond van de galerij en twaalf courtisanes van uitgelezen schoonheid, betreden, door dunne, doorzichtige kleding bedekt, de zaal, en stellen zich rechts op de voorgrond op: de paus gaat op hen toe, begeleid door de dames en heren uit zijn omgeving, monstert ze, en verwelkomt hen onder schertsend gepraat.)
een van de meisjes
(nadat allen eerst verlegen gezwegen hebben) Ze is naar Karel in Napels.Ga naar voetnoot**
de paus
Wat? Lopen ook jullie naar de vijand over. (De Paus trekt zich met zijn gevolg weer naar links terug, waar men zich weer installeert op kussens en taboeretten; Lucretia op de schoot van haar vader, die haar streelt; dienaren plaatsen de grote, driearmige, hel licht verspreidende kandelaren, die eerst op de tafel stonden, in het midden van de zaal op de vloer. De paus klapt in de handen en de meisjes werpen hun kleren af, pauselijke dienaren, die achter de heren staan, werpen uit manden over de hoofden van toeschouwers kastanjes midden in de zaal, waarom de meisjes gaan strijden. Gelach. Men vormt een kring om de op de vloer vechtende meisjes. Ook vanaf de galerij, waar het volk intussen weer samengedromd is, klinkt luid gelach. Zodra een portie kastanjes opgeraapt is, die de courtisanes rechts naast hun kleren zorgvuldig op een hoopje leggen, worden nieuwe kastanjes gestrooid en hetzelfde gevecht begint weer. - Een van de meisjes wier haar geheel is losgeraakt, komt te dicht bij de kandelaren en raakt in brand. De paus is er als eerste bij - Lucretia glijdt op de grond - en dooft het vuur met zijn kleren.)
de paus
(als blijkt dat het meisje geen verwondingen heeft opgelopen, geeft haar bestraffend klapjes) Lelijke rakker, je was bijna op weg geweest naar het Hiernamaals. (Gelach.)
courtisane
In het vagevuur zou U me niet langer hebben laten branden dan hier, santo papa! (Hernieuwd gelach, waarmee de paus instemt.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||
(Als de kastanjes verdeeld zijn, wordt geteld en al naar het aantal worden prijzen aan de meisjes uitgedeeld. Een nieuw nummer wordt door de muziek ingezet, en de dienaren delen verfrissingen uit. Luide conversatie in de gehele zaal, voornamelijk over de kwaliteiten van de meisjes. Als de muziek zwijgt:)
de paus
(klapt opnieuw in de handen) Laat nu de atleten binnenkomen.
(Aan de andere kant van de galerij treden van achter een gordijn twee naakte krachtige mannen binnen, die naar de meisjes gebracht worden, bedwelmd worden door hun aanblik, om dan, op een tweede teken, een tweegevechtGa naar voetnoot* te beginnen. Iedereen dringt naar voren om het schouwspel onder aanmoedigingen en bijvalskreten. Ook de meisjes volgen het gevecht met de grootste belangstelling. Wanneer de overwinnaar zijn tegenstander ter aarde heeft geworpen, komt hij naar de courtisanes toe, kiest de mooiste uit, onder de schertsende opmerkingen van alle aanwezigen en verlaat de zaal. De verliezer gaat alleen weg. Vervolgens betreedt een tweede paar de zaal. De opwinding onder de aanwezigen stijgt van minuut tot minuut. Bijvalskreten en ophitsende opmerkingen worden met steeds grotere hartstocht en belangstelling gelanceerd. Wanneer de vijfde zijn tegenstander onder luid geschreeuw en geapplaudisseer neergesmeten heeft, en hij met zijn keuze bezig is, klinkt in diepe tragische toon vanuit het binnenste van de kerk het slotgezang van de vesper
Veni sancte spiritus
Et emitte coelitus
Lucis tuae radium.
Veni pater pauperum
Veni dator munerum
Veni lumen cordium.
Sine tuo nomine
Nihil est in homine,
Nihil est innoxium.
Lava quod est sordidum,
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||
Riga quod est aridum,
Sana quod est saucium.
O lux beatissima
O lux beatissima
Re ple cordis intima
Tuorum fidelium.Ga naar voetnoot*
Een pijnlijke stilte treedt bij de eerste akkoorden in. Het volk op de galerij is weer ontzet teruggeweken, om de ruimte voor de vensters vrij te maken. Een deel van de aanwezigen verlaat de zaal. Intussen is reeds de zesde vechter met zijn partner binnengekomen. De paus geeft door een teken bevel het spel voort te zetten, waaraan zijn familie en vertrouwelingen met gezichten, die misnoegen over de storing uitdrukken, deelnemen, en dat voortgaat tot de zevende vechter onder begeleiding van het kerkgezang aan het werk gaat. Daarna wordt de stemming weer wat gezelliger en de belangstelling levendiger. De kring rond de strijdenden sluit zich weer. In de kerk ziet men de kroonluchters doven en de vensters van binnenuit sluiten. Het spel gaat door.
Bij de negende partij stormt een bode de zaal in en fluistert opgewonden met hen die achterop staan. De beweging plant zich voort. Men hoort roepen: Wat is er aan de hand. - Wat gebeurt er? -)
rodrigo borgia
(kapitein van de pauselijke garde) De Franse koning, Uwe Heiligheid, is, terugkerend van Napels, op mars naar Rome en nog slechts een paar mijl van hier verwijderd.
de paus
(springt overeind, opgewonden) Alle duivels! - Op naar Orvieto! - De Spanjaarden en Catalanen moeten ons begeleiden! - Nemen jullie de geldkisten en de kostbaarheden mee! - De dames moeten zich gereed maken; geen bagage en muildieren voor ze; we gaan allemaal te paard! Pallavicini blijft als gouverneur van de stad met een deel der troepen achter. Hij moet de koning met alle eer ontvangen, maar hem in onze naam bedreigen, als ongehoorzame zoon der Kerk, met de banvloek, wan-
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||
neer hij langer dan vierentwintig uur op ons gebied verblijft. - Cesare dekt de aftocht. - Vergeet de gouden misgereedschappen niet! - Weg! (Iedereen in de grootste opwinding af.)
de meisjes
(hun kleren weer aantrekkend, juichend) Carlo komt! - Carlo komt! -
(Het doek valt.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Derde BedrijfEerste scène(In de Hemel; een privé-vertrek in blauw opgetrokken. Provisorische Troon, eenvoudig, gemakkelijk. God de Vader, Maria, Christus, de Duivel; de eerste drie gezeten; de laatste in zwart nauwsluitend kostuum, zeer slank, met scherp gezicht, gladgeschoren, met verlopen, afgeleefde, geel-vergalde trekken, in zijn bewegingen herinnerend aan een fijn type jood, steunend op een voet, de andere opgetrokken, voor hen staande.)
god de vader
(ernstig, kort) Vriend, Wij hebben je laten roepen. - Het gaat om een speciale opdracht, die... (stokt) ...die speciale capaciteiten vereist; - ik weet, je denkt veel na... (de Duivel maakt een buiging) - zou jij niet... (stokt) ...het gaat om, uh.. een wezen, uh... een ding, dat... uh, een invloed, - die in staat zou zijn, - de - ons, in begeerte naar U, beledigende, totaal verkommerde mensheid - (de Duivel maakt deelnemende, voornaam-spijt-betuigende beweging) ...uh, weer op het pad der deugd... uh, en van de ware zedelijkheid... op gevoelig bestraffende wijze terug te voeren, ...uh, zodat ...uh... (naar Christus gewend) mijn lieve zoon, zeg jij het hem; Ik kan met mijn woorden niet zo goed uit de weg; - ik ben altijd iemand van daden geweest - nooit eigenlijk van woorden. -
christus
(zich moeizaam oprichtend, na enig nadenken, vlot) Mijnheer! - Wij stellen ons voor Uw hulp in te roepen - in een zaak, - die voor U al even voordelig kan zijn als voor ons, - ik bedoel dit, - die de mensheid - wat het aardrijk betreft, op generlei wijze van U vervreemden zal, - ik zeg dit uitdrukkelijk, om iedere verdenking Uwerzijds bij voorbaat uit te schakelen -
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||
(Duivel maakt een minzaam-afwerende beweging, als zou iets dergelijks niet in hem kunnen opkomen) - integendeel, die dit rijk op nog vollediger wijze dan tot nu toe, zal onderwerpen: - het gaat om een compromis, - om een overeenkomst betreffende de verschuiving der grenzen - van onze huidige wederzijdse machten, - die geen der beide contracterende partijen te na komen moet, - en waarbij wij op Uw gewaardeerde capaciteiten, Uw scherpzinnigheid, Uw tact, Uw - verzoenende tegemoetkoming, Uw - voornaamheid - Uw - Uw - (begint te hoesten, wordt kortademig, steunt en kucht, valt rochelend achteruit, zijn ogen bollen op, het zweet komt op zijn voorhoofd, hij krijgt een astmatische aanval.)
maria
(toesnellend, terwijl de duivel, zeer voornaam, een gereserveerde verlegenheid huichelt) Spaar je, mijn zoon, - je moet je van spreken onthouden, - je gaat achteruit - je bent lijdend, - (naar de duivel toegekeerd, voornaam) mijn lieve vriend, we hebben Uw hulp nodig, - het is echter niet nodig dat men aan de weet komt, dat U het bent die de zaak ensceneert (de Duivel maakt een afwerende, geruststellende beweging) - verleen ons Uw hulp, alstublieft, - het zal U geen nadeel berokkenen (knipoogt) - U begrijpt (wimpelt God de Vader af, bedoelend dat deze doof, oud en gebrekkig, haar niets in de weg moet leggen - de Duivel maakt een buiging -) - het gaat in het kort om het volgende: door een ongelukkig advies (wijst op de oude) , woonden wij een scène bij in het pauselijk paleis te Rome, in de vertrekken van paus... hoe heet hij ook weer...
duivel
(beleefd aanvullend) Ah, Alexander, de Zesde, genaamd, Rodrigo Borgia -
maria
Juist, die Borgia, - ach, het was scandaleus, het was afschuwelijk, - dat was me een Paasmaal!...
god de vader
(plotseling, kokkelend als een kalkoense haan, razend bij het opnieuw ondergaan van de scène in het pauselijk paleis) Naar de duivel! - Naar de duivel! - Naar de duivel! -
christus
(ontwaakt uit zijn zwakte, valt in, bijna toonloos) Ja, - naar de duivel! - naar de duivel!...
duivel
(in de grootste verwarring, geërgerd, onaangenaam getroffen) ... Ik verzoek U... onder deze omstandigheden... moet ik
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||
wel afzien van... hier verder nog... (wil zich, achterwaarts schrijdend terugtrekken.)
god de vader
(zich herstellende, naar de Duivel gewend) Mijn God! - Neen! - U werd niet bedoeld...
duivel
(gepikeerd) Oh, maar... inmiddels...
god de vader
Neen, neen! - En nog eens neen! Zo bedoelde ik het niet... een oude gewoonte... het ontsnapte me... ik vergat...
duivel
(komt terug, voornaam-verzoenend, bitter glimlachend, knipt met de ene hand een stofje van de andere arm) Pardon... Pardon...
maria
Neen, neen, mijn vriend, U bent een der onzen; van ontstemming mag geen sprake zijn; wij hebben Uw hulp zo broodnodig; en (zeer luid tot de oude, hatelijk) een belediging van onze zeergeliefde neef, onze strijdvriend, onze teerbeminde broeder, zullen wij geenszins toelaten (de Duivel buigt zeer beleefd) - om het met een woord te zeggen, de zaak is als volgt: van een door de hoogste instantie (naar de andere kant wijzend) in overweging genomen totale vernietiging van de mensheid op hogere gronden afziend, hebben wij besloten een gevoelige zondvloedachtige wraak te nemen, en daarom hebben wij iemand nodig, een macht, een ding, een invloed, een persoon, een vergif, een Iets, dat de vuiligheid der mensen, in het bijzonder van de Napolitanen en Romeinen in hun geslachtelijke betrekkingen - ah, fi donc! - (giet een beetje eau-de-cologne op een kanten zakdoek, en houdt het voor de neus, - schijnt snel op te snuiven - lonkt over de zakdoek naar de Duivel) - ah! ik voel me al beter (verdergaand) - die de bestialiteit van mannen en vrouwen in die betrekking welke uitsluitend ten dienste staat van de voortplanting en alleen hiervoor toegestaan, en in de beroeringen en vermengingen die hier noodzakelijkerwijze uit voortkomen, - ah, c'est terrible! (snuift weer eau-de-cologne) - enfin, - indammen moet! - Duidelijk? -
duivel
(met sonore bas, een beetje theatraal) Ik begrijp het.
god de vader
(te keer gaand als een kalkoense haan) Ja, ja, - moet indammen! -
christus
(met tuberculeuze stem) Ja, ja, - met indammen! -
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||
duivel
(na enig nadenken) Moet het zeer gevoelig zijn? -
maria
(haar kanten zakdoek de Duivel voorhoudend, heftig knikkend - als het ware voor de anderen meeknikkend) Inderdaad, het moet gevoelig zijn.
god de vader
(kijkt glazig over het toneel; schijnt het niet helemaal gevat te hebben, steunt tenslotte instemmend, met een vettig schraapgeluid) Ja, ja! -
christus
(nog steeds in zijn toeval verkerend, komt langzaam bij, zwaar ademend) Ja, ja! -
duivel
(staat de gehele tijd met gebogen hoofd, nadenkend, met twee vingers op de lippen) Moet het terstond worden uitgevoerd?-
maria
Natuurlijk, natuurlijk moet dat!
god de vader
(als boven) Natuurlijk! - Natuurlijk! -
christus
(wil zijn ‘natuurlijk’ zeggen, komt echter te laat, het valt samen met de volgende woorden van Maria, die niettemin rustig verder praat, en met haar zakdoek sussend haar zoon afweert, die met smachtende blik al haar bewegingen volgt.)
maria
(tot de Duivel) U bent op de juiste weg, mijn vriend, U kunt verzekerd zijn van ons welbehagen!
duivel
(met een korte nietszeggende blik op Maria, dan weer verzinkend in zijn overpeinzingen; na een lange pauze, gedurende welke men alleen het rochelen van Christus hoort, eigenaardig de nadruk leggend, en scanderend.) Dan - zou men de angel - het gif - uh - het Iets (de vinger opheffend om iets aan te duiden) - in de zaak zelf - in de - hm! (kwaad de keel schrapend) - in de verhouding zelf moeten leggen!
maria
(zeer weltmännisch) C'est charmant! - C'est charmant!-
god de vader
(begrijpt het niet helemaal, kijkt toe met zijn waterige bologen, en herhaalt meer op de toonhoogte, dan op de hoogte, Maria's woorden) Ja, - ja, ja. -
christus
(wil het ook herhalen, krijgt het er echter niet uit, schrikt hiervan, kijkt bang rond, eerst naar God de Vader, dan naar Maria, en produceert eindelijk een ritmisch, ongearticuleerd) A, - a, - a! -
duivel
(nadat hij deze prestatie van Christus met een koele, in zijn overpeinzingen niet verder gestoorde blik volgt, verdergaande,
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||
beklemtonend) Men zou de secretie bij de geslachtsdaad moeten vergiftigen! -
maria
Ach, hoe dan? - Dat wordt interessant! (Gaat er recht voor in haar stoel zitten.)
god de vader & christus
(die ditmaal toch iets schijnen begrepen te hebben, houden hun hoofden wezenloos starend op de Duivel gericht.)
duivel
(de zoëven geboren gedachte herhalend, alsof hij nogmaals een hinderpaal opwerpt) Men zou de secretie bij de geslachtsdaad moeten vergiftigen!
maria
U bedoelt het zaad? (Houdt het zakdoekje een ogenblik voor de mond, alsof ze iets onaangenaams naar binnen krijgt.)
de duivel
(invallend) Neen, neen! - Niet het zaad; niet het ei; - anders zou het nageslacht daaronder lijden, en, achteruitgegaan en wijzer geworden, niet meer te krijgen zijn! - Dat moet echter ook aan de beurt komen! - Neen, zaad en ei moeten niet aangeraakt worden, opdat het verwekken van mensen rustig verdergaat. - Maar de dader, die zorgeloos zijn instincten laat vieren, moet door een klein nevenprodukt vergiftigd worden, door een Iets, dat tegelijk met zaad en ei geproduceerd wordt, en dat, net als bij de slangen, niet de bezitter maar zijn partner, zijn vis-à-vis tijdens de seksuele baltspartij - pardon! - als ik me zo mag uitdrukken, - (Maria trekt ten teken van begrip de wenkbrauwen op) infecteert; - zodat de man de vrouw, of de vrouw de man, in het gunstigste geval zij elkaar infecteren kunnen, - niets vermoedend, - helemaal opgegaan in hun roes, - in de illusie van het hoogste geluk - (maakt een beweging met de hand naar Maria of hij haar begrepen heeft; zij zwaait vrolijk en instemmend met haar zakdoekje) - zodat ze lallend als kinderen het afschuwelijke drijfzand inwandelen!
maria
C'est glorieux! - C'est charmant! - C'est diabolique! - Mais comment?...
god de vader & christus
(kijken toe als kalveren aan het hek.)
duivel
Ah, Madame, laat U dat maar gerust aan mij over! -
maria
Goed! Maar onder één voorwaarde, wat U ook met de | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||
mensen uithaalt, zij moeten de behoefte blijven voelen om verlost te worden! -
duivel
(met grote beheersing) Die behoefte zullen ze blijven voelen.
maria
Ze moeten ook de mogelijkheid om verlost te worden blijven behouden!
duivel
(de armen als een verkoper in de hoogte houdend) Na, - nadat ik ze vergiftigd heb, op speciaal verzoek, dat kan haast niet.
maria
(van haar troon opspringend, snelt in de richting van God de Vader en Christus) Ja, dan is alles voor niets geweest! - Wanneer we de mensen niet meer verlossen kunnen, wat moeten we dan met die hele ingewikkelde opzet?!
god de vader & christus
(heffen vertwijfeld de handen omhoog.)
christus
(die zich enigszins herstelt, volgt het verloop met iets levendiger belangstelling.)
duivel
(draait zich sardonisch glimlachend om op de rechterhiel, en haalt, met gemaakte spijt, als een handelsjood, de schouders op.)
(Pijnlijk moment. De transactie schijnt niet tot stand te willen komen. - Pauze.)
maria
(om het gesprek te verplaatsen, gaat langzaam naar haar plaats terug, en vraagt plotseling, met vriendelijke stem aan de Duivel) A propos, hoe gaat het met het zere been? -
duivel
(op de afleiding ingaand) Och, zozo! - Niet beter, - ook niet slechter! - Mijn God (op zijn korte been slaand) - dat wordt niet meer beter! Verroest stuk mechaniek.
maria
(zachter) Komt dat door Uw val?
duivel
(begrijpend, zwijgt lange tijd en knikt ernstig.)
maria
(zeer vriendelijk) Wel, en verder - hoe gaat het met Uw grootmoeder?
duivel
(idem) Lilith! - O, dank U, - heel goed!
maria
En de kleinen?
duivel
Dank U! Dank U! - Uitstekend! - (Opnieuw een pauze. - Maria, weifelend, gaat eindelijk naar God de Vader toe, met wie zij enige tijd zacht spreekt. - Hierop)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||
god de vader
(wil laten zien dat hij volkomen op de hoogte is) Voyons! Voyons! mijn vriend, U moet toch iets kunnen doen, iets kunnen vinden wat de Mensheid vergiftigt, zonder haar helemaal te gronde te richten! - Wij zullen ze dan wel weer even verlossen! - Nietwaar, mijn zoon?
christus
Wij zullen ze dan wel weer verlossen!
maria
Wij moeten ze wel weer verlossen!
duivel
De opdracht is dan te gecompliceerd! - Het moet smerig en liefelijk en vergiftig tegelijkertijd zijn! - Wanneer ik ze in hun geheime, amoureuze betrekkingen flink moet raken, en ze op dat moment vergiftigen, dan moet de ziel ook mee! - Want de ziel is er dan ook in betrokken! -
god de vader
(verwonderd) De ziel is er ook bij? -
christus
(idem, maar mechanischer) De ziel is er ook bij? -
maria
(bevestigend, en meer voor zichzelf, alsof ze het zich herinnert) De ziel is er dan ook bij! -
duivel
(na een pauze tot God, een beetje spottend) Mijn God, bent U de Schepper! Weet U dan niets?
god de vader
(onwillig) Wij - uh - scheppen nu niets meer. - We zijn moe! - Bovendien behoort dit gebied van het aardse en de zinnelijkheid in Uw sfeer. - Denkt U nu eens na over hoe U 't moet doen; bevlek de ziel, maar ze moet te herstellen blijven!
christus
(nog altijd zwak, wil het laatste herhalen, maar komt alleen tot) Bevlek - de - ziel...
duivel
(tot God de Vader) Het moet ze tot liefde aanzetten, zegt U, en ze tegelijk vergiftigen?
god de vader
Natuurlijk, anders bijten ze niet!
christus
(herademend) In de wellust zijn ze blind, heb ik wel eens gehoord.
maria
Met spek vangt men muizen!
god de vader
Zoekt U eens in Uw heksenketel! Er zit allerlei rommel in; in Uw hel ligt ook zoveel opgestapeld; U bent toch een meester in zulke samenstellingen! - schep, brouw, fok, meng wat bij elkaar! -
maria
Het moet in ieder geval verleidelijk zijn. - Zo mogelijk iets op gebied van vrouwen. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||
christus
Ja, verleidelijk moet het zijn.
duivel
(met een gedachte bezig) Begerig en vernielend moet het tegelijkertijd zijn, zegt U? - En toch de ziel niet definitief vernielend?
alle drie
(tegelijk en onder elkaar) Begeerlijk - vernietigend - verleidelijk - giftig - wellustig - gruwelijk - hersenen en aderen verbrandend -
god de vader
Maar niet de ziel! - Vanwege de wroeging, de vertwijfeling!
duivel
(zijn gedachtengang plotseling beëindigend) Halt, ik heb wat! - Ik zal eens met Herodias praten! - (halfluid voor zichzelf) begeerlijk en vernietigend tegelijk! - (luid) Ik zal U wat brengen. -
maria
God zij dank!
duivel
(aanstalten makend om te gaan) Ik geloof dat ik het heb!
god de vader
Bravo! Bravo!
maria
Bravo! Bravo!
christus
Bravo! Bravo!
alle drie tegelijk
(staan vrolijk op, voor zover het gaat; zacht in de handen klappend) Bravo, bravo, Duivel, bravo! Bravissimo!
duivel
(groetend en bij het weggaan met de vingers knippend) Ik kom gauw weer terug!
(Af. - Buiten, wanneer hij de deur opent ziet hij een paar engelen, die vermoedelijk afgeluisterd hebben. Hij pakt de eerste de beste en slaat erop los. Deze holt met de anderen onder verschrikkelijk geschreeuw weg. - De duivel ziet men nu buiten een valluik openen, waardoor hij naar beneden gaat, en dat hij achter zich sluit. De drie godheden verdwijnen bij de volgende decorwisseling tussen de coulissen aan de rechterkant.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Tweede scène(decorwisseling)
(Het Hemel-kabinet stijgt langzaam; het toneel wordt donkerder, er wordt een tonachtige, zich naar beneden voortzettende, duistere, uit steenblokken gemetselde tunnel zichtbaar, die zich als in een | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||
toren of put schijnbaar tot in het oneindige naar beneden voortzet; aan de ene kant begint een vermolmde, versperde, veel gerepareerde trap. Hierop ziet men spoedig de Duivel, moeizaam, zuchtend, zich aan de leuning vasthoudend, afdalen; terwijl de scène zich naar boven verplaatst blijft hij in het gezicht. Fantastische vogels en monsters, die deels op stokken zitten, deels in nissen van de muur nestelen, sissen en ratelen hun hese roep als groet. - Na enige tijd mondt deze putachtige gang uit in een grote kelderachtige, donkere ruimte, die door een vettig olielicht slechts gedeeltelijk verlicht is en waarin verder niets te bekennen valt, dan een uit biezen en vlechtwerk ruw opgemaakt leger rechts op de voorgrond. De olielamp is aan de andere kant en meer op de achtergrond. De duivel, die moe en hinkend aankomt, loopt zuchtend een paar passen heen en weer om dan naar achteren te gaan; men hoort een zware kast openen; hij ontdoet zich van zijn nauwsluitend zwart pak dat hij netjes in een van de vakken legt, om in een uit de dierenhuid aan elkaar genaaide, warme jas weer terug te komen. Hij steunt, een paar passen heen en weer makend, alsof hij niet weet waarheen hij zich moet wenden, en gaat tenslotte schuin op zijn leger zitten, trekt de voeten bij elkaar en begraaft de handen diep in het wollige haar, op die manier zijn voorhoofd en het bovenste deel van zijn gezicht bedekkend.)
duivel
(in zichzelf pratend) Daar zit je weer in je hok, hond, weer alleen, en thuis; verlaten en veracht door de wereld; terug van de audiëntie; en je hebt weer een kijkje mogen nemen in de met goud beslagen vertrekken van de hogen en voornamen. En jij blijft de vlegel, de spitsboef, de mislukkeling. En Die daar boven kunnen doen wat ze willen, het mag nog zo plat, laag en gemeen zijn, het blijft edel en voornaam, omdat het in de vertrekken van de adel gebeurt. En je kunt doen wat je wil - ook wanneer je je met je kop tot het andere einde van de wereld woelt, - het blijft laag en gemeen en schofterig. - (Pauze; peinst.) Wanneer je een graaf was, dan zou ook je kromme been grafelijk zijn. En was je een poortwachter boven, dan zouden ook je hoofd en je gedachten hemels zijn en engelachtig, zoals het kleed dat je dan zou dragen. Dus zó ben je en je blijft een hond! - Al-
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||
leen wanneer je voor hen iets doen moet, wat ze zelf niet kunnen, of wat te smerig voor ze is, dan krijg je lachjes van ze en noemen je: ‘Mijn vriend! Onze vriend’. Maar wanneer de audiëntie voorbij is, dan moet je weer naar beneden in de modder en het vuil, en dan heet het weer ‘Alle Duivels! Alle Duivels!’ - En zo blijf je een vertrapte, belachelijke sterveling je hele leven lang, rondhinkend en jezelf opvretend van venijn en ergernis! Maar toch! - En toch ben je meer dan dat! Je bent meer dan die windbuilen in hun geluk en wolkenpaleis! Je zit midden in de wereld; en in je hoofd zitten de gedachten van de wereld; en wanneer je hier alleen bent, alleen met je geur van aarde, en zich een vuur in je hoofd ontsteekt, dan ontstaat in die verbitterde kop, te midden van de vertwijfeling, een vonk, een gift, een kracht, die als een bliksem, flitsend en donderend, door de wereld vaart, en die windbuilen in hun huis in de wolken laat beven. - En je hoeft geen tiara te dragen, geen ambrosia noch champagne te drinken, en je met veel tam-tam en op je paasbest uitgedost te vertonen, om gelukkig te zijn. Je bent zó gelukkig; gelukkig, zoals de anderen niet gelukkig kunnen zijn! Gelukkig in dit hol in de aarde, in deze kostbare tunnel, deze geur van kruiden en aarde, deze geur van wereld, die je kracht geeft en staalt, en gedachten verwekt, en tot werk dwingt. - En voorouders en stamboom heb je niet nodig, je bent tabula rasa; je kunt opnieuw beginnen; je hoeft niet niets te doen; de arbeid zijn je voorouders! - Arbeid! Werk! - (springt op) Aan het werk dus!
(Hij loopt een tijdje heen en weer, blijft telkens staan en denkt na.)
Het moet dus verleidelijk zijn, dat Ding, - na, vanzelf, anders bijten ze niet; - ‘iets met vrouwen,’ zei Maria; - uitstekend! - De vrouwen kennen hun geslacht altijd het best. - Maar het moet ook giftig zijn; dat is juist de straf; en ze mogen het vergif niet bespeuren, ze moeten het opslurpen als stroop; - voortreffelijk! - dat is allemaal mogelijk. - Maar daarbij moeten ziel en lichaam vergiftigd worden; maar niet definitief; tot de vertwijfeling toe; tot op het randje van de waanzin; ze willen dus zien hoe de mensheid buigt en breekt; hoe ze hun zielen uitpompen als een maag; - ik snap het; - maar de ziel moet weer hersteld | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||
kunnen worden, - ‘haar verlosbare eigenschap bewaren,’ zoals zij het uitdrukken; - na, dat genoegen kan ik hun voorlopig laten; hun èn hun; - over het lichaam hebben ze niets gezegd; mooi! - Alsof men dat kon afzonderen! - En als ik het lichaam door en door verpest heb, en het individu naar de hel is - ah pardon - krepeert, dan zouden ze graag de ziel terwijl ze al op weg naar mij is, nog vlug even verlossen! - Wat een barmhartigheid!- Na, dat fixen we wel. - (ijsbeert). Maar wat moet dat nu voor een vergif zijn? Het moet vernietigend en niet vernietigend zijn? - Met organische en chemische vergiften kom ik er niet! - Naar de hoeveelheid kan ik evenmin te werk gaan. En zij maar slokken tot ze er bij neer vallen! Ik kan niet doseren. Ik kan toch moeilijk een ellenlang recept op het nachtkastje leggen: pro dosi zo en zo veel! - Het moet dus een fijn, nieuw en heel bijzonder vergif zijn! - Dat noch de gever noch de ontvanger tegelijkertijd vergiftigt! - Het moet een fijn, geniepig, langzaam werkend Iets zijn, dat rustig op de nakomelingen overgaat en steeds in enkele levende exemplaren vers te krijgen is! - Vervolgens moet het vergif samengaan met de grootste verrukking van de mens, met de liefdesbedwelming, met het naïefste en kostelijkste geluk, dat zij bebezitten: zodat het zeker is dat het iedereen bereikt! - Ja, dat is te zeggen, dat was eigenlijk mijn idee! - Geen vervreemding van het geestelijke eigendom! - Nou ja! - Verder. Waar moet je dat gif vandaan halen? - (denkt na, blijft staan.) Wel, uit jezelf. - (koel) Is er wel iets giftigers, iets dat zich zo tot in de fijnste adertjes vertakt, als jijzelf? - Uitstekend! - Wat verder? - Hoe moet je het nu aanleggen? - (nadenkend, zeer langzaam, met vooruitgestrekte wijsvinger zichzelf dicterend) Je moet het vergif, dat op zich misschien te sterk
is en dodelijk zou kunnen zijn, eerst organisch verzwakken en dan in een levend persoon realiseren! (slaat in de handen) Hopla, dat is het - nog een keer: je moet het ding eerst organisch zo verzachten, dat hun maag en lever het aanvankelijk goed verdragen, en het tegelijkertijd in een levend wezen, dat op hen lijkt, verpersoonlijken! - Sakkerloot! - En ten tweede: dit moet een vrouw zijn! en het vergif moet door de bekende kanalen geleid worden! - En ten derde: deze vrouw moet
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||
mooi zijn; en ik haar vader! - Sapristi! (wrijft zich in de handen) Komen wij ook eens een keer aan de voortplanting toe! - (loopt lange tijd opgewonden heen en weer) ... Nou, en wanneer ik dit kunststuk volbreng, wat krijg ik dan daarvoor? - Vriend, neem je in acht! Deze kans komt niet meer terug! Haal nu maar de opgeslagen verlanglijstjes te voorschijn! - (denkt na) - Die trap daar (kijkt naar boven) die moet hij voor me repareren. Die rotzooi. Wanneer ik nog een keer uitglijd en m'n voet breek, ben ik helemaal kreupel. - Vervolgens, die valluiken daar boven, die zijn mij onwaardig. Daar stoot ik me al sinds lang aan. Dat moet een mooie vrije toegang worden, met een leuning en een paar tapijten. - Vervolgens, dat audiëntiegedoe ben ik eveneens zat. - Wordt de toegang daarboven vrij, dan moet ik ook vrije toegang hebben! Ik moet steeds onaangediend kunnen komen. - Hij kwam immers ook steeds onaangediend hier bij mij beneden. - En verder (zeer beslist) moet hij mijn boeken vrij laten drukken, en hun circulatie in de meest uitgebreide zin, in de hemel en op aarde toestaan. Daar sta ik op. Zonder dat ga ik niet aan het werk. (Uitvallend) Wanneer iemand denkt, en hij mag zijn gedachten niet meer aan anderen meedelen, dan is dat de gruwelijkste van alle folteringen. - Die verrukking, dat druppeltje lust, dat vaten vol bitterheid genietbaar maakt, dat anderen over dát nadenken wat jij vóórgedacht hebt, - is dat zo moeilijk te begrijpen?! - Dat is punt een! - Dan - moet hier de ventilering beter worden. - (staart lange tijd naar de zoldering) ... Eigenlijk zou ik dat hol hier met goud kunnen laten opsieren, met sierlijsten aan de zoldering. - Ach, - het wordt toch niet lichter... Wat dacht je ervan als hij
mij eens de titel van graaf gaf? - Graaf Miraviglioso; of helemaal op z'n Italiaans; Signor Conte di Miraviglioso. - Foei, schaam je! Heb je niet gezegd dat je een eerlijke kerel wilde blijven? - Nou ja; ik wilde alleen maar een heel kort tijdje dat dolle gevoel hebben, zonder verbeelding dat ik werkelijk iets voorstel. Voor acht dagen maar. - Dan geef ik het aan mijn loopjongen. ...Een paar onderscheidingen en orden zou ik voor die gelegenheid wel even willen hebben! - Maar daarvoor is het niet licht genoeg hier beneden. Aan de verlichting
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||
mankeert hier het een en ander. - En verder? - Een betere garderobe! Dit Spaanse kostuum draag ik nu al sinds Philips de Tweede. Het is iets ongehoords. En alleen mijn pijnlijke nauwkeurigheid en netheid hebben me het mogelijk gemaakt dat ik überhaupt nog verschijnen kan. - Dan, om godswil, wat meubilair. Een paar kilo paardehaar ben ik toch wel waard. En een paar warme dekens. - Verder! - Een paar galonnetjes aan mijn kleren; minstens de rang van luitenant! - Dan, indelen, minstens ergens bij de Intendant; mijn god, ik help de mensen toch op een buitengewone manier. - Verder: graag een kleine ‘van’ van voren -, en dan de mogelijkheid tot een verbintenis overeenkomstig mijn stand met een kleine uit de Engelenklasse; God, zo'n pittig schepseltje, naast mij, verrukkelijk; ze mag nog zo mager en jong zijn, als ze wil; ik zal haar wel opkweken! - Wat verder nog? - Een gouden porte-épée, de titel van kamerheer, een klein kroontje, een hertogshoed of... (houdt plotseling op, grijpt met beide handen naar het voorhoofd en schreeuwt het uit als een dier.) Ah! - Ah! - Blijf weg! (Hij houdt de handen ver van zich af als om iets weg te duwen, dat op hem afkomt, en wijkt terug.) Ah! - Het komt! - Het heeft me te pakken! - Jij hond, heb ik het je niet gezegd, wanneer je uit de band springt, grijpt hij je! - Alle duivels! (spuwt iets onzichtbaars uit) Alle duivels! - Het komt! - De walging, - Hij heeft me te pakken! - Fffft! - Fffft! - O, het is te laat! - Walging! Walging! Vervloekte ellende! - Duivel! weet je het niet meer? - Weet je niet meer, dat je alleen in de ontbering, in de duisternis, alleen op de pijnbank gedijt? - En dan wil mijnheer nog trots zijn! - Ah, - ah -
(Hij maakt wurgbewegingen, sleept zich naar zijn leger, werpt zich op de buik, kronkelt krampachtig, rukt stro uit de matras, maakt er een dot van, die hij met woedend behagen in zijn mond stopt; - wordt dan langzamerhand rustiger; ligt bewegingloos terneer; en schijnt te slapen. - Lange Pauze.)
(Intussen is op de achtergrond aan de wand van het gewelf de scène helderder geworden; het vlak wordt steeds intenser verlicht; tenslotte doorzichtig; er ontstaat, zo schijnt het, een onmetelijk perspectief; langzamerhand verdwijnt ook de laatste troebele | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||
sluier, en ontwaart men een enorm dodenveld, waarop een bijna onmetelijk aantal, zo lijkt het, van uitsluitend vrouwen, in lichamelijke gestalte, met vale klederen, sommigen gebogen, anderen uitgestrekt, deels steunend op de handen, deels het gezicht in de armen begraven alsof ze sliepen; het geheel badend in een koud, schemerig, maanlichtachtig licht. - Diepe stilte.)
duivel
(wordt langzamerhand wakker, verheft zich steunend op de handen; wanneer hij zich omdraait en de scène ziet, vliegt hij plotseling overeind in zittende houding, rukt zich de knevel uit de mond) Ah! - Gedachten, jullie zijn me vooruitgesneld! (Beziet lange tijd met verrukking de scène.) Jullie hebben je verwerkelijkt, goede gedachten! - En de mindere soort heeft zich in mijn maag genesteld, en me ziek gemaakt; - zo hoort het ook! - Je hebt geboet, - en van nu af aan ben je weer een eerlijke kerel! - (Schikt zich, nog steeds enigszins uitgeput, weer in rustende houding, maar zo dat hij het oog op de scène blijft houden - mat en traag.) Wie van hen moet ik nu uitkiezen als moeder voor mijn glorieus schepsel? - Mooi! - Verleidelijk! - Zinnelijk! - Giftig! - Hersen en aderen verbrandend! - Onbevangen! - Bedorven! - Gruwelijk! - Onberekenbaar! - Gedepraveerd! - Naïef! - (Lange Pauze.)
(Hij verheft zich en zittend roept hij op halfluide, maar heldere toon, gevooisd:)
Helena - van Sparta - geliefde van Priamus - Koningin van Troje! - (Op de achtergrond verheft zich uit de rij van slapenden langzaam een gestalte met lange, slepende mantel, rond de taille samengehouden door een strik van gelijke kleur, komt langzaam, als slaapdronken, met gesloten ogen, met de nimbus van het dodenrijk rond zich, naar voren en blijft voor de duivel staan.)
duivel
Jij bent destijds met die jonge melkmuil van een Trojaanse prins er vandoor gegaan, je man, de koning, achterlatend; was dit louter uit verliefdheid? - (Helena knikt zwaar van neen.) Wat? niet eens verliefd? - Uit nieuwsgierigheid? - (Ze schijnt zich te bezinnen; knikt dan weer slaapdronken.) - Wel, omdat je het leuk vond? - (Helena knikt.) - Zonder nadenken? - (knikt) -
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||
Juist? (wacht het knikken niet af) - En toen de oorlog uitbrak, begon je toen na te denken? - (knikt mechanisch, bezint zich, en knikt weer neen.) - Dacht je toen: Zo is het nu eenmaal! (knikt van ja.) - Ga weg, ga maar weer slapen - arm, dom ding! - (Ze wacht een ogenblik, draait zich dan langzaam om en gaat vanwaar ze gekomen is.)
duivel
(na een pauze, met dezelfde heldere, zachte stem) Phryne - uit Athene - gladste van alle hetaeren - kom! (Uit het dodenveld verheft zich uit een andere rij een vrouw in hetzelfde kleed als de eerste en komt dichterbij.) Sluwste van alle tovenaressen, je hebt duizenden mannen gestrikt, hen arm en ellendig gemaakt, hun geld en gedachten geroofd, - filosofen in de maling genomen - rechters omgekocht, - staatswetten getorpedeerd, - oorlogen uitgelokt, - rijkdommen opgehoopt, - als godin heb je geleefd, - je laten aanbidden, - je hebt je vaderland bespot, - je wilde je naam als een smerige reclame op de muur van Thebe plaatsen - en daarvoor betalen, - je hebt je naakt den volke vertoond, - in Korinthe heb je tempels en standbeelden voor je laten bouwen, je hebt doorgehoerd, tot je haren wit waren - en werd tenslotte in een tempel, waarin je gevlucht was, als een onrein dier doodgeknuppeld? - (knikt zonder een woord te zeggen bevestigend op alle vragen.) - Waarom? - Uit liefde? (knikt van neen.) - Uit hartstocht? (knikt ontkennend.) - Uit een gril? - (knikt.) - Omdat je mooier en geraffineerder was, dan alle anderen? (knikt.) - Heb je er helemaal niets bij gedacht? - (knikt ontkennend.) - Liet je de dingen op hun beloop? - (knikt bevestigend.) - Ga, argeloos kind, je bent onschuldig! - (gaat langzaam en zwijgend af, als de eerste.)
duivel
(na een pauze, als boven) Heloïse, - Abdis van Parakleet - latiniste uit de twaalfde eeuw! - (Een derde gestalte verheft zich uit het dodenveld en komt in hetzelfde kleed als de vorigen naderbij.) Je hebt gestudeerd, - en je hebt bemind, - en je hebt kinderen voortgebracht, - en je hebt je leraar, Abélard, het licht der eeuw, verleid, - en je familie tot voorwerp van spot en schande gemaakt. - tot ze je geliefde tot ruin maakten, - en jou tot non, en je bent voortgegaan met je gesneden Abélard te bemin-
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||
nen, - hem vurige brieven schrijvend - tot men je tot abdis maakte; - en als abdis studeerde je verder, en bleef hem beminnen, en - tenminste in je fantasie - nog meer kinderen schenken, en met je inmiddels allang afgekoelde vriend heb je imaginaire monsterachtigheden bedreven, die men zelfs in de hel niet mag vertellen, - en je schreef hem eens: liever zou je hoer van Abélard dan rechtmatige echtgenote van de keizer zijn; - en toen hij stierf heb je zijn lijk laten overkomen, en je hield niet op hem te beminnen, en je begroef hem tenslotte met eigen handen; - en dan heb je hem nog twintig jaar op kosten van je fantasie bemind; - tot je zelf stierf? - (heeft op alle vragen stom van ja geknikt) - Waarom? - Uit liefde? - (knikt heftig ja) - Uit zuivere liefde? - (knikt heftig van ja) - Kind, je bent al rijp voor de hemel! - Houd je bereid, als de bazuin klinkt, ben je als eerste aan de beurt! - Ga inmiddels, en slaap verder! - (gestalte verdwijnt.)
duivel
(in zichzelf) Ik heb toch verdomd weinig interessants in de hel; ik moet eens een echt monster laten komen! - (denkt na, dan na een pauze) Agrippina, - moeder, gemalin en moordenares van keizers, - en zelf slachtoffer van een keizer, - kom! - (een gestalte verheft zich op een andere plaats.) - Je hebt behoorlijk wat op je kerfstokken, meisje; - toen je veertien jaar was trad je met je man in het huwelijk, en presteert het na negen jaar hem een van de grootste monsters, Nero, te baren? - Dat is jouw schuld niet! - Troost je, we hebben nu een school die bewijzen kan dat je wat de andere zaken betreft evenmin schuldig bent; alleen is deze doctrine nog niet tot de hemel doorgedrongen. - Je verwaarloost dus je man, en je levert je over aan Lepidus; - zo waren de zeden destijds! - dan span je samen met je vrijer, om je broer, keizer Caligula, te vermoorden; - het lukt niet! - daar kun je alweer niets aan doen, - je was alleen niet handig genoeg. Tenslotte wordt Caligula toch vermoord, - zo waren de zeden destijds - en je komt in de hofkringen; - dan probeer je tevergeefs enige andere voorname Romeinen in te palmen, tot je eindelijk succes hebt met de rijke advocaat Passimus - die ik voor slimmer had gehouden - en met hem een tweede huwelijk aangaat; je vergiftigt hem dan en haalt zijn erfenis binnen! - maar dat hebben
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||
al anderen voor je gedaan; - volgens de zeden des tijds! - je volgende staaltje was daarentegen al veel origineler; je trekt zo handig aan de touwtjes - van je villa uit - dat je keizerin Messalina laat afslachten door haar gemaal, keizer Claudius, huwt dan zelf keizer Claudius en wordt keizerin! - Wat dan volgde was de door jou geënsceneerde zelfmoord van Lucius Silanus; de verbanning van zijn zuster Junia en de verbanning van Lollia Paulina, wier hoofd je naderhand laat terughalen uit de verbanning, waren meer bijkomstigheden; je volgde daarin de zeden van je tijd. - Dan verschaf je je de bijnaam ‘Augusta’, de heilige, laat je zoon Nero door je nieuwe gemaal, keizer Claudius, adopteren, laat hem dan trouwen met de dochter van keizer Claudius, Octavia, vergiftigt dan die keizer, je gemaal, en roept je zoon Nero tot keizer uit. - Dat was namelijk nieuw destijds! - Je vergiftigt dan nog een paar consuls, proconsuls en medeminnaressen, en wordt tenslotte door je eigen zoon Nero vermoord! - (de gestalte heeft op alle vragen zwijgend ja geknikt.) - Luister eens, Agrippina, je bent een heel charmant persoontje, maar ik mis in je hele manier van doen de eigenlijke kunstzinnige impuls - de naïeviteit; - alles hangt af van je mateloze eerzucht! - Dat is ziekelijk! - Dat wordt op den duur vervelend! - We bezien de zaken tegenwoordig anders! - Niet één mooie moord in je hele lange levensgeschiedenis! - Ik kan je werkelijk niet gebruiken! - Ga maar weer slapen! - Welterusten! (Gestalte af.)
duivel
(na enig overleggen, voor zichzelf) Nu heb ik nog een nummer, Herodias; - maar wacht, ik neem in plaats van de moeder liever de dochter! (roept) Salome! - schone, jonge danseres, - kom eens bij me! - (helemaal achterin verheft zich een slanke, jeugdige verschijning, en komt naderbij, een vriendelijke, vrolijke gedachte op haar gezicht.) - Luister eens, lief kind, je was destijds aanwezig op het banket van Herodes? - (knikt van ja) - En daar danste je? - (knikt instemmend) - Waarom danste je? - (Zij weet het niet.) - Welnu, je danste omdat jonge, lieve meisjes nu eenmaal graag dansen, en omdat je dansles gehad had? - (knikt) - En had je succes? - (knikt) - En Herodes zei tegen je, dat je je maar eens een cadeautje moest laten geven? - (knikt) -
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||
Een mensenhoofd? - (knikt) - Een levendig mensenhoofd? - (knikt van ja) - Waarom? - (ze weet het niet) - Om te spelen? - (ze aarzelt en knikt dan instemmend) - En Herodes zond je met de beul in de gevangenis, en die houwt daar een kop voor je af? - (knikt) - En dat was de kop van Johannes? - (ze knikt onverschillig.) Je kreeg hem op een schotel en daarmee kwam je de zaal in waar het banket gegeven werd? - (knikt) - En het bloed stroomde en vulde de schotel? - (knikt) - Je vingers werden er vochtig van? - (knikt geanimeerd) - Vond je dat aangenaam of onaangenaam? - (knikt instemmend) - Ja, wat? - Aangenaam of onaangenaam? - (ze wrijft zich in de handen) - Je kreeg er een beetje jeuk van, niet? - (knikt nadrukkelijk) - Je hebt wel heel fijne vingertjes, niet? - (geen antwoord) - En dan, - dan deed je het hoofd aan je moeder cadeau? - (knikt) - Waarom? - (haalt de schouders op) - Omdat hij toch al dood was? - (knikt treurig) - En je wilde immers een levendige hebben? - (knikt van ja) - Ja, afgehouwen mensenhoofden blijven niet lang goed! ...Zeg eens, mocht je een van die mensen graag of, zoals men zegt, hield je van een van hen? - (weet niet wat te zeggen, ontkent tenslotte) , - Herodes? - (neen) - Johannes? - (neen) - Je moeder? - (haalt de schouders op en ontkent) - Maar
je hield van je afgehouwen kop? - (knikt zeer duidelijk van ja.)
duivel
(springt plotseling op) Kind, jou moet ik hebben! - (gaat op haar toe) Uit jou valt nog iets te maken! - (hij sluit haar, van opzij komend, in de armen) Je blijft vannacht bij me!
(De gestalte hoort men diep en duidelijk hoorbaar steunen. Tijdens wat nu volgt vallen over het dodenveld en op de voorgrond zwarte sluiers en schaduwen, langzaam de scène verduisterend.)
duivel
(de gestalte behoedzaam met zich meevoerend naar rechts.) We hebben grote dingen met je voor! - Je moet de moeder van een grandioos geslacht worden, waar geen aristocratie tegenop kan! - Je nakomelingen zullen geen rood of blauw maar een veel merkwaardiger soort bloed hebben. Jouw kwaliteiten zijn uniek in mijn groot en formidabel rijk! - Zelfs boven, aan het hof, ziet men onze verbintenis met genadig welgevallen! - (Hij verdwijnt met haar; de stem klinkt steeds verder verwijderd.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||
Morgen mag je alweer naar je zusters terug! - Onze hete temperamenten zorgen ervoor dat scheppen en ontstaan in ongelofelijk korte tijd voltooid worden! - Verwekken en baren wordt door ons geweld in enkele uren volbracht! - Kom, mijn kind, kom! - (Het dodenveld is nu verdwenen. De sluiers vallen nu ook op de achtergrond steeds sneller; zodat de scène spoedig helemaal verduisterd is. - Men hoort in de verte nog een geile, vrouwelijke kreet! - Dan is het nacht over het toneel, en het gordijn zakt.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Vierde Bedrijf(In de hemel. Een kostbaar gemeubileerd vertrek in roze. Maria, voornaam uitgedost op haar troon, omgeven door voornamelijk jongere engelen, in lichte, kleurige kledij, die op de trap van de troon deels zitten, deels in schilderachtige houding liggen. Een van hen heeft een boek in de hand en leest voor uit Boccacio met monotone, breedsprakige, schoolmeisjesachtige stem.)
engel
(leest voor) ‘...Agilulf, koning van de Longobarden, vestigde zijn troon, juist zoals zijn voorgangers in de Lombardische hoofdstad Pavia, door huwelijk met Teudolinga, de weduwe van Auterich, die eveneens koning van de Longobarden geweest was. Deze vrouw was zeer schoon, verstandig en eerbaar, desalniettemin werd haar een poets gebakken door een minnaar. Toen namelijk door de dapperheid en het verstand van koning Agilulf de Lombardische staat gelukkig en rustig geworden was, gebeurde het dat een rijknecht van genoemde koningin, wat de afstamming betreft iemand van armelijk milieu, maar voor het overige ver boven zijn smadelijke bezigheid verheven en schoon en groot van gestalte als een koning, bovenmate op de koningin verliefd werd. Daar echter zijn nederige komaf hem geenszins verhinderde in te zien, dat zijn liefde alle grenzen van wat mogelijk en betamelijk is overschreed, nam hij als verstandig man niemand in vertrouwen en waagde het zelfs niet, al was het maar door zijn blik, zijn liefde aan de koningin te openbaren. Alhoewel hij nu zonder hoop was, deed het hem toch deugd dat zijn gedachten
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||
zo'n hoge vlucht genomen hadden, en, laaiend van liefdesvuur, gaf hij zich alle moeite zijn kameraden in alles, wat de koningin maar kon behagen, de loef af te steken. Daardoor gebeurde het, dat de koningin, wanneer zij uitreed, verre de voorkeur gaf aan het paard dat hij verzorgde, dan aan een ander, en hij beschouwde dit als een hoge vorm van genade, en week niet van haar stijgbeugel, en hij achtte zich gelukkig wanneer hij haar klederen beroeren kon. - Maar zoals we dit vaak zien, de liefde wordt sterker naarmate de hoop vermindert...’
maria
(onderbrekend) Ja, krijgen ze mekaar nou? -
voorlezende engel
(breekt af) - Ik weet het niet, Eeuwigkuise Maagd.
maria
Kijk eens, hoeveel bladzijden die geschiedenis nog duurt?
voorlezende engel
(telt zorgvuldig) Nog twintig, Allerzaligste Moeder Gods.
maria
Ontzettend, wat lang; kun je dan niets overslaan? (laat zich het boek geven) - Wel, ik geloof dat het hier wat interessanter wordt. Lees eens verder! (Geeft hem het boek terug.)
voorlezende engel
(als boven) ‘...naarmate de hoop vermindert, en zo gebeurde het ook met deze rijknecht, die zijn verborgen verlangen, dat door geen enkele hoop verzacht werd, nauwelijks meer kon dragen, en vaak, daar hij zich van deze liefde niet kon bevrijden, het besluit nam, te sterven...’
(Op dit moment is de vrouw, een jong, bloeiend wezen met zwarte haren, met zwarte, diepliggende ogen, waarin een kwijnende maar niet ontsloten wellust ligt, in geheel wit gewaad schroomvallig bij de drempel verschenen; iedereen is verstomd en, als verblind door de nieuw aangekomene, omhoog gevlogen; de Engelen verstard en niet wetend wat te doen, de blikken op de vrouw gericht.)
maria
(die opgestaan is, bevelend) Wie is dit wezen? - (als er geen antwoord volgt) Wie heeft je binnen gelaten? - Waar kom je vandaan? - Kom je van beneden? - Ben je een gestorvene? - Of iets beters? - Een Heilige? - Wat wil je hier? - Mij beconcurreren? - Met welk recht...? (begint te beven.)
(Op dit moment komt de Duivel achter de vrouw binnen, adem- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||
loos, alsof hij zich verlaat heeft, maakt een diepe buiging voor Maria.)
duivel
Genadige vrouw, - (de Vrouw voorstellend) mijn dochter?
(De Engelen vliegen krijsend weg naar links.)
maria
(de troontreden afdalend, met een uitdrukking van hoogste verwondering) Ah! -
duivel
(haar oordeel afwachtend; dan na een pauze) Ik hoop, dat zij U bevalt?
maria
(aarzelend, tastend) Bevallen? - Neen, daarvoor is ze te mooi, dit Beest slaat alles op aarde en in de hemel. - Ik verwachtte een monster.
duivel
Edele Vrouwe, daarmee...
maria
(onderbrekend, toornig) ‘Edele Vrouwe!’ - ‘Edele Vrouwe’ - Ik ben de Eeuwigkuise Maagd en de Allerzaligste Moeder Gods! - Houd je daaraan! (Met een blik op de Vrouw.)
duivel
(zeer devoot, halfluid) Deze fijne nuances begrijpt Zij toch niet. - Ze is als een kind.
maria
Wat, spreekt ze niet?
duivel
God bewaar me!
maria
Ze kent geen enkele taal?
duivel
Ze spreekt de taal, die alle vrouwen spreken, de taal van heetste vervoering.
maria
Ik bedoel dit, je bent buiten het kader van ons programma gegaan. - Wat moet dit superbe wezen...? -
duivel
Ik moest haar op een of andere manier...
maria
(invallend) Als ik dat zou willen, zou ik een van mijn Engelen, ik zou desnoods zelf...
duivel
Oh, schoonste aller vrouwen, dat nooit; U vergeet...
maria
Ja, ja! - Heel juist! - Uiteraard! - Maar waarom zo iets schitterends! - Zo iets verrukkelijks! (halfluid tot de Duivel) Mag men haar iets geven?
duivel
U kunt haar zo maar bewonderen; ze weet nog niets.
maria
(verslindt de Vrouw met haar blikken, gaat dan plotseling in een opwelling op haar af en kust haar.)
de vrouw
(deinst bijna verschrikt achteruit.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||
maria
(overweldigd) Je puurste verrukking! - Als een kind! -
duivel
(met komisch pathos) ‘Zó uit de hand van de Schepper’ -
maria
(voelt de steek) O - buffone! - Waar haal je haar vandaan?
duivel
(zeer vereerd) Bepaalde produktiegeheimen kunnen wij niet mededelen; - overigens - haar moeder wil ik wel noemen.
maria
Ah!
duivel
Ene Salome - koppensnelster, - die met een paar danspassen een warm mensenhoofd ging halen.
maria
(nadenkend) Hebben Wij zoiets hierboven niet?
duivel
(droog) Neen, neen! - Zulke personen heeft U hierboven niet.
maria
(starend naar de gestalte) ...zulke personen heeft U hierboven niet...! En zoiets verrukkelijks! -
duivel
Wat U ziet, heeft ze van haar moeder.
maria
Van haar.
duivel
(sarcastisch) En nog iets, wat U niet ziet! -
maria
(naar hem kijkend, begrijpend) Uiteraard! - En dat is? -
duivel
De kwaliteiten van de vader komen eerst later te voorschijn; - wanneer zij een paar oefeningen gemaakt heeft...
maria
Dat geloof ik best!
duivel
Ik had mijn dagje, of beter...
maria
(die haar blik niet van de gestalte kan losmaken) En dit verrukkelijke wezen, deze verrukkelijke ogen, deze drift vol bovenaardse lust, dit wezen van bovenmenselijke deugdzaamheid en medelijden moet de mensen, zegt U, vergiftigen en verderven?...
duivel
(beslist) Dat moet!
maria
Moet dat? - Kan dat? -
duivel
(honend) Of het kan? - Voorwaar ik zeg U, zó sterk is het gif: na veertien dagen zal hij, die haar aanraakt, met ogen als stuiters rondstaren; zijn gedachten vloeien weg, hij snakt naar hoop, als een vis op het droge naar lucht; na zes weken beziet hij zijn lichaam en vraagt: Ben ik dat; zijn haren vallen uit, zijn
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||
wimpers, zijn tanden; gebit en gewrichten beginnen los te raken; na drie maanden is de huid in een zeef veranderd, en loopt het slachtoffer de etalages af of hij niet ergens een nieuwe mensenhuid kan kopen; de vertwijfeling trekt niet alleen samen in zijn hart maar loopt hem ook nog een keer stinkend de neus uit; de vrienden bekijken elkaar wederzijds, en wie op de eerste trap van de vergiftiging is, lacht hem uit, die zich op de derde of vierde bevindt; na een jaar valt zijn neus in de soep, en loopt hij naar de gummiverkoper om een nieuwe te laten maken; dan gaat hij er vandoor, naar een andere plaats, kiest een nieuw beroep, heeft medelijden met iedereen en wordt sentimenteel, doet geen vlieg kwaad meer, ontwikkelt morele capaciteiten, speelt met de muggetjes in de zon en benijdt de jonge bomen in de lente; hij wordt katholiek, - wanneer hij protestant was; en protestant, - wanneer hij katholiek was: na twee, drie jaar liggen zijn lever en klieren als vijzels in zijn corpus en denkt hij aan luchtige spijzen; dan krijgt hij last van zijn ene oog, een trimester verder zit het dicht; na vijf, zes jaar begint het overal te trekken en snellen scheuten door zijn corpus als vuurwerk; hij wandelt nog wel, en blijft dapper controleren of zijn voeten nog wel onder zijn lichaam verder wandelen; nog wat later wil hij maar liever in bed blijven; hij begint warmte erg lekker te vinden; na een jaar of acht neemt hij daags eenmaal een knook uit zijn corpus, ruikt eraan, en smijt het vol afgrijzen weg; dan wordt hij vroom, vromer, vroomst; hij mint boeken in marokkaans leer gebonden, verguld op snee en een kruis erover; en na tien jaar is hij erg mager geworden, een vergaan skelet, de muil opengesperd tegen het plafond, dat ‘waarom’ vraagt en sterft. - Dan behoort de ziel U.-
maria
(zich vol afgrijzen afwendend) Uuuuuh!
duivel
(verwonderd) Wat? - Heb ik het niet goed gedaan? - Was dit niet volgens opdracht? -
maria
(de handen voor het gezicht slaand, snikkend) Ach, die arme mensen!
duivel
(invallend) ...blijven behoefte voelen om verlost te worden èn geschikt om verlost te worden! -
maria
(die zich weer heeft omgekeerd, staart met opengespalkte
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||
ogen naar de Vrouw, in wier aanblik zij verzonken blijft; de Vrouw in de oorspronkelijke naïeve, van haar schoonheid onbewuste houding.)
(Buiten hoort men een geruis, van een arriverende groep.)
maria
(komt tot zichzelf en snelt naar de deur) Neen, niemand mag binnen! - (nadat ze voor de deur het groepje ziet) Neen, mijn zoon mag niet binnen; kan niet binnen, hij zal niet binnen; - (terugkomend, wild) Maak dat je wegkomt met die vrouw! - Doe met haar wat je wilt; maar weg, weg! - Ogenblikkelijk! -
duivel
(smekend) Lieve Maria, Eeuwigkuise Maagd, Allerzaligste Moeder Gods, ik had nog een paar wensen, ik bedoel dit, ik verdien toch...
maria
(haastig) Ja, Ja, - Ja, je krijgt een trap; - maar nou weg, weg! -
duivel
(huilerig) En Vrijheid van Gedachte! -
maria
Vriend, Je denkt al veel te veel! - Ik zal er over nadenken, of ik een goed woordje voor je kan doen; - maar nu weg! -
duivel
(met een zware zucht, maakt een diepe buiging voor Maria, begeleidt dan met grote voornaamheid de Vrouw naar buiten, en laat haar voorgaan.)
maria
(kijkt met open mond de vertrekkenden na.)
(Gordijn zakt.) | ||||||||||||||||||||||||||
Vijfde BedrijfEerste scène(Rome. Een zaal in het pauselijke paleis; aan de rechterkant (van het toneel uit gezien) bevindt zich aan de wand een provisorisch altaar, waarvoor een priester in functie is; aan de linkerkant tot aan het midden van het toneel, staan armstoelen, deels met bidstoelen ervoor, waarin de paus met zijn familie, waaronder Cesare en Lucretia Borgia, Banozza en Julia Farnese met de leden van het Heilig College, bisschoppen en aartsbisschoppen, aalmoezeniers, ceremoniemeester Burcardi, de kapitein van de pauselijke garde, en anderen tot het onmiddellijk gevolg behorenden, hebben plaatsgenomen; uiterst links, achter de stoelen, dicht op elkaar en zonder dat
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||
men de wand ontwaren kan, deels geestelijken, deels lagere ambtenaren van de pauselijke hofhouding en helemaal achterin ook wat personeel, die allen met meer of minder belangstelling de heilige handelingen volgen. Het geheel wordt uitsluitend verlicht door vier grote kaarsen, die op het altaar branden, zodat de overige ruimte in het halfdonker gehuld is. Op de achtergrond bevindt zich een zeer groot portaal, dat geopend is.)
priester
(aan het altaar, die men lange tijd heeft zien manipuleren en fluisteren) Hoc est enim corpus meumGa naar voetnoot1 - (het fluisteren en mompelen gaat verder). - Hic est enim Calix Sanguinis mei, novi et aeterni testamenti; mysterium fidei; qui pro vobis et pro multis effundetur in remissionem peccatorum.Ga naar voetnoot2
(Terwijl te midden van de toehoorders, die deels knielen, deels staan, de paus met de benen over elkaar en de handen in de schoot, naar het schijnt, onverschillig luistert, hoort men onder de overige, vooral vrouwelijke leden van het gezelschap, een levendig gebabbel en uitwisselen van opinies, dat door de staande aanwezigen achter hen telkens met een discreet ‘Ssssst’ wordt onderbroken.)
priester
(aan het altaar) ...Hostiam puram, hostiam sanctam, hostiam immaculatum...Ga naar voetnoot3
lucretia
(deelt uit een zak snoepgoed uit aan haar jongere broers en zusters.)
priester
(aan het altaar) ...Panem sanctum vitae aeternae, et Calicem salutis perpetuae.Ga naar voetnoot4
(De jongeren schijnen om het snoepgoed te vechten; er valt wat op de grond; ze haasten zich het op te rapen; men hoort plukharen en schelden; stoelen verschuiven; de dames bemoeien zich ermee; de heren manen tot kalmte; de paus kijkt om en grinnikt; achterin hoort men weer ‘Sssst... Sssst’.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||
(Cesare is van zijn stoel opgestaan en gaat achter de leunstoel van zijn vader, de paus, staan, naar wie hij zich toebuigt en langere tijd halfluid spreekt; de dames beginnen eveneens halfluid onder elkaar te spreken; de jongeren knabbelen op hun snoepgoed.)
(Bij deze woorden is de Vrouw plotseling op de drempel verschenen van het achtergelegen portaal. Achter haar ziet men een zwarte gestalte verdwijnen. Zij heeft dezelfde naïef-betoverende houding als eerder in de hemel en draagt hetzelfde witte, jeugdig-ingetogen gewaad als destijds, waaruit een, van de kaarsen onafhankelijk, licht straalt.)
(Onmiddellijk ontstaat een hevige opwinding en grote algemene onrust onder de aanwezigen, wier blikken verstard op de deur gericht zijn; al spoedig hoort men een onontwarbare vermenging van verbaasde uitroepen van de kant van de mannen, en van verwensingen van de kant van de vrouwen.)
priester
(aan het altaar, als boven) Agnus Dei, qui tollis peccata mundi miserere nobis...
(De onrust groeit steeds meer; de kapitein van de garde is enige passen in de richting van het portaal geschreden; het personeel dringt van deze kant steeds meer op naar het midden van de zaal.)
(De paus is eveneens opgestaan en staart naar de deuren, waar de vrouw onbeweeglijk blijft staan; groepjes vormen zich, heftig debatterend. Ceremoniemeester Burcardi is naar voren gekomen, om met de paus te overleggen, die hem echter geen gehoor schenkt. Men hoort de kinderen huilen.)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||
het antwoord ‘Et cum spiritu tuoGa naar voetnoot11 niet meer vernomen wordt.)
(Men hoort nu uit de menigte roepen: ‘Wie is dat’ - ‘Waar komt ze vandaan?’ - ‘Een Napolitaanse.’ - ‘Eruit met haar!’ - ‘Halt. Halt.’ - Men hoort de stem van de paus: ‘Pardon! Pardon.’)
priester
(aan het altaar, draait zich om, ziet geschrokken de verwarring, zegt echter zijn Ite Missa estGa naar voetnoot12 - en geeft, zonder dat iemand zich daar om bekommert zijn zegen.)
(Nu verlaat iedereen zijn plaats en dringt naar de deur, eerst de mannen, de vrouwen terugduwend; de paus, omgeven door zijn zoon Cesare, ceremoniemeester en garde-kapitein Burcardi, voert de Vrouw, haar voornaam verwelkomend, gestuwd door de mannen, onder luide uitroepen en verwensingen van de andere kant, ongeveer naar het midden van de zaal. - De priester heeft inmiddels een buiging voor het altaar gemaakt en is naar rechts afgegaan; een koster is opgekomen en dooft volgens de voorschriften de vier grote kaarsen. - In het zo ontstane halfdonker, waarin de Vrouw bijna magisch verlicht straalt, ziet men nog hoe de mannen als wilden opvliegen tegen de stralende gestalte, die door de paus nu bij de arm genomen is, terwijl de kapitein van de garde de degen trekt, Burcardi de grote machtige armen, als tot rust manend, hoog opheft, en Cesare woedend tegen de indringers uithaalt. De leunstoelen worden omgesmeten; men ziet hier en daar dolken door de lucht flitsen; op de achtergrond halfverstikt gehuil van vrouwen. ‘Hellep.’ - ‘Ik ben het niet.’ - ‘Je hebt de verkeerde voor.’ - ‘Te wapen.’ - ‘Soldaten!’ - Men hoort Lucretia's stem: ‘Cesare! - Cesare! - Mio papa - help!’ - Tenslotte dringt de groep met de Vrouw en de paus naar de deur; alles en iedereen er achteraan stormend; de vrouwen krijsend naar twee kanten af: het gordijn zakt.)
| ||||||||||||||||||||||||||
Slot-scène(decorwisseling)
(Een straat in Rome voor het pauselijke paleis. Droevige, waterkoude ochtendschemering; in een hoek een laag brandend, flakkerend olielicht. - Doodse stilte. Een deur in het pauselijke paleis wordt geopend en langzaam | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||
treedt de Vrouw naar voren, de rokken dicht bij elkaar, de half ontblote borst beschuttend tegen de koude, met verwarde haren, holle ogen, afgetobd en verkommerd; doet de deur zacht achter zich dicht; sloft een paar passen naar voren; ze heeft twee soorten pantoffels aan, beide te groot; in de oren en om de hals versierselen van briljant; kijkt schuw om zich heen; dan vliegt de)
duivel
(die tot dan toe ongezien naast een regenpijp in de schaduw gestaan heeft, op haar af, gebiedend) Nu op naar de kardinalen! Dan naar de aartsbisschoppen! Dan naar de gezanten! Eerst naar de gezanten van de Italiaanse staten; dan naar de buitenlandse gezanten! Dan op naar de Camerlengo! Dan naar de oomzeggertjes van de paus! Dan naar de bisschoppen! Dan alle kloosters af! Dan naar het overige mensengespuis! - Schiet op en houd je aan de hiërarchie! - (Vrouw langzaam af.)
(Gordijn zakt.)
|
|