Medewerkers
oskar panizza, 1853 - Bayreuth 1921. Uit een Hugenoten-milieu afkomstig, werd hij volgens het principe van de Hernhutters opgevoed. Studeerde in München, werd arts, schreef gedichten (Düstere Lieder), satiren (Aus dem Tagebuch eines Hundes; Die Unbefleckte Empfängnis der Päpste, toneelstukken (Das Liebeskonzil en Nero), alsmede de studies Psichopatica criminalis, en de Visionen der Dämmerung.
In 1895 kwam Das Liebeskonzil de auteur op een jaar hechtenis te staan; uitgeweken naar Zwitserland werd Panizza daar wegens majesteitsschennis vervolgd, zodat hij verder uitweek naar Parijs, waar hij in 1903 het onuitgegeven werk Interlalja schreef. Hierin beweerde hij o.m. dat Keizer Wilhelm II onder het pseudoniem Karl May een aantal fantastische reisverhalen had geschreven. Een jaar later werd Panizza als krankzinnige opgesloten in een inrichting bij München, in 1921 stierf hij in een gesticht in Bayreuth. Pas in 1962 verscheen in beperkte oplage een facsimile-uitgave van Das Liebeskonzil (bij Jes Petersen, Tingplatz 2, Glücksburg/Ostsee) die wegens godslastering (§ 166 StGB) in beslag werd genomen; een Franse uitgave verscheen datzelfde jaar als Concile d'Amour, met een voorwoord van André Breton.
robert pinget, Genève 1920. Leeft in Parijs. Behoort met Robbe-Grillet, Butor, Sarraute, Simon e.a. tot de zgn. groep van de ‘Editions de Minuit’. Romans: Mahu ou le Matériau (1952), Graal Flibuste (1956), Baga (1958), Le Fiston (1959), Clope au dossier (1961), L'Inquisitoire (1962).
paul snoek, St.-Niklaas-Waas 1933. Textielfabrikant in zijn geboortestad. Dichtbundels: Archipel (1954), Noodbrug (1955), Aardrijkskunde (1956), Tussen vel en vlees (1956), Ik rook een vredespijp (1957), De heilige gedichten (1959), Hercules (1960), Richelieu (1961). Proza: Reptielen en Amfibieën (1957), Soldatenbrieven (met H.C. Pernath).
daniel spoerri, Roemenië 1933. ‘Denkt in zijn jeugd dichter te zijn maar laat de poëzie totaal varen als zijn manuscripten gestolen worden onder de
Lees verder op pagina 160