| |
| |
| |
Jürgen Becker
Velden
Vertaling Yves van Domber
1
is de maan nu op (?) kom ik omhoog in bed zittend en ik krab me zometeen nog dood; intussen is onze zon, sociaal gezind, al totaler dan haar verduistering in deze beenderbleke ochtend; nou; zo tegen 't schuine licht te knipperen kop erbij en overeind!: anders krijg je er van iemand een voor je kop en versufd en verslagen weet ik niet meer wie en met wie in mijn schemertoestand
| |
2
op twee benen zack en staande temidden van wat en vragend naar weer en dag vol droom nog schavend wapenkleurig de kin uit gewoonte en zorg om de gevolgen van nalatige zorg voor de huidverzorging je kop erbij neen op je hoofd alweer deze herfstsymptomen van nu af aan nooit meer klokslag beginnend het gillen van de zaag beneden in de bouw en boven het zuigen van hennep en koehaar pijnlijk nauwkeurig als het gelui van Kunibert en kraanbruisend het kostelijke fluornat neen hoe parelend in en in stappend het nieuw perlongevoel aktief en getaft getest gegorgeld beginnend gemalen gefilterd nu vandaag maar eens gegil in de mixer au morsend heet van de plaat op drie en fffffft ook dat nog van gisteren oudbakken en schimmelig gezwavelde vruchtenpulp met kleurstof plus mierezuur onder het staan en kauwend nog koud nog droef nog kauwend en onzeker kauwend in de oprechte morgen kauwend in de kou nog in het droeve
| |
| |
| |
3
buislicht? ja geld en ruzie, het werd geen lente vannacht, zo'n mist en 't is zo zinloos, veel ‘Brieven vlogen over de stad in de nacht’, hier ermee, voor gezien en zegel, verder, verder, is ons leven verzekerd?, zijn achterstallig de lasten?, spreeklesmemorie, denk en zing, zo'n koffergurl hebben we nog nooit gehad, raak me niet aan ik brand niet, verder, hoe zal ik het zeggen, zo van achter m'n schrijfbureau, hoe het in elkaar zit, terwijl men de vorm der randen, aan het toe val, ter onderscheiding, verder, vooruit wanneer vlakken groter worden,
| |
4
en iedere maar dan ook iedere keer, als ratten die in het hart beten, wanneer de bel als waanzinnig in de kamer tekeerging, rondfladderend, zich noch stillen noch vangen liet, verstard, verstijfd zonder adem te halen stond ik in de plotselinge rust, neen geen zekerheid noch verwachting noch voorbereid antwoord, wie kan er gekomen zijn buiten het regelmatige niets en nog eens niets, maar de regelmaat was dagelijks veranderlijk en ieder moment schreef regels op water en tot wederroep, was daar nu iemand, die in blindheid dwalend van de drukbel de troost van het tastbare hoopte, die wilde ik wel rusten en ouder laten worden op zijn troost op mijn rekening, neen intussen, beneden voor de glazen deur leunde me toch zo'n leren rug van zo'n vuilnisman tegen de tastatuur, in ieder krot lawaaide dus het alarm, terwijl de onbetrokken handen van de bedaard ambtshalve lawaaiende in zijn broekzakken rustten, zoals ook de wekelijkse ervaring bevestigde, waarmee ook deze maatregel erkenning vond als nut en noodwendigheid en niets er tegen in te brengen viel, of hoe zou beter het gemene welzijn gediend dan met bewijs en naar behoefte, weshalve deze beproefde bepaling elkeen betrok in haar overeenkomstige executive, want reeds de reiniging van het afzonderlijke verwarmingslichaam van zijn bruine as wettigde algemene gevolgen van bemoeienis, die wederom terugwerkte op de privaatste drukbel en bij de mededeling verwerkende een zeer ongemeenschappelijke storing teweegbracht, die ook het algemeen nuttige belang bij het reinhouden van het vater- | |
| |
städtische luchtruim niet suste, want iedere, meer dan ook iedere keer, wanneer die leren rug, wanneer die waanzinnige bel, wanneer dat fladderen, wanneer als ratten in het hart, wanneer wwoemm
| |
5
donderen vaten in de kelder waar ik woon want de bieromzet heeft zich in de laatste tien jaar verdrievoudigd daarom zegt men ja overal en steeds weer ja aan de tapkast werd de tegemoetkoming van de brouwerij beloond met vertrouwen terwijl de kosten van het levensonderhoud in de laatste tien jaar met 21% gestegen zijn donderen vaten voor zo'n natuurlijk verlangen of op het bal of in de bar in de kelder waar ik niet slaap want het steeg 1% hoger dan de prijs van de gerst en donderen vaten 20% hoger dan voor 10 jaar in de kelder want heden ten dage is er tenminste een rustpunt in de prijsontwikkeling overal de verfrissing op prijs te stellen weet men van verbruikers en is er wel iets kostelijkers dan de dorst van huis tot huis donderen vaten
| |
6
eruit eraf en nu staat het venster is open ik luister
de bierwagen beneden op straat en onderbreek mijn gekauw in de keuken Martin de kastelein staat erbij flink koel is de ochtend ik kijk naar buiten en vaal het volgende vat valt op de zak op straat de kastelein telt mee
ik kijk toe de chauffeur rolt het vat in de verte loeit een veer naar de valdeur zijn maat wacht in de bierkelder beneden ik snuif de kastelein loert naar de hemel
de chauffeur bindt het vat vast kijkt naar het raam naar mij en knikt in de goot pikt een duif een korrel op de bries van de rivier en laat het zakken door de valdeur de lucht van afval de kelder in z'n maat fluit in de verte loeit een veer ik knik weer Sankt Kunibert luidt de duif klappert omhoog klokslag de chauffeur slentert terug naar het lof naar de wagen het bier de kastelein zegt schiet op barst los de chauffeur zegt de stofzuiger boven rustig an we krijgen allemaal een groet van
| |
| |
de kapelaan en klimt op de wagen en heft vaten vet is de roet op de vensterbank de laadklep kraakt het vat ploft niet op de zak de kastelein springt weg op straat en rolt
ik kijk toe in de goot de duif de knal is weg
is fel ik ruik de chauffeur het vat de kastelein springt vloekend rolt sproeiend springt vloekend z'n maat op straat roept uit de kelder in de goot wat spoken jullie uit uit de goot de bries het bier de chauffeur de kastelein vloeit rent
rent ik kijk in de verte uit naar het het naar het vat vat vat loeit Sankt Kunibert luidt een veer klokslag vanaf de rivier voor het lof en glimlach
| |
7
kauwend rondslenterend venstersluitend slikkend kruimeltippend kommetjeswassend kleinekaskontrolerend hoofdkrabbend koffieslurpend zelfonderzoekend happend malend kauwend knersend sabbelend dichtend puistpulkend verslikkend ogenrollend hoestend hoestend steedsnoghopend steedsnoghokkend rondlummelend krentenkakkend zevend ziftend neuspulkend punteslijpen gulpknopend plasjesmakend kruisjesmakend zuchtend geldtellend tandenpeuterend toewensend nooitkrijgend erdoorkrijgend kauwend wriemelend snipperend slikkend campagneplannend schlagerneuriënd dasstrikkend spiegelprijzend paardenzadelend uitrustend nimmerrustend nooitroestend meemakend moedvattend miesmakend neenzeggend
| |
8
zit ik in de partieële schaduw hier in het verwaarloosde vertrek met grauwe muren en uitgedragen meubels erin, ja, en het blijft dus bij pogingen vast te stellen de voorbije ogenblikken van nu, ja, met het bedreigde uitzicht over de bouw en de woonformaties op dit op dat op dit, ja, op dat heiligdom uit de gotische negentiende eeuw ja, tussen de vol gestouwde dichtgepropte scheefgeschoven klerenwasenrommelladen vol opgestapelde resterende gebundelde ingenaaide en al zulks en ja, niet anders dan anders zoals bv giste- | |
| |
ren om dezelfde tijd in de oprechte ochtend, ja, en alleen dit witte papier heeft mijn toekomst op haar veld nog onwetend als mijn hand weet niet meer waarheen, ja, daarom zit ik stil en laat alles zijn voor wat het is en blijven bv ook de opengesneden brieven van de eerste bestelling uitbloeden zonder deelname en antwoord, ja, en verscheuren de algemene krant voor duits land in de flarden der gebeurtenissen en het tussenregelse verzwijgen der marginaliën van de blinde ooggetuigen van de zelfs niet waar te nemen en pauzeloze teruggang in het onderhandelen met het stof en de schoen, ja vooral in het droeve heden en elders niet anders maar wel anders in het helle morgen vooral nog niet is en duidelijk te zeggen ja, want scheuren gapen zoals grenzen scheuren zoals hechtingen breken zoals resten branden, ja, maakt dus niets uit onderdehand voor ogen op de huid tussen de tenen te bespeuren het knagen en schuren bij gelegenheid ja en ik zeg ja met grommende mond in deze vroegte, en de vernietigde brieven vermengd met de algemene flarden en resten van redes van feesten tot bederf gehandhaafd geschonden tot lezen tot wat tot genau ongehoord genau, ja, nu weg hier uit de schaduw bij Brombeer vol muizenissen en spinnen erin en hoop erin op de dag met blikken naar de loodhelle hemel
| |
9
in deze momenten van onbepaalbare hoe zal ik zeggen, neen, ik spreek niet van verlamming. Of alleen maar een ellendige Semifinale ook dat drukt het niet uit, het zijn veeleer flarden en geen beelden, de hond van Werheit die blaft ook zo, meer stemmen, kopstemmen, oorstemmen, oogstemmen, schoten, verder. Dit verandert in mijn hoofd in een tikkende ketting. De zelfstandigheid der grote gebarsten lippen. Het opwellen van de verre kleine voeten. De deken een vlakte, noem het Nevada. Nevel Nachtland. Alleen weet ik niet waar en ik noem fiktief deze topografische bepaling ze geldt niet. De zaak van de vrijheid kan ik niet aanpakken en is geen zelfbedieningswinkel. Voelt U zich bv present of genau? Vier tussenruimten later, en ik vergeet de komende zin, ik vermoed een tautologische, maar wat zou dat. Bijvoorbeeld wie be- | |
| |
doelde ik en sprak ik van mijzelf? dat zijn nog altijd meerdere, straks telbare, veel nakomelingen. Waarop het aankomt is de bepaling van diegene die aan de beurt is. Klopt niet, geen opvolging en geen opmars, om de beurt, vooruit, jij jij, het woord Kleenex maakt een geruis en wat ik mij daarbij denk. Een van mij neemt deel.
Een verschuiving. In de tijd van de heidebrem nog en de vlambloem weerom en de vlier niet meer geen schlager een detail. De wind doet het zijne en iedere wolk het hare geen gebruiksaanwijzing een toestand. Boven woont de duif beneden de muis dat staat eindelijk vast dat geldt. Een uitzicht.
Nu een blik op de achtergrond. Zo was de Affaire met Blanche mijn eerste Story van Jo Kirchner in de kelder aan het Ursula-kloster, dan zei hij Edith spoel het weg voor mij ook passé. Hoe dan de affaire in 54 en 55 en 56 en 57 liep dit ten einde dat is een thema apart zoals ook de affaire met de tram tegelijk met Hongarije de verknoeide perioden en the Lettaus sinds lang in de States waarom zeg ik dat eigenlijk dat of wat anders in het plotseling Da iedere dag vervalt in resten wat is eigenlijk nu?
| |
10
het was tijdens de algemene verwarring van geruis en het wisselen van stemmen in mijn radiokop vol dagelijks vergane ervaring en Nu en Voorbij en Komt weer dit
| |
11
eens kan men verhalen, eens, toen ik leefde voor mijzelf, toen niemand ik binnenliet in het huis en ook vrienden, stonden met bloemen ze voor de deur, deze voor hen niet opende, toen eindelijk de vrienden, moe van het eeuwig vergeefse komen, nooit meer kwamen, eens, toen stil het was in het huis en avond aan avond in de erker ik zat, achter dichte gordijnen veilig voor inkijk en aanroep, als over de straat ik uitkeek, waar in het donker vervloeiden de honden, vrouwen en vlieren, in de hese nevel, avond aan avond, eens, en een herfst verliep en een winter verging en een lente vervloog, toen eens in de vroege zomer, als weer warm het was en veilig in de erker
| |
| |
achter het gordijn ik zat en leeg zag de straat, en toen, eens in de vroege avond, een vriend, plotseling, bezorgd, met bloemen en wijn voor mijn deur stond en klopte, toen toch nog ik opstond en opendeed, mompelde, neen, vriend, niemand in huis, toen bloemen en wijn de vriend voor de deur legde en heenging, weg in de warme avond in de vroege zomer, eens, toen door de open deur een groene geur als van groene regen in huis kwam, de koude gestremde lucht bewoog en kleurde, eens, eens toen ik opsprong in de erker en liep door de kamer, de gang en naar buiten, naar buiten, de warme straat in het vroege groen van de zomer en de vriend na, eens, toen ik holde en hijgde, neen, toch thuis, verkild en verwachtend, mijnheer, op u en uw bezoek, op bloemen, op wijn, toen beiden, terug naar huis keerden, in de vroege zomer en toen de straat warm was en groen, toen vriend en ik het huis en de donkere kamers betraden en zochten, eens toen dik lag het stof op de meubelen, de laden gesloten waren en kalk van de zoldering sneeuwde, toen vriend en ik rondgingen en stommelden, zochten en riepen, waar dan, waar dan toch, waar, toen vriend en ik zagen, dat niemand, neen, ooit dit huis bewoonde, eens, kan men verhalen, het verhaal in de vroege zomer
| |
12
de ochtend schiet broksgewijs op en is nevelblind en geen wegvliegen wil gelukken in de verschuiving van zoeven en straks
| |
13
nu: rollen vuilnisvaten beneden in de hal. rust op de tafel de berg van oude brieven. telt de chauffeur de vaten op de wagen. roert geen hand zich in de keuken. gilt het hout in de zaag. bromt de rutonette boven. roept de koster tot het dagelijks lof. beweegt de rechterhand zich naar rechts. rammelt achter het pleister romeins gebeente, klikt hiernaast een naald. verlaat de rust de ruïne en der Linde. knarst de spin onder het kleed. zet de kastelein de handen in de heupen. gaat het door. sijpelt in de goot het bier. hangt rustig het gordijn. komt om de hoek de zure bries van de Rijn. verschuift het papier. gaan in de wijk de vlinders naar bed. breekt de punt. fladderen latijnse nonnen naar het klooster vijftig meter. ruist boven een closet. zetten twee blazers
| |
| |
het instrument aan de mond. schreeuwt de biersjouwer uit de kelder. bijt de rat in het hart. kraken boven matrassen. schudt de kastelein het hoofd. houdt het niet op. ratelt de kolenwagen op de binnenplaats bij Werheit. slaat in mijn hoofd een stem een andere neer. schudt de chauffeur het hoofd. sterft in de koelkast de pissebed, heft de hond van Werheit de kop. vervloeien de letters. knikken duiven. klapt de deur. slaat de kastelein met de vuist op de hand. houdt het langzaam op. wendt de hond van Werheit de kop. wordt de rechterhand moe. verandert het licht. gebeurt het niet: nu
| |
14
| |
| |
| |
15
neen eruit! hoe dan, intussen omlaag de diepte in, naar de rots, moeder heeft iets geroepen, dat is niet voorbij, de jaren in het dikste riet, of zand, gezonken en vergaan of verrot en gedroogd, storten neer storten omlaag: de spitse kiezels; krijsen, grienen, jammeren, jengelen, eruit! neen naar de diepte, de hele lange arm en alleen deze? neen aan de haren niet, ach de wind trommelt maar door, smartelijk of vredig, glimlachte ze nog, omlaag, geroepen, met stokken zorgvuldig het zand, de grond, de bodem, naar sporen en vermoedens en ik verdenk nog steeds, nog klein nog pas nog handen in de aarde op de kist geschept, gevraagd, geweend, gevraagd, gezwegen, dat is niet voorbijgegaan en ten einde, dat heeft de kiel in de bodem, diep, storten neer, weggebor- | |
| |
gen, verhangen en verplaatst en vernageld, graf, dat kan ik niet zien, erheen, dat is het gordijn en de schildwachten staren herwaarts, moeder heeft iets geroepen en ik moet naar beneden, naar de andere kant, erheen en in het zand in augustus, zomer en oosten, spreek toch! neen grens, neen rust neen, alleen wind met de geur van augurken en gekapt hout, waar, het was dus aan de kant in het dikste riet? neen, diep op het zand, vredig, en zorgvuldig met stokken de grond af, en omhoog! op de vlakte het strand, stom maar glimlachend? spreek toch! groen, glibberig, met wier, neen, niet gezien, graf, later wanneer dan, intussen, dat is niet voorbij, argwaan vermoedens ik heb niet gezien deze plek diep beneden aan de rots stoten en boren, verder, intussen, ja verder en eruit
| |
16
door de gang, gezakt en gezorgd en gepakt, als gingen we weer vluchten, dat ging toen met de akkerwagen en Hülfe Onkel Wüllüs en heel vroeg in september, toen nog geringe lokale verplaatsing de hoop op heil honoreerde, vluchten we nu eens de Eifel in: precies in het doelwit; of naar de andere kant van de Elbe? of Stranda of Ascona? naar het ierse groen? zu den anderen Leuten? naar Mosselland?: dan kunnen we net zo goed blijven zitten op de koffers, om niet de zônegewijze besmetting te overleven komnu, door de gang, daar ligt alleen maar huishoudelijke kraam
| |
17
vooruit hé: dat is me weer een mist vanmorgen, om te zingen afoggyday en ik voel me best in het britse weer, maar die grauwe bries die van de römische Rijn komt, de pater van ons land hier, en zo sta ik dan voor de deur en pomp m'n longen vol en loop de dag in
| |
18
een wagenbestuurder besloot, van de rijbaan af te buigen naar een aan zijn rechterhand gelegen parkeerplaats. Even daarvoor verminderde hij de snelheid van zijn voertuig, stelde zijn rijrichtingaanwijzer in werking en zwenkte dan, om de voorziene afbuiging naar rechts minder scherp te moeten nemen,
| |
| |
ongeveer een meter naar links op de rijbaan. Een hem volgende wagenbestuurder werd door deze manoeuvre belemmerd en botste met het linker voorspatbord van zijn voertuig op het rechterachterspatbord van het voor hem rijdende en onverwacht naar links afgebogen voertuig
| |
19
booiiing of hoe zegt men dat tegenwoordig in de toonloze schrik wel
| |
20
:een wagenbestuurder, let u op, die kort voor zulk een terreinoprit op de rechterstraatzijde zijn rij richtingaanwijzer naar rechts in werking stelt, zo ging het toch niet?, geeft daarmee niet alleen te kennen, dat hij de tot dan toe gevolgde rijrichting verlaten wil, maar in de regel, in de regel!, ook, dat hij te dien einde zijn snelheid matigen wil, niet?, juist. Welnu, hij creëert daarbij een verkeerssituatie, waardoor een hem achteropkomende wagenbestuurder voor de keuze gesteld wordt, dan wel ook zijnerzijds vaart te minderen, of, of het voor hem rijdende voertuig in te halen. Wanneer deze echter gelijktijdig en onmiddellijk daarop, in plaats van het aangekondigde afbuigen naar rechts ook onmiddellijk ten uitvoer te brengen plotseling in de tegenovergestelde jazeker de tegenovergestelde richting uithaalt, dan kan hij, dat zie je toch wel, de achteropkomende verkeersdeelnemer in aanzienlijk gevaar brengen, eens? Deze kan weliswaar in een uitzonderingsgeval, maar ook alleen in geval van uitzondering, bedacht zijn op het inhalen, bevobbeld, laten we een geval bij de kop nemen, omdat het bij het voor hem uitrijdende voertuig om een te allen tijde gevaarlijke pantserwagen gaat, of, bijvoorbeeld omdat de inrit voor iedereen zichtbaar nauw is, ja, vaak echter, let wel, zal hij door zoiets verrast worden. En! heeft hij op dit tijdstip nog geen aanstalte gemaakt om in te halen, dan geraakt hij, op zijn minst, in twijfel erover, wat de voor oprijdende van plan is, genau, en wordt daardoor in zijn besluiten, voor het geval hij daartoe nog in staat is, gehinderd, op zijn minst. Mogelijk wordt hij zelfs genoopt tot het in werking stellen van de reminstallatie, waar- | |
| |
door hij zichzelf en andere, achterop komende verkeersdeelnemers in gevaar brengt. Precies. Is hij echter reeds met inhalen begonnen, dan ligt het isniet voor de hand, dat het onverwachte afbuigen van de voorman ernstige gevolgen kan hebben. Het linksafbuigen, weet
u, voor het afbuigen naar rechts en wel in een terrein is daarom alleen dan geoorloofd wanneer, nou, wie antwoordt?, wanneer jazeker men er geen rekening mee hoeft te houden dat een achteropkomende verkeerspartner aanstalten maakt te passeren, gesnopen?
| |
21
als belaste en thans in de opheldering van rechtswege bij zulk een dagelijks voorvallend ongeval betrokken getuige: in de spontane correspondentie met het kompetente centrale bureau via de mondelinge weg van een spreekbuis en een draad in het plichtmatig afwachten van het ambtelijke voertuig ten dienste van algemene voorbijgangers bij dag en bij nacht: als het gegeven voorval exakt reproducerende en de opnemende verbalisant dienende persoonlijkheid?
| |
22
maar laat wie dan ook aangifte doen en nog zul je niets weten
| |
23
want de door de bank genomen opvatting van het gebeurde in het naar de tijd onbepaalbare genau genomen geval tot geval in de menig te met vertrokken mond naar aanleiding van achteloos voortbewegen van de afwezige glimlach van hier tot daar of plotseling tegemoetgereden opgewekt tot gemeenschapszin tot het gesloten front vol vuisten op gebarste straat beroerd en dreigend ja te jellen mee te trappelen in de beweging van allen uit opgehoopte voorbije nooit verloren van allen ineengeslagen besloten tot het bittere einde en een groepje nog onwrikbaar
| |
24
gieren in mijn herinnering de nachtjagers 's nachts over het huis in Thüringen, het was als het inslaan hoorbaar en de vermoedelijke afstand was vermoedelijk midden in mijn herinnering
| |
| |
| |
25
| |
| |
26
er ging veel om in mijn hoofd. het rolde er in het rond. gemurmel van achterste banken verdekt ontdekt verhoord voor het bord gezet en weg. het schuurde en scheurde. neen. scheurde niet. neen. het bleef er liggen. waar. helemaal beneden in het bezinksel onder het scheppen en graven bovenop erop geplaatst. erop gezet erop het merk de label en weg. er kon veel in. het paste was passend gemaakt aangepast eringepast en past. er viel veel af geslagen gecoupeerd verminkt af en weg. het lag er in het rond. het stuiptrekte en glom in het graf. daar kwam het door het slijk gekropen steen en been klagend. verheffend romp en stomp en weg. ja in de put zat veel in het slijk in mijn hoofd, het bonsde tegen de muren. vergeefs. het trommelde op hout. vergeefs. het tingelde in de Advent. vergeefs. knielde in het stro bleef er liggen. vergeefs. brulde in het duister en de hel en brulde. vergeefs. bleef plotseling staan verstomd. luisterde. waarom. vergeefs. daar begon het weer van voorn af aan bonsde tegen de muren rammelde tegen het hout riep naar iets. waarnaar. greep ergens naar. vergeefs. het ging eindelijk liggen. daar lag het er was rust er was vrede. vergeefs. gaf geen teken gaf geen hoop. vergeefs. geen hoop op hoop. vergeefs. geen hoop op hoop op teken. vergeefs. het was niet aan een begin het was niet ten einde er was geen einde het zette zich voort. vergeefs. van hier naar daar naar elders. altijd heen altijd maar altijd naar ergens nergensom. het ging voort in de put. om niet anders niets in mijn hoofd. daar kroop het naar voren en rolde in elkaar en knorde was gewond sliep niet in jankte niet antwoordde niet op vragen vroeg niet. zweeg niet lalde liever niet kletste niet liever tikte voortdurend en weg. daar gaf het blijk van weet van protokollen en preek ingeplant ingekist en weg. waarheen. in het zand. verdwenen. in de sintels. gesmolten. in de wind. vervlogen en weer jaaaah weer met bellen met ketenen met bekkens met ratels met stokken met potten en pannen met
scheppen erop een lading een hoop een klomp en weg. daar lag het erin mijn kop.
wat deed het.
dat.
| |
| |
hoe kwam het daartoe.
er kwam ertoe.
wanneer begon het.
dat begon zo.
waarom was het erin.
het was erin.
wat.
het.
wat nog meer.
het.
verder niets.
verder het.
wat deed het.
verder niets.
wanneer kwam het.
het kwam.
wanneer was dat.
het was.
wat.
het.
wanneer.
neen.
wat.
neen.
wat.
het.
neen.
erin.
waarom.
erin.
wanneer.
erin.
waar.
erin.
wie.
o.
| |
| |
wie.
op.
wie.
houden.
wat.
a.
wat.
af.
wat.
zeggen.
wat.
op.
wat.
zeggen.
wat.
af.
wat.
houden.
houden.
op.
op.
af.
af.
zeggen.
zeggen.
ophouden.
wat.
ophouden zeggen.
wat.
wat erin.
wat.
afzeggen.
afzeggen.
afzeggen wat erin.
afzeggen wat.
afzeggen wat erin was ophouden.
| |
| |
ophouden.
ophouden in mijn hoofd.
ophouden verhoren en daar begon het in de rust later.
ophouden afvragen en bleef het daarbij en wachtte af de rust later, de rust later was het erin in het beneden in de put. het rolde rond en wilde het wat van wat. wat van wat scheurde wat. scheurde af van wat het sijpelde. daar sijpelde het er vandoor. de rest en weg en weer. stuk voor stuk gescheurd van stomp om stomp voor weer voor rest voor weg en weer weg. er vandoor naar voren naar daar en beneden daar daarachter daarnaast achter naast omhoog gegorgeld naar daar beneden gespuwd, daar in het erin, er was daar veel in het erin. daar veel en weg verder niets. verder veel van niets van elders van weg. veel verder van erin. weg erin. veel niets. niets erin. veel weg. daar niets daar veel. verder weg. verder erin. er was verder erin. daar veel daar van. daar niets.
| |
27
daar in mijn herinnering is echter het ogenblik hijgend en vreemd niet van Nu als schrille gebeurtenis in de algemene wat mij betreft politieke ochtend? wel, kijk toch en luister: ja niets dan dit: ik beweeg mij door: in: naar: onder: onderweg, in de gemiddeld iets hogere besmetting, eruit uit deze grauwgemuurde waarikwoon, vaderstad, zoonstad: just! ja! allelujalaaf!
| |
28
:het zink van werksters op tegels schel op vieze vrijdag vroeg temidden van krijsend klinisch witte reinheid in stinkende buurt van tikken en tippelen en grijs kringden duiven om het gotische heiligdom in de touwkleurige hemel van de rijnlandse depressie op de twaalfde dag in de miese meimaand in algerijnse krisis met schietbevel en minister in grond en vrede gefikst konflikt verschoven latisch gelal en degaulle wil landen in Wahn op de hei en hees als heidebrem zo geel in de middagmist om zeventienuurdrieënvijftig zevenponder en groot vijfenvijftig met hoop en niet zonder vrees in deze maakbaar gemaakte wereld
| |
| |
| |
29
kraait hij dus nu: de snoes en mijn dank. Het kaartje kennen jullie. Ja maar vertel eens! wat? neen hoet verder moet weet ik niet. Blauwpennen verzekeren en zo. Maar, wat maar, de doop heeft hij al gehad (hä es al jedoopt) vanwege het beloftemoetenhouden (ja) en mag hij bokser worden of bisschop ja, met de vuisten alsmaar kruisen en hoeken slaan zoals Beckers en Sugar? Moet hier eens opruiming houden. De broekeman. De pukkel op z'n neus heeft hij van jou en van jou de vlek. Hoe ik mij voel, hoe maak jij het, wat willen jullie dan: bemoeien en verder nog iets? Brul en je hebt al gelijk. Dan nemen we ereen, neen dan gaan we naar Hannes, weg, kom, ik weet niet hoe noch wat, we tellen niet mee en zullen dat ook nooit doen. Of ik al in het Onraadhuis was o.k. ik zal er de bom deponeren goed zo moet men de plichten niet beschouwen maar: maar weerbaar zijn en dienen en de hersens laten weken wassen spoelen en bleken aan de Sieg- en Friedlijn? !Kommunist! Kom nu, verder nog wat? misschien van het zwarte ChorDerUntertainer? ja ik heb schijt aan unsere Stadt in gute Hände Hände goed al goed wanneer niets meer gaat toch goed gehandeld hoog in jaren Halt! hoezo?
| |
30
Een voetganger, hoewel hij er bij de gegeven plaatselijke verhoudingen van op de hoogte had kunnen zijn, dat het gelijktijdige kleursignaal Rood/Geel nog niet het op dat moment geldende wachtgebod opgeheven, maar alleen het naderende wisselen op het kleursignaal groen aangegeven heeft, gedraagt zich niet met de vereiste oplettendheid en beleid, wanneer hij de rijbaan betreedt en daarmede het gelijktijdige kleursignaal Rood/Geel dezelfde betekenis toekent die alleen toch het kleursignaal Groen toekomt, dat eerst pas hem zal toestaan, in de geboden snelheid de eerst dan overschrijdbare rijbaan over te steken en zo voor het op handen zijnde wisselen van het kleursignaal groen op het gelijktijdige kleursignaal Groen/Geel, dat uitsluitend de naderende wisseling op het kleursignaal rood aankondigt, de vereiste verkeersmatige maatregelen te treffen.
| |
| |
| |
| |
32
ja voorbij ik keek naar het wuiven voorbij geen eens zoals in de jonge heide maar
| |
33
verder op het vlakke, iets oplopende plein, zodat ik tegen een soort helling opmoet, ook gebruikt voor het parkeren, rijdt jo's vw daar weer rond?/verder dus, waar de barak eens was, weet je, waar we eens worstjes und: sagten kein einzig Wort, en ik houd m'n mond erover, dat is de buurt achter de stationsbochel, van ierse Hein, geen kwaad woord erover, weet je/in miesel en mist links achter de bogen van de brug en daar stampt nog altijddaar oud burgerlijk duits meesterlijk op de plaats beroet het Hohenzollernros naar het Westen, de groen omnevelden laatsten der soort laten we die maar laten gaan/beneden de Rijn riekt groen onze vader, eeuwig bezopen, boert de hele nacht, voert varkens af en aan, weet alles, stroomt altijd door mijn duistere kop, doezelt 's morgens, gaat er 's middags bij leggen blank is de zon er een keer, promeneert wat in de namiddag, steunt in de schemering wanneer de vette mieten omhooglonken uit de kombuizen hiiiii, en witte buiken zwemmen van vissen en de rustige afval dobbert in de olie onderlangs
|
|