Randstad 4-6
(1963)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
Ruud Kuyper
| |
[pagina 173]
| |
rie van de vormperfectie verbergen en dusdanig tot de bop in de verhouding staan van de blanke Chicagoans tot de New-Orleansers... De klassieke scholing drukt op haar composities. Het zijn perfecte oefeningen zonder uitdrukkingskracht, dode schema's zonder bezieling. Gereserveerdheid en distinctie kunnen met impotentie samenvallen... Globaal beschouwd, is de Pacific-jazz een artistieke expressie geweest waaraan elk moeten, het gedreven worden dat de grote kunstuitingen eigen is, ontbrak.’ Montrose, Rogers en Holman zijn blanken die voorspoedig opgroeiden, niet in het kerkkoor, hoogstens in het highschoolkoor zongen en in íeder café, restaurant of hotel werden toegelaten. Het is een feit dat hun muziek nogal slap klonk, maar de vraag blijft of in iedere jazzrichting de opstand, het protest, het leed moet doorklinken. Deze musici hadden, in tegenstelling tot hun zwarte collega's, niet te kampen met sociale problemen, maar met muzikale. En in hun muzikale problemen - hoe kan ik mijn werk nog interessanter, nog ‘klassieker’ maken - zijn zij vastgelopen. De Westcoast-jazz is nu uit de gratie en haar voormannen zijn van the scene verbannen naar de studio's, waar ze onbekommerd verder leven.
De jazz werd omstreeks 1954, toen in Europa (Zweden, Duitsland) nog volop Westcoast-jazz gespeeld werd, vernieuwd door arrivés als Miles Davis, Sonny Rollins, Max Roach, John Lewis, Quincy Jones, Horace Silver en Art Blakey. De muziek van Silver en Blakey stond qua expressie het verst van de Westcoast-jazz af en werd derhalve het populairst. Zoals het eens mode was, beschaafd en esthetisch te spelen, zo werd het nu mode om het funky te doen: met een overdadig gebruik van de zg. blue notes: voornamelijk de verminderde terts en kwint. Miles Davis speelde gewoon Miles Davis en bleef nog enige tijd uit de gratie. Art Blakey bezocht de lage landen enige malen en speelde telkens opnieuw de nieuwe triomfmarsen, Moanin' en The Blues March, composities van respectievelijk pianist Bobby Timmons en tenorsaxofonist Benny Golson. De triomfmars van de Westcoast-jazz, Mulligan's Walking Shoes, was verdrongen. Tot Milt Jackson (‘My religion is to live right with yourself and don't hurt anyone else, it's all what you feel here,’ he said, touching his chest) het woord Soul liet vallen. Er brak een kettingreactie los, bij jonge negermusici, bij platenmaatschappijen en bij het publiek. Wat begonnen was als een zuiver muzikale reactie op het steriele Westcoast-tijdperk van zojuist werd gepromoveerd tot een strijdmiddel van de neger tegen het sociale onrecht. Nat Adderley, lid van het kwintet van zijn al even pure jazz spelende broer ‘Cannonball’ gaf in Down Beat de volgende onvertaalbare uitlating ten beste: ‘So you get a thing ten years later that is a big commercial gimmick, Soulmusic, and everybody involved in it is coloured... I'll give an illustration: say, there is a guy sitting up in Harlem who's been trying to get a gig now for five years. He may be good he may be bad, but he's a musician. And the way he's looking at this thing is, “They didn't say anything about the Westcoast-music, they let the cool music run for ten years. Now we got something to go; we got the Soulmusic. And finally | |
[pagina 174]
| |
I've got a job”... He's going to fight to the bitter end. To preserve what? This name, this label - Soulmusic. He feels that it has a racial implication that can keep him working. To go along with this, he feels like he's felt for a long time. He feels, “Aw them ofays can't swing. None of them ofays. I don't want to hear nothin' about no ofay. I wouldn't have no ofay in my band. I don't want to play with none. And you a drag if you do. You a drag. You bringin down the race. 'Cause you know he can't swing, or how many there happens to be can't swing.” He feels that you shouldn't work with a white musician “because they're stealin' our music”. Now this is bitterness and this is Crow Jim...’
Ook op de platenhoezen van het Adderley-kwintet komt - ter wille van de verkoop - het woord ‘Soul’ voor, terwijl toch al jaren een blanke pianist in het kwintet meespeelt, eerst de Engelsman Victor Feldman, en op dit ogenblik de in Wenen geboren Joe Zawinul. Miles Davis werd er op attent gemaakt dat het beter voor zijn ‘image’ zou zijn als hij in plaats van de blanke pianist Bill Evans weer een neger nam. Hij haalde de schouders op. Zo werd een logische muzikale ontwikkeling tot een ‘commercial gimmick’ gemaakt, vermengd met wat rassenhaat. Een aantal ín 1960, '61 en '62 verschenen platen: Plenty, plenty Soul, Soulbrothers, Soulstation, Soulnik, Soul Searching, Soul Time, Soultrane, Soul Junction, South Side Soul, A double dose of Soul, Hornful of Soul, More Soul, Boss of the Soul-stream trombone, The Soul of jazz percussion, Merry olde Soul (Victor Feldman!!), The Soulful piano of Junior Mance, Soul Battle, Heavy Soul en Soul meeting. In dezelfde sfeer: Groovin' with Golson, Sayin' somethin', Good Feelin', The Sermon, The Revelation, The Truth, The Blues and the abstract Truth, The Shout, Feelin' Good. Het is niet zo moeilijk te begrijpen waarom een aantal negermusici de ‘holiness’ in hun muziek wilden laten doorklinken. Het is alsof zij hun blanke collega's er mee wilden uitdagen: Speel dit eens na als je kunt! Little Rock, de Apartheidspolitiek in Zuid-Afrika en de kwestie James Meredith hebben vooral in Europa al of niet hypocriete deernis gewekt met het onderdrukte negerras. De Soul-beweging werd er populairder door dan ooit. Geheel op zichzelf staande figuren als Charlie Mingus (Fables of Faubus) en Max Roach (Freedom Now Suite) spuwden hun gal en schreeuwden hun leed. Er ontstond een hernieuwde belangstelling voor de geschiedenis van de neger en zijn muziek. Terzelfdertijd werd het in een aantal landen, waaronder ook Nederland, weer eens noodzakelijk geacht, de jeugd van de straat te halen. ‘Moeten wij nu bij die simpele neger die zijn geloof in de Heiland uitjuicht in de leer gaan om het onze oprecht te belijden?’ vroegen een aantal verlichte dominees zich af, en vele Nederlandse jazzmusici kregen aantrekkelijke zondagmorgen-schnabbels naast de preekstoel. Mahalia Jackson werd uitgenodigd op het Newport-Jazzfestival te komen zingen. Ik zie de filmbeelden nog voor me: Een plotseling doodernstige Willis Connover: ‘Ladies and gentlemen, it's Sunday, here's Mahalia Jackson’. Alles in het donkerrood, een devoot en na afloop hysterisch publiek. Dezelfde sfeer op een aprilnacht in het Concert- | |
[pagina 175]
| |
gebouw te Amsterdam. Wim Ibo met een vroom inleidend woord en de camera's van kro en vpro broederlijk naast elkaar.Ga naar voetnoot* Mahalia Jackson wil nb. geen jazz zingen, maar haar uitspraken zijn zeer Soulrijk. ‘I sing because I feel it’. Dergelijke uitspraak hebben Ray Charles (Soul-genius), Jimmy Smith (Le premier de la classe au tableau d'honneur du Soul) en Les McCann (Soulbrother, te vergelijken met een eredoctor) ook wel eens laten vallen ter wille van de platenverkoop. Op de negerrecensente Barbara Gardner (Down Beat) maken zulke uitspraken getuige een bespreking van een plaat van Les McCann weinig indruk: ‘This album along with other McCann albums and a deluge of spirited, uptempo gook, is supposed to occupy some sort of space as being representative, in part, of the American Negro Heritage... I am not sure that McCann has the sympathie understanding of Negro culture to begin with. If he has, I cannot, for the life of me, understand how he can make such a complete mochery of this way of life... McCann is an entertainer - a fine pitch-building group-pleaser. He represents no one but McCann. In all fairness, he, personally, makes no claim to do otherwise’. Ook sommige musici uiten kritiek, niet op de ‘gimmick’ zoals Nat Adderley, maar op de muziek zelf. Pianist Elmo Hope - midden in het Soultijdperk lange tijd werkloos...: ‘Matter of fact, after Thelonious and Bud - and I came up with those cats over 15, 16 years ago - I haven't heard a damn thing happening. Everybody now is on that Les McCann kick. And he's getting his action from Red Garland. I'm not lying. I don't dig that church style for jazz. To begin with, they're not creating anything new. But I don't dig it because I'm not a religious cat, or anything like that but because it's just not creative’.
Over King Ray Charles, wiens zwarte huidskleur en blindheid steeds meer worden uitgebuit, kan het zelfde gezegd worden als over Les McCann. Hij zingt aardig, speelt redelijk piano, orgel en altsax. Terwijl blueszangers-pianisten als Randy Weston, Mose Allison en Mal Waldron weinig of geen bekendheid genieten wordt Ray Charles - zwart, blind en high-tot Genius uit-geroepen. Jimmy Smith is een harde werker die al tien jaar goed orgel speelt, nu wat meer verdient dan vroeger en wiens muziek geladen is met Soul, een woord dat niet minder maar ook niet meer betekent dan ware bezieling, dezelfde bezieling die ook het spel van Miles Davis, Zoot Sims, John Coltrane, David Oistrach, Bill Evans, Coen Moulijn, Julian ‘Cannonball’ Adderley, Phil Woods, Count Basie, Ko van Dijk, Sonny Rollins, Piet Noordijk, Victor Feldman en Thelonious Monk kenmerkt. Om maar enige andere Soulbrothers te noemen. |
|