| |
| |
| |
Heere Heeresma
Een dagje naar het strand
[1]
Daar was hij in de val gelopen. Waar de eindeloze laan, met zoveel enthousiasme betreden, zich had versmald tot een geasfalteerde bedding tussen al het steen van het centrum, begon de vermoeidheid uit zijn enkels op te stijgen naar zijn knieën en verder. Onmiddellijk ingrijpen was noodzakelijk of de grote gelukzaligheid zou verdwenen zijn. Voor minstens zestien uur, berekende hij konsekwent. Op dit moment was er weinig meer over van de hoerastemming waarmee hij uit bed geveerd het water had laten kletteren, serviesgoed stuk liet vallen en het trappenhuis had doen weergalmen.
Uit ervaring wist hij dat door verder te lopen de vermoeidheid zich achter zijn ogen zou vastzetten om er alleen nog de doffe alledaagsheid door te laten. Hij vond een portiek, ging zitten en trok zijn schoenen uit. De koelte van de tegelvloer trok door zijn sokken en de hebzuchtige vermoeidheid, die pijn in de enkels en het midden van de wreef kwam tot stilstand en ebde daarna weg. Met zijn halfhoge suède schoenen tussen zijn licht op de buitenkant steunende voeten stak hij een sigaret op en beschouwde de smalle reep lucht die nog vrijgelaten werd door de zandstenen bovenrand van het portiek en de drukke huizenreeks aan de overkant. Egaalgrijs, nog geen scheurtje, barstje of verkleuring die er op kon wijzen dat het weer veranderde. De Heer zij geprezen, beter kon het niet. Hij stapte weer in zijn koele schoenen die van voren en opzij al aardig doorweekt waren en daar een
| |
| |
prachtige donkere kleur bezaten die geen enkele verwantschap meer vertoonde met het al te vale suèdebruin. Hij overwoog ze met een natgemaakte zakdoek nu maar geheel te bevochtigen maar van hieruit vond hij niet direkt een waterplas.
Het regende zeer fijn en voornaam. De temperatuur was zwoel en het egale wolkenveld leek vandaag wel bizonder laag. Er bestond geen vrees voor een plotselinge verandering van de weersgesteldheid. Zo nu en dan kletterde er een auto voorbij, een zachtruisende fietser, een lege tram. Het leek hem nog zeer vroeg toe hoewel hij naar hij schatte al een snelle mars van meer dan een uur achter zich had. Het speet hem nu oprecht dat hij de tijd niet had geweten toen hij het huis verliet. In de verte hoorde hij licht flessengerinkel maar in de winkels aan de overkant en links en rechts van hem nam hij geen enkel teken van leven waar.
Op zoek dus. Het meest gerieflijke en ook wel het vertrouwdst kwam hem het interieur van de etalage voor waarnaast hij zat. De smalle zijruit ging in een mooie wijde boog over in het geweldig glazen oppervlak aan de straatzijde. Het was alleen stom dat ze voor de omlijsting van de etalage onderaan zwartmarmeren platen hadden gebruikt. Iedere winkelbediende wist dat honden juist deze steensoort verkozen om er tegenaan te pissen en zo'n urinevlek waarop de hele dag de zon had geschenen liet zich nog maar uiterst moeilijk verwijderen. Een ellendig karwei waarvoor elke dag weer opnieuw een de sfeer verpestend kommando nodig was om de ook al keurig geklede jongste bediende met harde boender, zeep en rubberen wisser aan de gang te krijgen. De glanzend gepolitoerde trapvormig omhooglopende etalage met slechts hier en daar een kunstzinnig opgestelde bandrecorder met geopende kap of een nietig maar fonkelend verchroomd juweel van een transistor leek hem een bizonder aanlokkelijk verblijf toe van waaruit hij als een romein aanliggend het verkeer in de nu iets sneller vallende regen uitmuntend kon blijven waarnemen. Het leek hem zelfs niet uitgesloten dat hij in deze kijkkast bizonder dronken kon worden. De gekleurde glazen bokalen die voornaam schaak speelden met een Hi-Fi geluidsinstallatie werden zeker keer op keer bijgevuld om hun extra zwaarte en
| |
| |
stabiliteit te verlenen tegen het trillen van het straks op gang komende zware verkeer. Het was voldoende. Hij voelde zich weer te fit om nog langer voldoening te vinden in de koesterende schoot van deze etalage. De reeds ingeslagen weg moest volbracht, een missie vervuld worden. Hij knoopte zijn veters vast en liet om het personeel te verbazen twee volledig geslaagde modderafdrukken van een rechter en linker schoenzool op de winkelruit achter. Het flesgerinkel leek dichterbij gekomen en hij liep even terug om van degene die daarmee bezig was te weten te komen hoe laat het inmiddels geworden was. In een zijstraat met een eindeloos lijkend perspektief zag hij in de verte de melkkar maar verder niemand. Tweemaal riep hij vrij luid waar is de man, waar is de man dan terwijl hij op de kar afliep maar die bleek zich even snel achteruit rijdend van hem te verwijderen als hij vorderde. Het nutteloze van zijn poging inziende keerde hij weer terug naar zijn uitgangspunt om verder bij het wilde onstuimige plein met zijn talloze door mossen begroeide naaldbomen rechtsaf een buurt met statige herenhuizen in te slaan. Hij had zijn tempo nu aanmerkelijk vertraagd maar met dit drentelen duurde het minstens nog een uur voor hij er was. Snel lopen vermoeide hem door zijn zwakke voeten spoedig maar dit trage drentelen kon op de duur ook moordend blijken.
In een dicht met struiken begroeid plantsoen ontdekte hij eindelijk een elektrische klok. Half acht. Hij was hopeloos te vroeg. Nog langzamer liep hij verder. In deze wijk helden de straten hier en daar gevaarlijk naar boven om de schrikachtige wandelaar toegang te verlenen tot de wijde grijze lucht en langzaam bewegende boomtoppen.
Hij kon onmogelijk eerder dan een uur of negen bij Carl aankomen. Weliswaar was de afspraak die ze hadden gemaakt zo rekbaar als ‘in de loop van de ochtend’ maar kon betekenen doch waarschijnlijk hoorde een overval tijdens het ontbijt er niet onder. Toch werd het zaak er even voor negenen te zijn. Na feestjes had hij bij Carl verscheidene malen overnacht en hij wist dat Carl omstreeks die tijd in zijn Fiat sprong om met een nonchalant vertoon van zelfstandigheid en toch niet al te laat, het
| |
| |
reklamebureau waar hij werkte te betreden. Klein, kwiek, goed gekleed en met beschaafd geknipt ponyhaar zag hij hem daar binnenlopen, post in ontvangst nemen en de receptioniste reeds opdracht geven voor een telefoongesprek nog voor hij op zijn kamer was. Carl; intelligent, zonder vertoon ruimdenkend, geestig en met het ideaal de door hem behandelde kliënten blijvend in zijn aktiviteiten te interesseren, direkteur te worden van het reklamebureau. Een geslaagde goedgelukte zijker, dacht hij. Carl was maar vijf jaar ouder dan hij en er moest heel wat gebeuren wilde hij het hem na doen. In ieder geval ging Carl deze keer finantieel in belangrijke mate bijspringen. In dit geval zou hij het zeker doen. Moeten doen omdat hij er onmogelijk onder uit kon. Alleen Medusa wist aan alles een ongewenste draai te geven en het bedrag de allure en grootte van een fooi te laten aannemen. Carl dus eerst de deur laten openen en dichttrekken en terwijl hij naar zijn wagen liep van korte afstand toeroepen.
Hij was in de buurt van het grote doel gekomen en koos zich opnieuw een portiek, ditmaal van een blank herenhuis waar een handelsvertegenwoordiging zetelde. Zijn jack voelde klam aan bij de kraag en rond de polsen maar het bracht hem niet tot huiveren. Tot zijn plezier bemerkte hij dat langzaamaan het verkeer op gang kwam. In deze buurt geen trams en zware vrachtwagens maar kleine autos; Opels, Dauphines, een enkele Amerikaan en veel fietsers die zich voorover hadden gebogen en trapten of er een zware storm woedde.
In het huis schoten overal de t.l.-buizen aan en een oude koncierge opende de zware deur en bevestigde een leren kussentje aan de deurpost. Hij gaf de man een paar sigaretten en vroeg hem te waarschuwen als het kwart voor negen was. Zonder zich te verbazen beloofde deze het en verdween weer, een doffe geur in het portiek achterlatend.
Hij was niet ontevreden over deze manoeuvre. Nu werd hij wel gedwongen hier te wachten en voorkwam dat hij in een narrige opwelling toch nog voor negenen bij Carl zou aanbellen. Zelfkennis is een eerste vereiste, sprak hij zachtjes. In de eerste plaats zelfkennis. Dan de moed de zwakke zijden van het karakter on- | |
| |
der ogen te zien. Er moeten middelen gezocht de discipline te ontwikkelen en in ieder geval te handhaven. Weet het individu zich onverbeterlijk door onmacht of onwil? Hij zoekt zich een omweg een tussenweg ter handhaving van zichzelve.
Hij opende de deur die weer terugsprong tegen het leren kussen en liep een marmeren gang in waar hij aan het eind in een kamertje de koncierge bezig zag.
U gaat de koffie zetten, zei ik. Hij ging op de aanrecht zitten.
Jawel. Als de heren d'er zijn willen ze meteen koffie hebben. Zo gaat dat. De grijze koncierge rechtte zijn rug maar vermeed het hem aan te kijken. Opzet? Gebrek aan interesse? Deugde de wereld niet en had hij zijn belangstelling verloren?
Betalen ze u wel voldoende? vroeg hij. Ik heb zo het idee dat ze misbruik van uw ondergeschikte positie maken. Het komt mij voor dat een krachtig verwijt aan de direktie op zijn plaats is. Dit is een aansporing, ik weet dat u zich nooit iets tweemaal laat zeggen!
De koncierge goot een melkfles leeg in de pan en begon de fles om te spoelen. M'n vrouw komt zo dan kan die inschenken.
Hoe laat is het nu? Hij wilde niet de kans lopen de vrouw hier te ontmoeten. Vrouwen worden ouder en blijven flinker. Ze zou wel heel wat meer mans zijn dan haar verkalkte echtgenoot.
De koncierge slofte naar de voordeur. Last van de voeten? riep hij hem na. De man antwoordde niet maar tuurde even aandachtig naar boven. Het is tien over half negen meneer. Hij kwam weer naar hem toe. Moet u iemand spreken? M'n vrouw is zodadelijk hier. Ze kent ze allemaal. Ik niet. Ik ben alleen voor de centrale verwarming.
Het is goed, zei hij. Langzaam liep hij de gang en het huis uit. Hoe ver was hij nog verwijderd van die leeftijd; een tijd die onherroepelijk kwam. Gode geve het, hij was bevreesd vroeg te sterven.
Nu voetje voor voetje. Op deze manier deed hij er nog eens een kwartier over - in dit geval een geagiteerde juffrouw in plastic vlies die hem de tijd mededeelde - en daarna stond hij onherroepelijk voor Carl's flat. Mooi op tijd, in de beste positie en goed
| |
| |
in balans. Het zelfvertrouwen niet ondermijnen door dat bittere proeven van het finantieel afhankelijk zijn van jan en alleman, deze keer weer eens speciaal van Carl. Altijd speciaal van die ene en steeds de snelle oogopslag bij het overzien van de situatie die meestal werd gered doordat alles verliep zoals hij het zich reeds voorgesteld had.
In feite was Carl een schoft. Dat dit type dure jongen geen notie had van zijn specifiek finantiële problemen deerde hem niet meer. Het bleek zelfs geen typisch staaltje van vernauwd waarnemingsvermogen. Bij het liften had hij tenslotte ook slechts te maken met de stop van een volkswagen, een handelsreiziger. Grote wagens en duurdere merken behoudens tweedehands aangeschafte, lieten alleen de bebouwde kom achter zich. Carl was een schoft omdat hij op kwalijke wijze gebruik had gemaakt van de toestand. Vol spitse grapjes zat die jongen. Terwijl hij weer eens in finantiële moeilijkheden zat - binnen enkele uren had hij te zorgen voor de kamerhuur - had hij ten einde raad Carl het geld gevraagd. Carl had er Medusa bijgeroepen en zijn vraag overgebracht zonder haar de reden te melden. Daarna had Carl hem twee foto's voorgelegd die later zijn ouders bleken te zijn, en hem gevraagd diegene aan te wijzen waar hij het meest van hield. Raadde hij het goed, het geld was hem en hoefde niet terugbetaald. Afgezien dat hij in een van die vlagen geluk die ook hem wel eens ten deel vielen goed geraden en geïnkasseerd had kon hij dit voorval maar moeilijk vergeten. Uiteindelijk was het bedrag te gering voor het genoegen dat hij hun er voor verschaft had. Het was hem onder het weifelende kiezen tenminste niet ontgaan hoe het Medusa op een bedenkelijke manier opwond, haar handen tegen haar borsten gedrukt en Carl met een fijn lachje toekijkend.
Opnieuw ergerde hij zich over dit voorval. Al enige tijd hield hij zich bezig een broodwinning te zoeken waar hij niet binnen enkele maanden uit ontslagen werd. Zijn aktiviteiten en prestaties lagen op een weinig kommercieel vlak. Wat moest hij in deze wereld aan met bijvoorbeeld zijn liefde voor dieren? Mijn opgewektheid zal mij voor zwaarmoedige besluiten beschermen,
| |
| |
sprak hij zachtjes in de motregen. Veel wat verborgen is zal tot klaarheid komen. Onverwachte talenten zullen het aanschijn veranderen. Het zij zo.
Carl kon zich nu elk moment vertonen. Zijn grote lichtblauwe Fiat stond gereed, er was werk te verrichten. Carl, men staat te trappelen van ongeduld je te ontmoeten. Je blauw coupé en de kliënten. De receptioniste, je post en de direkteur die o zo punktueel is, waar je toch naar te luisteren hebt. En je beste vriend die in de regen naast het hek trouw op je wacht tot je buiten komt spelen. Carl kan zich niet permitteren ziek te zijn, dacht hij. Zonder hem loopt er vandaag wel het een en ander fout. Hij overwoog toch aan te bellen maar de deur zwaaide open en Carl draafde al naar zijn wagen. Goddank dat ze elkaar niet nazwaaien die symphatieke moderne mensen, Medusa zal nog wel met een been in bed liggen. Snel liep hij op Carl toe en bereikte hem toen deze de sleutel in het slot van zijn wagen wilde steken.
Dag Carl, riep hij en stak beide armen uit alsof hij hem wilde omhelzen. Het lukte hem zelfs licht te hijgen. Een man die grote haast heeft gemaakt om aan de verwachtingen te voldoen.
Carls verrassing was oprecht. Hij draaide de sleutel van het deurslot om maar opende het portier nog niet. Besluiteloos stond hij even naast de wagen, spelend met de kontaktsleuteltjes in zijnhand.
Carl, kerel wat zie je er weer prachtig uit. Kijk me die helderwitte manchetten weer eens even onder de mouwen van dat prachtkolbertje uitpiepen. En die voering! Alle kleuren van de regenboog. Hij had de voering van Carls regenjas die deze los om de schouders had geslagen beetgepakt en betastte die nu met het gebaar van een kenner waarmee hij voorkwam dat Carl direkt zou instappen en wegrijden.
Apropos Carl, is Walijne al aangekleed?
Je bent gek, zei Carl. Met dit weer. Dat had je toch wel kunnen begrijpen. Carls donkere ogen stonden nog wat dof door de genoten slaap maar hij rook heerlijk fris naar lotion en beste zeep. Het snorretje bewoog terwijl de mond zich tot lachen zette. Ja, dat had hij wel kunnen begrijpen.
Neem me niet kwalijk Carl maar ik had het beloofd en je weet
| |
| |
hoe een kind als Walijne er zich op verheugt. Dacht je echt dat kinderen zich iets van het weer aantrekken? En als het erger wordt kan ik altijd nog limonade met haar drinken of naar een kindermatinee gaan. Begrijp me goed Carl, ik doe het voor jullie. Je denkt toch niet dat ik voor de lol van mijn huis naar hier ben komen lopen.
Dit was het argument. Hiermee was alles gezegd. Hij verkeerde in spanning of Carl ging proberen er nog onder uit te komen.
Gelopen? vroeg Carl ongelovig. Je bent gek. Je had net zo goed even kunnen bellen. Enfin, je bent er nu.
En daarom Carl, als jij veel van Walijne houdt en het kind een plezierige dag wilt bezorgen dan fluks die mooie portefeuille getrokken en de bankbiljetten uitgeteld want geld, mijn beste, daar kan ik jou met de beste wil ter wereld niet aan helpen. En al zijn de hemelen dichtgeslagen, het goede wordt waargenomen, de intentie gemeten naar oude beproefde waarden. Kom, zei Carl en opende het portier. Ik heb om halftien een bespreking.
Vanuit het interieur van zijn wagen probeerde hij kennelijk de toestand weer onder de knie te krijgen. Hier is geld. Als Medusa het te guur vindt geef je het haar maar retour. Het beste. Hij sloeg het portier dicht en reed zonder schokken snel weg.
Dag prolurk, riep hij zachtjes de wagen achterna. Carl had een waanzinnig bedrag gegeven alleen omdat hij er op rekende dat Medusa zou weigeren Walijne mee te geven. Dan kon zij zien hoe lief hij haar kind wel had. Prettig stel. Helaas Carl, dit geld komt nimmer weerom. Zie het als een straf voor de hoogmoed. Je vindt alles gewoon. Je aksepteert mijn moeite en verdriet als een zaak waar je eminente ik recht op heeft. Wanneer ik maatschappelijk van jouw kaliber was geweest dan zou je van dankbaarheid op je gezicht zijn gevallen.
Hij slenterde naar de glazen deur van het flatgebouw maar wachtte met aanbellen. Met zijn voorhoofd tegen het koude natte glas geleund dacht hij diep na. Iets was vergeten. Hij voelde zich treurig gestemd terwijl hij zijn spiegelbeeld observeerde. Wat kan mij de tijd schelen sprak hij zich zachtjes toe en probeerde het te zeggen met vertoon van kwaadaardigheid.
| |
| |
| |
2
Hij nam de lift naar de achtste verdieping. Carls gevoel voor perfectie nam alleen maar genoegen met de hoogste etage waar het uitzicht zo adembenemend was. Vooral s'avonds bracht een guirlande van lichtjes de bezoekers in verrukking. Carl had allerlei apparaten in de brede vensterbank opgesteld waar de gasten gebruik van moesten maken; daar stond hij op. Een enorm scheepskompas wees naar het noorden. De zware viewer op een driepoot vergrootte indrukwekkend maar de antieke zeekijker die uit elkaar geschoven moest worden vereiste een zeer vaste hand en een goed ontwikkeld vermogen tot mikken. De reliëfkaart die op een wand tussen twee ramen was aangebracht nam de laatste twijfel weg waar men zich bevond. Hijzelf had bij zijn avondlijke bezoeken terwijl onder het genot van wat drank in het duister werd uitgekeken altijd een gevoel van kil onbehagen ondergaan bij het zien van die kaarsrechte reeksen sterke lichtpuntjes die geen andere emotie bij hem teweeg bracht dan een snel opkomende verveling. De perfekte symmetrie van de doeltreffend aangelegde nieuwbouw deelde zich zelfs mee aan de onwerkelijke lucht daarboven van waaruit geen goddelijke interventie was te verwachten.
De lift stond met een tik stil en schoof automatisch open. Hij luisterde eerst aandachtig aan de deur van Carls flat voor hij aanbelde. Hij wachtte even en belde opnieuw.
Medusa liet bijna het mandje vallen. O nee Bernd. Alstjeblieft niet! Ik dacht dat het de eierboer was.
Hij nam het mandje over en zette het voor de deur neer. Daarna stapte hij naar binnen. Dag Medusa. Natuurlijk, ook 's ochtends zie je er verschrikkelijk uit. Je haar lijkt wel een onechte pruik en dan die schunnige kamerjas. Carl geeft teveel geld voor zijn eigen kleren uit.
Medusa vluchtte de badkamer in en met een tik schoot het slot van wit op rood.
Bernd, je bent toch niet dronken? Medusa's stem galmde een beetje in de betegelde ruimte. Heb je Carl nog gezien?
Ja, ik heb Carl gesproken, riep hij en slenterde naar de keuken
| |
| |
waar hij zich uit de frigidaire een ijskoud glas melk inschonk. Je weet toch dat we een afspraak hadden gemaakt? Ik neem aan dat je niet zo onbeschoft bent openlijk te bekennen dat je die was vergeten. De koude melk deed pijn aan zijn tanden maar hij dronk het glas achter elkaar leeg. Het hongerige gevoel verminderde er aanmerkelijk door.
Hij hoorde Medusa bezig in de badkamer. Ze was zich kennelijk aan het verfraaien die behaagzieke poes, voor dag en dauw al de bekoorlijke te willen uithangen. In de eetkamer vond hij een onafgeruimde tafel. Hij sneed een stuk van de salami af en inspekteerde de woonruimte die over de gehele breedte van de flat liep. Carl bezat een grote bibliotheek met de nieuwste boeken. Overal lagen typografisch mooi verzorgde reklametijdschriften op de lichtgekleurde banken en fauteuils verspreid. Hij zocht de laatste nummers van Mad en Playboy uit de stapels die wild dooreen onder de zorgvuldig vreemd gevormde salontafel lagen en hield ze apart om mee te nemen. Ook grammofoonplaten bezat Carl in overdreven mate. In de hoeken stonden hoge stapels en bovenop de boeken en onder de stoelen. Een uitgekiende artistieke wanorde die het de vrienden onmogelijk maakten ook maar iets onder voet of gewicht te verpletteren. Een beste belegging. Hij kocht als het goed ging boeken en grammofoonplaten met het vooruitzicht ze binnen afzienbare tijd weer te moeten verkopen. Hij vond een plaat van Harry Belafonte, schakelde de draaitafel in en ging met de hoes op zijn knieën in de vensterbank zitten. Hij bekeek nauwlettend het zachte negergezicht met de mooie ogen en het kortgeknipte kroesende haar. Hij was geen minnaar van deze overdreven zanger die zo onbeschaamd week en op effekt belust Waterboy zong maar de nieuwe jazz waar Carl zo'n verwoed voorvechter van was kon hij maar niet waarderen.
De lichte regen bleef hardnekkig voortduren, de lucht effen grijs met in de verte een smerig groepje zwavelgele wolken. Hij opende een raam en draaide de radiator onder zijn benen op volle sterkte. Zijn broek dampte al, spoedig was hij weer in staat uren buiten rond te lopen met dit verschil dat het geld van Carl
| |
| |
een oneindig scala van mogelijkheden aan het pure wandelen toevoegde.
Harry Belafonte liep krassend uit de groef maar Medusa was er al bij en schakelde de pick-up uit. Doe me een lol Bernd. Even niet.
Ze zag er prachtig uit. De strakke rok en de bizonder hoge hakken wezen er op dat ze van plan was uit te gaan. Haar bovenlijf hulde zich in een bizarre wijde trui. Je bent krankzinnig vroeg. Ze ging zitten op de witleren bank en stak nogal nerveus een sigaret op. Het is trouwens onzin Walijne met dit weer te komen halen. En ze heeft straf. Ze mag niet van haar kamer.
Wat is te vroeg? Als je kinderen iets belooft zijn ze al om vijf uur wakker om er iedereen aan te herinneren. En Carl merkte zoëven scherpzinnig op dat kinderen zich niets van het weer aantrekken maar als ik mij niet vergis en dat doe ik niet, breekt de lucht reeds in de verte. Een schitterende dag staat ons te wachten.
Medusa kneep haar ogen samen en tuurde naar buiten. Je bent gek, dat zijn onweerswolken.
Ja meid, het zal er van moeten komen maar neem mij in ieder geval mee want ik weet wat een vrouw goed staat.
Wat bedoel je, vroeg Medusa achterdochtig. Het deed hem plezier dat ze onzeker haar paardestaart betastte. Teken aan de wand, men dreigde haar armzalig geheim te raden.
Een brilmontuur met van die sterke lenzen en halvemaantjes erin. Hij stond op om nog een stukje salami af te snijden. Ga je uit?
Medusa voelde zich belaagd. Ze drukte tenminste haar sigaret met een vertoon van energie uit in de basalten asbak. Als ik straks wegga kan je hier niet blijven, Bernd, zei ze agressief. Carl wil daar niet van weten! Ze stond op en ging zich demonstratief voor de spiegel staan opmaken.
Het spijt me Medusa maar hoe graag ik ook in dit huis vertoef, zonder jou of Carl is het een lege huls, ontdaan van charme en geest. Carls geest en jouw charme om duidelijk te zijn. Ik wil slechts weten of je Walijne alleen laat wanneer je straks weggaat.
Hij stond voor het raam naar buiten te kijken maar voelde achter zijn rug dat ze haar spiegelbeeld in de steek liet.
| |
| |
Gaat je dat wat aan? Bemoei je er niet mee. Ik ken jongens als jij. Pooiers en armoedzaaiers en altijd bietsen. Ze begon zich nu in ernst op te winden en kwam naast hem staan om hem boos aan te kijken. Het was geen gezicht. Ze was nog maar gedeeltelijk opgemaakt. Hij keek haar aan en ze vergat niet haar hoofd naar de schaduw te wenden. Jullie hebben de pest aan Carl hé, maar hij presteert tenminste iets. Carl heeft meer talent in zijn pink dan jullie bij elkaar.
Typische vrouwelijke logica, dacht hij maar daarom nog niet altijd onjuist. Het was begrijpelijk dat ze Carl er bij haalde, zoiets als een bezweringsformule.
Het gaat niet aan over een geachte afwezige als Carl te praten. Hij keek Medusa in de ogen en voor het eerst zag hij welke kleur ze hadden zonder dat hij op de naam kon komen. Waarschijnlijk was alleen een omschrijving mogelijk. Het trof mij dat je in meervoud spreekt wanneer je het tegen mij hebt. Doe je dat alleen als je kwaad op mij bent? Je hebt gelijk, je verlaagt mijn niveau er mee en dat is grievender dan een scheldwoord. Daarbij heb je het woord pooier verkeerd gebruikt. Waarschijnlijk weet je niet eens wat er mee bedoeld wordt en dat pleit dan voor je. Hij had haar bij de schouders gepakt en drukte haar op een lage stoel. Ze stribbelde even tegen en ging toen zitten. Ze had er weinig van begrepen en zijn woorden op de een of andere manier als een kompliment opgevat.
Ik moet me nog opmaken Bernd. Geef mijn tas eens even aan. Geroutineerd ging ze verder, kijkend in de spiegel van haar tas.
Het stupide wezen tegenover hem klopte niet met het beeld van haar toentertijd bij het spelletje met de fotos. Hij had haar perverse eigenschappen toegedicht maar tenslotte kwam het neer op een wat gewaagde opmaak, gedurfde kleding en het dekadente sfeertje in dit huis. Hij ging haar vermoorden.
Medusa, lonely cat, je bent gevaarlijk als je boos bent.
Ze glimlachte een beetje zonder van het spiegeltje op te kijken. Ze voelde zich gevleid, blij weer eens de ogen van een man te veroveren om ze daarna als dat zo uitkwam zonder gewetensbezwaren uit te steken.
| |
| |
Hij hield een hand voor zijn mond en sprak er zachtjes in. Geluiden en klanken zonder betekenis. Hij kreeg oprispingen van de salami en hij had haar bijna gevraagd of er in huis iets te drinken was.
Weet je Medusa, je moet oude vrienden en bekenden niet als vodden behandelen, ook al is daar misschien reden toe. Jarenlang hebben we met je opgetrokken, broederlijk bed en brood met je delend. Of ben je dat al vergeten? Weliswaar word ik er nog misselijk van als ik bedenk hoe we lootjes trokken wie er die dag weer jou in die kraamkliniek zou gaan bezoeken maar dat was om de schijn van vaderschap te ontlopen en we kwamen toch maar met fruit en lektuur. Tien dagen lang, voorwaar dat is werkelijke trouw. De kroegbazen stonden er versteld van dat zo'n ellendig stelletje slappelingen tot zo iets in staat waren.
Medusa staarde hem aan. De lange nagelvijl die ze hanteerde ging automatisch over haar nagels heen en weer. Het kwam hem voor dat er iets van paniek uit haar houding begon te stralen maar hij waagde het niet reeds nu een konklusie te trekken. Ze kon altijd nog Carl bellen. Hij had zich al een keer in haar vergist.
Hij ontdekte dat hij niet hard of doordringend sprak maar wat zoet en overredend. Een timbre dat hij tot nu toe niet in zijn stem had kunnen ontdekken. Een geheel nieuwe sensatie beving hem. Het was ongetwijfeld voor het eerst dat hij zonder omwegen tegen iemand sprak en zei wat hij meende te moeten zeggen. Ook al was het maar tegen Medusa en had het gesprek niets om het lijf, het gevoel van niets ontziende oprechtheid maakte hem duizelig. Mocht dit gevoel van onkwetsbaarheid waarin hij zich nu ondergedompeld voelde blijvend zijn of in moeilijke situaties trouw terugkeren dan moest het mogelijk zijn ook in een gesprek met schuldeisers het gezicht niet te verliezen. Hij ging verder al bestond de kans dat hij Carl als belangrijke relatie zou verliezen en er een wraakzuchtige vijand bijkrijgen.
Ik neem het je niet kwalijk Medusa dat je een welgeslaagd figuur met een auto koos. Wie van ons had met je willen trouwen al had hij er het geld voor gehad? Voor Carl was je ideaal. Vol- | |
| |
doende ruig en onverzorgd viel je hem tussen al die geschoren vrouwen die hij reeds kende op als een nog niet genoten sensatie en daarbij ambitieus genoeg om je in zijn levenswijze thuis te voelen.
Ze viel hem in de rede, de nagelvijl als een dolk in haar hand geklemd. Wat weet je van Carl en mij. Ik hield van Carl en hij ging heel lief met Walijne om. Waarom haal je er altijd zijn geld bij. Geld kon me niets schelen. Carl verdient goed maar hij is geen kapitalist! Hij is ontzettend royaal.
Medusa, het is dat je nu op gereglementeerde wijze van Carl bent anders zou ik je in mijn armen nemen en je mond dichtspijkeren met een ijzerharde kus. Ik zie jullie nog wegrijden met Walijne als een koffer weggestopt op de achterbank. Het liefst had je het kind thuisgelaten maar je moeder verdomde het terecht voor kindermeid te spelen.
Medusa explodeerde in een hartverscheurende huilbui. Ze sloeg haar handen voor het gezicht maar niet voor ze haar tas in veiligheid had gebracht. De blonde paardestaart viel over haar schouder en haar benen kruisten zich naief, de knieën licht uit elkaar gebogen, steunend in de nauwe rok die langzaam over de gladde nylons omhoog schoof. Een plaatje uit Esquire; de call-girl die een cliënt op de proef stelt; het jonge schaamteloze meisje bij aankomst in een gesloten inrichting.
Een val? Een poging het geslonken aanzien te herstellen door zich openlijk de zwakke en misdeelde te tonen? Of had het verleden haar werkelijk overweldigd en zijn woorden geklonken als die van een chanteur die het slachtoffer ook na betaling niet met rust liet? Dit drama diende uitgezocht, het was de moeite waard.
Hij liet zich op zijn knieën voor Medusa glijden en omvatte haar enkels die hij begon te strelen tot zijn handen in haar knieholten bleven rusten. Een teder gebaar dat vriendschap kon beduiden maar de mogelijkheid inhield direkt in die wrede onredelijke behoefte te voorzien.
Ze gebruikte een bitter parfum dat niet helemaal bij haar paste maar de vertrouwde lichte geur van zweet en keukengeurtjes die ze vroeger van de snackbar waar ze werkte meenam naar het
| |
| |
tochtige kille pakhuis vond hij niet meer bij haar. Het stelde hem niet teleur maar ze prikkelde hem ook niet meer. Dat kleine verlangen haar benen verder te koesteren tot voorbij die smalle vouwen die duidelijk in haar rok waren mee getekend kon hij zonder moeite van zich afzetten. En haar kussen kon zelfs in het geheel geen sprake van zijn. Het zou afkeer verwekken en op niets lijken.
Hij liet haar knieën los en trok met zacht geweld haar handen voor haar gezicht weg. Ze had echt gehuild maar zuchtte alleen nog maar. Hij vond in haar tas een zakdoekje. Ze begon voorzichtig haar ogen te betten en het zakdoekje werd blauw van de maskara.
Hij ging weer voor het raam staan, om het haar niet moeilijk te maken zich te herstellen. Diep beneden hem gleden autootjes over het glimmende asfalt. Het groen van de bomen en perken zag er fris en gezond uit. Deze buurt, ver verwijderd van de walm en etter uit het centrum leek modern en gezond maar er waren al onmiskenbare tekenen van verval. Deuren sloten niet meer, gaten en barsten vielen in de gekalkte muren, fraaie witte stopkontakten hingen los aan een draad en buiten schilferden reeds de onder de ramen aangebrachte vrolijk gekleurde vlakken. Voor een oppervlakkige waarnemer nog verborgen maar het ergste moest nog komen. Een enkele hete zomer en snel daarop volgend vochtig herfstweer en de verwoesting werd openlijk een feit.
Hij zoog op zijn knokkels en telde de slagen van de Zaanse klok in de hall. Tien uur, wat kon er in korte tijd zoal niet gebeuren. Een vrouw in nood. Hij die zijn krachten verzamelt voor een nieuwe smerige dag is gevaarlijk voor twee. Er is reeds een leugen ontmaskerd en een fluim gevloerd waaruit nieuwe moed en wanhoop is geput voor dit korte waardeloze bestaan. En de oprechtheid is herontdekt. Het heeft plaats in woord en gebaar en waarheid en leugen blijken er hoegenaamd niets mee te maken te hebben. Een extra dimensie met de allure van een meisjes-studente. Een luxe voor mensen die het onbedreigde bestaan leiden. Bekijk hen! Oprechte mensen zijn het zich maar al te be- | |
| |
wust... Ze woekeren er mee en eisen medezeggenschap. Weet je dat Medusa?
Hij blies op de ruit en schreef in keurig blokschrift, God en daaronder het symbolische getal 333. Een streep en een aftreksom was geboren. De uitkomst Medusa gun ik jou. Ik kom er wel op een andere manier achter.
Hij draaide zich om, Medusa keek naar hem op. Sorry Bernd. Ik kon er niets aan doen. Ik ben de laatste tijd nogal nerveus.
Er is reden voor verslagenheid, dacht hij grimmig. Niet ik heb het kwaad mogen bedrijven. Ze was al nerveus.
Ze zag er nu heel jong maar toch volwassen uit. De volwassenheid van een getrouwde vrouw. Ze stond resoluut op. Bernd, je moet Walijne dan maar meenemen. Ik moet dadelijk weg. Waar neem je haar mee naar toe?
Als het blijft regenen gaan we ergens zitten en naar een kinderfilm. Er draaien er verscheidene.
Goed dan, ik ben in ieder geval om drie uur weer thuis. Ze begon bedrijvig heen en weer te lopen, beredderend als een huismoeder.
Medusa, dat je Walijne nu wel met me meegeeft komt dat door ons gesprek? Ze stopte even met haar bezigheden en keek hem nadenkend aan. Ik geloof dat je gelijk had Bernd. Misschien is Walijne vroeger veel tekort gekomen. Later praten we er nog wel eens over.
Wat had hij anders gewild? Alles maar dit niet. Hij kreunde luid. Die toon van kamaderie, die van gedeelde lief en leed, van gezamenlijk doorzwoegde nachten en voortdurend geldgebrek deden er niets toe. Met deze omgeving, clean en luxueus had wat vroeger was niets meer van doen. Wilde zij deze verhouding doorzetten dan gingen belangrijke offers gebracht worden. Wanneer zij hem als huisvriend er op na wilde houden dan was Medusa dankbaarheid en zorgvuldigheid tegenover hem verschuldigd. Iedere keer opnieuw moest er een groot gejuich opgaan als hij langskwam. Er moest gesmeten worden met uitnodigingen voor etentjes, feestjes en verrassingen. Dat was de prijs die hij eiste. Het kwam neer op prostitutie.
| |
| |
Ik ga Walijne even halen, onderbrak Medusa zijn gedachten. Ik weet niet of er koffie is. Kijk maar. Ze liep de kamer uit.
Hij hoorde de stem van Walijne. Een hoge blijde stem, gedempt door de gesloten deur en daartussendoor, kalmerend, die van Medusa. Vrouwen zijn vreemde dingen, dacht hij. Ze kunnen zonder wroeging en met blijmoedigheid haar kind koesteren met handen waarmee ze kort tevoren een vreemde ontuchting hebben gestreeld.
Hij had in het geheel geen trek in koffie. Het vroege opstaan kon hem de nek wel eens breken. De laffe smaak was niet alleen van de melk en salami. Snel en geluidloos alsof hij sloop liep hij naar de huisbar en klapte het deksel omlaag. Hij koos Wodka omdat die de naam had geen geur in de mond achter te laten. Hij schonk twee borrelglaasjes vol en dronk ze vlug leeg, zette de fles zonder gerinkel terug en klapte het deksel dicht. In drie sprongen stond hij weer voor het raam. Er was niets gebeurd. Hij onderdrukte het gevoel van opwinding na het snelle drinken.
Geen donder aan, sprak hij zachtjes. Voor mij is het middag. Ik heb uren gelopen. Los van de officiële tijdsrekening bevind ik mij in het uur dat duizenden een aperitief nemen. Duizenden hebben elkaar en ik heb alleen gedronken. Een teleurstellende ervaring slechts geschikt voor herhaling als het niet anders gaat of de kansen voor het grijpen liggen.
Hij hoorde de stem van Walijne plotseling in de hall. Ze bewoog zich luid maar snel over de parketvloer. Hoeveel lieve vrienden en familieleden zouden niet met een medelijdend lachje de opmerking hebben gemaakt dat de lieveling wel erg veel gebons en lawaai veroorzaakte?
Dag oom Bernard, riep ze, opvallend vlug de kamer binnenstrompelend. Kom je me halen?
Dit was het. Dat blonde kopje en het helemaal blije gezichtje. Het was geen wonder dat een onhandige bezoeker de opmerking plaatste dat Walijne sprekend op hem leek.
Ja Rintintin, zei hij, haar bij haar vroegere troetelnaampje noemend, gevolg van haar bewondering voor de snelle intelligente filmhond.
| |
| |
Medusa had haar jas aan. Ik heb al een taxi gebeld, kleed je haar verder aan? Ik moet nu weg. Trek de deur goed dicht, Bernd.
Oké, zei hij. Oké, verdwijn maar. Ik ben blij dat je niet langer bang bent voor je zilveren tafelbestek.
Medusa kuste Walijne oppervlakkig en was weg.
Waar gaan we naar toe? vleide Walijne en kroop dicht tegen hem aan waarbij ze heel zorgvuldig zorgde dat de stalen beugels om haar benen hem niet konden kwetsen.
| |
3
Noeste vlijt en gehoorzaamheid worden slechts van je verlangd, Walijne. Hier, vang. Hij gooide haar een sinaasappel toe die hij uit de keuken had gehaald. Zoals ze nu zat, haar benen verborgen door de tafel was ze een mooi meisje. Het blonde haast witte haar sprong en danste. In het smalle gezichtje waren de grote zeer blauwe ogen vrolijk en al een beetje spottend. De fraaie mond stond genotzuchtig een beetje open. Tussen witte tanden glansde het speeksel. Als foetus had ze speels en krachtig bewogen. Nog kon ze met opmerkelijke lenigheid in een zelfbedacht spelletje de kromming aannemen van een ongeboren kind. Doodstil op de grond liggend riep ze om toeschouwers en noemde het boontje vraagt om een verrassing. De omstanders stonden dan ernstig om haar heen maar ze bleef aandringen tot het geld rinkelde.
Deze neiging tot afpersing stelde hem gerust. Hij herkende het als iets zeer eigens.
Heb je geen lange broek om die ijzers te bedekken? vroeg hij haar.
Ze ging hem haast dansend voor naar haar kamertje. Er volgde een geharrewar van belang en nadat hij haar ook nog een trui met wilde kleuren had laten aantrekken zag ze er uit als een speelse rebel, een fatsoenlijk schoenpoetsertje.
Zijn we gereed, Walijne?
Ze moest haar jekker nog aan maar hij verbood haar schepjes en emmertjes mee te nemen. Als je straks moe bent kan ik er mee
| |
| |
rond sjouwen. Als je wilt scheppen jat je de spullen maar van andere kinderen.
Oom Bernard, je hebt wat gedronken hé, zei ze ineens. Ik heb het wel geroken hoor maar ik heb toch lekker niks tegen mammie gezegd. Anders was er gedonder gekomen.
Invloed van Carl, stelde hij vast. Hij zal die twee met zijn onzinnige driftbuien wel genoeg schrik aanjagen. Ik heb niets gedronken en als ik het wel gedaan had verbied ik je er enige aandacht aan te besteden. Ik ga niet met je wandelen om voortdurend aan nare mensen te worden herinnerd.
Hij liep nog eenmaal het hele huis rond en sloot openstaande ramen. In de slaapkamer van Carl en Medusa drukte hij even zijn gezicht in de lakens van het onopgemaakte bed.
Als het de kant is waar Carl heeft gelegen is het walgelijk, dacht hij. Geen zinnig mens zou mij geloven. Hij doorzocht de nachtkastjes aan beide zijden van het bed en vond een kleine blauwglanzende browning. Hij woog het wapen op de vlakke hand, rook aan de loop en probeerde het magazijn los te krijgen. Die voze lafbek, dacht hij. Zou hij het wapen durven gebruiken als hij Medusa in het overspel met mij betrapte?
Hij floot zacht tussen de tanden en wipte de patronen uit het magazijn. Hij zocht naar reservepatronen maar vond ze niet. De zware gladde dingetjes liet hij in de vuilstortkoker vallen. Alles was nu rechtgezet. Gevaren waren bezworen en mogelijke aanslagen voorkomen. Er stond nu niets meer in de weg om te vertrekken.
Hij sloot de voordeur zorgvuldig en zag dat Medusa een briefje voor de eierboer in het mandje had achter gelaten. Met ballpoint veranderde hij tien in zevenenveertig en schreef erbij: mocht u ook roomboter verkopen dan graag tien pakjes. Briefje direkt vernietigen a.u.b. Gespecificeerde rekening eind van de maand zenden!
Wat doe je? vroeg Walijne. Ze stond al in de geopende lift.
Zweer dat je niets zegt. Tegen niemand!
Ze stak haar handje als een vuist in de lucht. Ze stikte van het lachen. Het was een genoegen dit lachen te veroorzaken. Dat
| |
| |
overdreven voorover buigen waarbij ze een arm tegen het middenrif drukte en de mond opensperde in een geluidloze schreeuw van plezier.
De lift startte en Walijne greep even zijn hand.
Ben je ook zo bang dat ie een keer naar beneden lazert, fluisterde hij haar in het oor.
Ze knikte, woordeloos.
Beneden in de hall van het flatgebouw ontmoetten ze een al wat oudere dame. Ze was pompeus gekleed vol lovertjes en krullen en had een lieve overbeschaafde stem. Dag Walijne, ga je fijn wandelen met, ze keek hem aan. Met de minnaar van mevrouw jawel, en blijf met uw handen van haar af. U kunt een besmettelijke ziekte met u meedragen. Hij trok Walijne snel met zich mee. Buiten op straat fluisterde hij, kijkt ze ons nog na?
Walijne had enorm plezier. Ze keek voorzichtig om. Ze kijkt ons na, oom Bernard, fluisterde ze terug.
Dan moeten we als de donder weg zien te komen.
Ze hield hem zonder moeite bij in eigenaardige houterige sprongen. Ze had zich helemaal aangepast. Waarschijnlijk deerde die verlamming in het spel haar al niet meer.
De fijne regen kapselde hen in. Angst is universeel, prevelde hij voor zich uit. Het was prettig om te wandelen en tegen Walijne te praten al kon ze hem misschien niet horen. Het verloor iets van de zinloosheid waar hij aan leed in zijn gesprekken met de ruimte. Fotografisch scherp zag hij hen beiden lopen. Een leuk kind dat vol vertrouwen in hem voorthuppelde maar reeds beschadigd voor haar leven begon. En hij in zijn pillow broek en leren jack, omgeven met een odium van misprijzen en lege volstrekt lege eenzaamheid. Niemand weet hoe verloren en nutteloos ik mijzelf gadesla. De twee helften van een Maagdenburger bol geven, mits goed samengevoegd en de handvatten worden weggedacht een kogelronde werkelijkheid te zien. Wie daaraan wil tornen zal de kranen moeten opendraaien, het schip verlaten en ondergaan in een ander.
De glanzende tegels van het trottoir en het asfalt van de middenweg, de gedurfde glazen bordessen en speelse bronzen beel- | |
| |
den van spelende kindertjes voor de flats kwamen op hem toe, hielden halt en maakten front. Een onwerkelijke luchtspiegeling die zich tot het drukke verkeersplein zou voortzetten wachtte hem op zijn eenzame wandeling met het kind. Nergens waren voetgangers te bespeuren aan wie hij desnoods de weg had kunnen vragen en steels hun natte jassen aanraken.
Walijne was een grasperk opgehuppeld en nu bezig kleine witte bloempjes te verzamelen. Hij wachtte geduldig op haar zoals eigenaars van honden dat deden, in kalme berusting.
Oom Bernard. Ze kwam vrolijk op hem toe. De regen had het blonde haar tegen haar gezichtje geplakt dat leek te drijven en te schommelen op onzichtbare luchtstromen. Wil je het voor mij bewaren. Ze gaf hem een handvol van die onaanzienlijke bloemetjes, weinig zorgvuldig geplukt. Aan beide zijden van het bosje staken de stelen er uit. Je mag ze ook wel houden hoor maar je moet ze wel wegstoppen.
Hij vond een oud couvert, stopte daar het bosje in en probeerde het geheel dicht te plakken.
Ik zal ze verbergen, zei hij, haar natte handje pakkend. Dreigen er gevaren dan halen we ze te voorschijn en bieden ze aan. Er bestaat maar weinig dat daar tegen bestand is.
Met dat al vorderden ze maar langzaam. Walijne toonde grote belangstelling. Het gewone was merkwaardig en het vreemde eiste verklaring op verklaring. Het leidde hem af van de grote dingen die te gebeuren stonden. Het hield hem boven in wrevelige bezonken wateren.
Moet je vaak naar de dokter?
Nee. Straks ga ik weer maar je moet er altijd zo lang wachten en mammie laat me altijd alleen om boodschappen te doen.
En wat zegt de dokter dan? Doet hij je pijn? Hij veronderstelde dat een onderzoek gelijk stond met pijn, iets onheilspellends en onbehaaglijks. Als ze geregeld onderzocht werd bestond er nog een kans.
Walijne antwoordde hem niet. Een brandweerzuil trok haar aandacht en het gelukte haar er schrijlings bovenop te gaan zitten, de hoge schoentjes waaraan de klemmen van de beugels
| |
| |
zichtbaar werden rondzwierend.
Ze was onhoudbaar. Alles moest beroken en betast worden. Hij overwoog de bus te nemen maar Walijne ambieerde de tram. Ze wachtten in een ouderwets houten tramhuisje met een dak in Jugendstil op de zware Budapester met zijn rieten banken.
Hij gaf Walijne wat dubbeltjes om met de weegschaal te spelen die naast het wachthuisje stond. Het was doodstil. De regen was hoorbaar in de gracht die het bos van de stad scheidde. Een enkele vogel scheerde over de tramrails die hier in de buitenwijken nog niet waren ingekapseld door het wegdek.
Walijne, zullen we een taxi nemen.
Ze voelde er niets voor. Ik wil in de tram, zei ze. Als ik met de tram ga dan, ze dacht diep na maar het kwam niet.
Ze stonden juist samen op de weegschaal toen hij op zijn schouder werd getikt. Hij draaide zich met een ruk om. Het was Louis. Achter hem aan de overkant zag hij de wagen staan. Een grote Amerikaan van ouderwets model. Het portier stond open. Een jonge vrouw, half naar buiten geleund, keek toe. Ze moesten langzaam hebben gereden en de remmen haast niet hebben gebruikt. Waarschijnlijk hield Louis altijd rekening het geluk te treffen en een klant te overvallen.
Geld, zei Louis. Alleen maar geld en we praten er niet meer over.
Hij zag er in het daglicht bizonder gewoon uit, in een kolbert-jasje met een onduidelijk speldje op de revers. Hij had zijn enorme handen in de zij geplant, de voorpanden van het kolbertje losjes achter zich zodat de massieve borstkas indrukwekkend spande. Louis keek hem niet aan maar staarde haast verlegen naar de grond alsof hij zich schaamde en ook wel of het hem eigenlijk niets aan ging.
Hij kende dit. Het behoorde tot de truks van welvarende kroegbazen die niemand nodig hebben om de boel schoon te vegen. Je kon jarenlang joviaal met ze omgaan, ze bleven gevaarlijke knokkers. Hun kalmte was schijn, langzaam maar onontkoombaar wonden ze zich op. Louis' adem ging al sneller. Een ramp was zeer dichtbij.
| |
| |
Sorry Louis, ik moet met dit meisje naar de dokter. We wachtten hier op de tram. Je ziet het, ze loopt in beugels.
Walijne had even naar hen gekeken maar vond het niet leuk genoeg. Ze vermaakte zich door steentjes in de gracht te gooien.
Daar heb ik niets mee te maken, zei Louis. Hij bleef naar de grond kijken maar een kleine beweging deed vermoeden dat hij ging uithalen voor een klap.
Hij reageerde automatisch en deed een stap naar voren. Hoe dichter hij bij Louis stond hoe minder ruimte die had om te stoten. Meteen deed hij een greep in zijn zak en haalde al zijn kleingeld eruit.
Louis' beroep verraadde hem. Hij wist alles van intimidatie maar als er geld rammelde verloor hij zijn biologerende konsentratie en keek.
Het was ongeveer een gulden of drie. Louis had in een oogopslag het bedrag getaxeerd.
Dat is niet genoeg, zei hij rustig.
Sla hem in elkaar, Louis, schreeuwde de vrouw plotseling uit de wagen. Het klonk ongemeen vulgair. Waarschijnlijk was het een gewone temeier. Louis reageerde er niet op. Ze liet hem volmaakt onverschillig. Ze mocht mee in de wagen maar alleen omdat hij zich misschien kon gaan vervelen. Louis behandelde die vrouwen precies zoals zijn klanten, alleen de toon was ruwer.
Dat is alles, Louis. Ik hoop dat je ons nog wat tramgeld laat. Je kan het dat kind niet aandoen te laten lopen. Volgende week vang ik weer wat en dan kom ik langs. Hij greep de arm van Louis die zwaar maar meegaand was en liet het geld in de grote kurkdroge hand glijden.
Vergeet het tramgeld niet, Louis. Hij hoopte dat de truk werkte en ineens werd het hem ontstellend duidelijk dat hij die klap zou krijgen.
Louis draaide zich om en keek naar boven alsof aan de elektrische leiding de tarieven waren opgehangen. Hij had het geld in de zijzak van zijn jasje laten glijden maar deed een greep terug, haalde een berg geld te voorschijn en gaf hem een gulden.
Volgende week de rest, zei Louis kalm. Ik weet je te vinden.
| |
| |
Hij haalde snel en geroutineerd uit en sloeg eenmaal.
Men was op de hoogte. Het was de introduktieklap die met de linkervuist geschiedde. Aan de rechter droeg Louis twee zware gouden ringen met grote gevaarlijke stenen.
Louis liep terug naar de grote Amerikaan, heel rustig en met gebogen hoofd tegen de regen, startte onhoorbaar en gleed weg.
Walijne had het toneel wel degelijk gadegeslagen. Ze stond wit van woede op de rand van het trottoir aan de andere kant van de rails. Ze zwaaide driftig met haar handjes. Gemene man! Je mag oom Bernard niet slaan, riep ze en haar stem sloeg over.
Hij vermoedde dat Louis in de achteruitkijk spiegel hem bij het wegrijden gade zou slaan en hield dramatisch zijn hoofd in de armen.
Is het erg, oom Bernard? vroeg Walijne heel hef en sloeg haar handjes om zijn hoofd. Hij was gaan zitten op de weegschaal en voelde zich slap en trillend van angst. De klap was hard aangekomen maar hij had hem opzij van zijn voorhoofd weten op te vangen. Met zijn zakdoek veegde hij wat bloed weg. Het was niet noemenswaard.
Langzaam herstelde hij zich. Walijne was allerliefst. Ze plukte grote bossen nat gras en legde die op zijn knieën als was het een kruid die onweerstaanbare krachten samenbundelde.
De ellende dezer wereld is niet aan de goddelozen geopenbaard. Wie sterk staat slaat, de zwakke ontbreekt de kracht voor de vlucht. Hij praatte zachtjes tegen Walijne en streelde het natte zachte haar. Het liefst had hij haar in zijn armen genomen en openlijk en hartverscheurend gehuild. Geen mens was in staat lange tijd geheel alleen in de gevarenzone te leven. Dit heroïsche bestaan leverde alleen maar misprijzen op. Hij kon slechts rekenen op laatdunkende gezichten wanneer bekend werd dat hij Walijne als argument had gebruikt tegen een manende caféhouder.
Hij knoopte een schoen los en haalde het bankbiljet dat Carl hem gegeven had uit zijn sok. Het losse geld was geen belangrijke verliespost.
De tram floot waarschuwend. Hij nam een geur mee van nat
| |
| |
staal, zijn ramen waren beslagen.
Walijne ging zitten aan de kant van het raam en begon figuurtjes op het bewasemde glas te tekenen. Kinderen van haar leeftijd gingen altijd op hun knieën leunen maar dat zou haar door de beugels alleen maar pijn doen. Ze wist niet beter en zocht ook geen vervanging door op zijn schoot te willen zitten.
Kan je er nog wat van zien, Walijne, vroeg hij en wees op zijn voorhoofd.
Nee hoor, het is bijna weg. Ze wees aan hoe klein het wondje was en daarmee was voor haar de zaak afgedaan.
Ze keek de coupé waar ze zaten even rond. Er zat verder niemand. Alleen in het voorkompartiment twee oudere mensen. Ze bewonderde de rotan banken. We hebben hiervan een koffer, deelde ze hem mee en ging toen tevreden naar buiten kijken, haar koude natte handjes tussen de knieën geklemd.
De kaartjesknipper kwam bij hem. Hij betaalde maar de man bleef treuzelend staan.
Hoe gaat het er mee? Nog goed thuisgekomen? Hij had luid boven de bonzende wielen gesproken.
Hij keek de kondukteur in het gezicht. Een oude man die zijn bijziende ogen in een stalen brilletje gevangen hield. Traanadertjes zwierven over het vale gezicht, de gerimpelde mond stond allervriendelijkst. Hij kon de man met de beste wil van de wereld niet thuis brengen.
Kent u me niet meer? vroeg de kondukteur. Hij scheen verwonderd of teleurgesteld. We hebben samen nog zo gezellig een borreltje gedronken bij Lelieveld.
Het spijt me, zei hij. Moet u niet naar voren om de tram te besturen? Straks gebeuren er de grootste ongelukken. Hij sloot zijn twee geopende handen aaneen als een boek en bewoog zijn hoofd zacht heen en weer alsof hij zich verdiepte en las. Verder durfde hij niet te gaan hoewel hij die man er niet voor aanzag hen uit de tram te verwijderen, maar de afstand was nog te groot om een experiment te riskeren.
De kondukteur droop af, hoofdschuddend.
Waarschijnlijk was hij weer eens zo bezopen geweest dat zelfs
| |
| |
het café uit zijn herinnering was verdwenen. Hij herkende de naam Lelieveld niet. Werd het geen tijd voor algehele reorganisatie? Te laat, alleen mobilisatie en krachtig verweer konden nog iets redden. Hij voelde zich rot en was blij met de regen, die geluidloze weemoed, een passende gezel. Hij was gesignaleerd als een bonte hond maar waren daartussen geen schitterende kleuren te ontdekken? Alleen voor mijzelf. Men kan mij straffeloos en op klaarlichte dag overvallen en allen zullen glimlachend toezien.
God onze Vader, bad hij zachtjes. Laat mijn remweg niet te lang zijn. Voorkom met Uw goedertierenheid een fatale botsing. Geef mij als ik mag kiezen Walijne mee op de vlucht. Ik beloof U het niet te zoeken in verre landen. Ik wil mij slechts vestigen in een veenkolonie of in het merengebied, de Biesbosch. Ik zal de grenzen respekteren. Laat eenmaal Uw wil geschieden waarnaar de mijne haakt.
Ze stapten over in een snelle gele die voortzoevend en bijna zonder te stoppen naar het strand en de zee rende.
|
|