Kretschers overeenkomst met een muis wordt door Koolhaas tot in haar dodelijkste konsekwenties uitgewerkt. Op de tweede avond dat de vallen gespannen staan, loopt Irza's minnaar, Joop, erin, terwijl zij zelf door een toeval gespaard blijft. Het woord toeval geldt hier in een letterlijke betekenis. De val is reeds toe vóór Irza ze beroerd heeft. Want wat is er gebeurd?
Toen Kretscher Joop zag, die niet meer bewoog, werd hij ‘overvallen door een reeks van huiveringen, die hij gaarne als triomphantelijkheid ervaren zou hebben, doch waarin iets anders meespeelde, dat snel de overhand kreeg en dat was de dood.
Men kan nu wel zeggen: wat gaat die man de dood van Joop de muis aan; maar hij was daar zo op gespitst (! W.K.), hij was zo aan het uitroeien, hij had zo'n kille roes van verdelgen in zijn oude kop, dat die haveloos in elkaar geknepen muis onder de gootsteen hem plotseling een werkelijkheid aan de voeten bracht, die hem zwaarder schokte, dan zijn triomf dat hij er eindelijk een te pakken had, hem kon opbeuren.’ (69-70)
In zijn verbeten drang om zich van het bederf der muizen te ontdoen, heeft de oude ingenieur zich tragischerwijze zelf gekonfronteerd met de dood, die evenals het leven ondeelbaar blijkt en ook hem op dat moment van ontnuchtering beroert. De lezer ervaart deze scène als schokkender naarmate hij man en muis op de tot dan gelezen bladzijden geïdentificeerd heeft.
Kretscher besluit val en muis met de haardtang op te pakken en samen buiten in het vuilnisvat te deponeren. Daartoe zet hij eerst de achterdeur open. Praktisch, maar tegelijkertijd lijkt het wel of hij het huis wil luchten, wil zuiveren van de dood die zijn woning vult als eertijds de koolmonoxyde. Het gebruik van de haardtang, die hij overigens even later in het vuur houdt ‘om secuur niet besmet te geraken’ is in dit verband veelzeggend.
Als hij zijn keelafknijpend karwei geklaard heeft, sluit hij ‘de deur met geweld en de knip fel. Hij deed zelfs de deur van de keuken naar de gang zo hard en zo luid mogelijk dicht.’ (71)
Van de weeromstuit klapt de voor Irza nog gereed staande val dicht, zodat zij zich even later gerust aan het spek tegoed kan gaan doen. Maar ook voor Kretscher is de val dichtgeslagen. De felle klap van de deur verwijst naar zijn eigen nederlaag.
Zelf is hij in de knel geraakt, als jager heeft hij afgedaan, ‘want hij had er nu een gevangen en het trok hem weinig aan nog zo'n muis op te ruimen.’ (72)
Voor hem zat er geen spek in de val, dat ‘uitermate wulpse aas, uitbundig buiten de spanning van het dodelijk veerwerk’ (67), maar een muis, Irza, het leven zelf, de ontkenning van de dood, zoals hij haar ontwaart, achteraf, terwijl ze voor zijn bijziende ogen uitdagend draait op de niet meer gespannen veer:
‘Daar in die doodse gleuf was het woekeren van leven.
Het leven zelf en misschien was dat draaien wel iets sexueels en de rug van de muis was zo lenig en mals en het rood van het bloed en het blauw van de aderen en het bruin van het glanzend vel werden paars en lila en er ging steeds meer vorm verloren en afmeting en het werd een bloem, een vreemde oerwoudbloem misschien, langzaam bewegend met wulpse kleuren, onderin de diepe koker van Ir. Kretschers versleten ogen die nu overigens veel meer waren dan ogen.’ (75) (kurs. van mij).