fonkelende ogen in een gevoelig meisjesgezicht, die desondanks met een handgranaat tussen zijn tanden geklemd onder prikkeldraadversperringen doorkroop, een warm en opwindend gevoel bij mij opgeroepen.
De pauze viel precies voor het moment, dat een goedgeworpen handgranaat, een einde aan het leven van vier hoge, genadeloze moffen diende te maken. Ze zaten in de mooie kamer van de collaborerende burgemeester, die dus ook moest sneuvelen.
Tot op heden, vraag ik mij af, wie die pauze op zulk een hoogst psychologisch moment had gepland. Want het publiek was natuurlijk geladen, en tot veel bereid. De maker was vanzelfsprekend een doorgewinterde Bolsjewiek, maar of hij zijn film juist dáár onderbroken wenste te zien, lijkt mij niet waarschijnlijk.
Het kan ook Sovfilm geweest zijn. De Russische filmexportorganisatie. Een derde mogelijkheid is, dat de Nederlandse CPN-distributeurs er de verantwoordelijkheid voor droegen. Het publiek werd op ouderwets-communistisch-doeltreffende wijze bewerkt. Men kon loten voor de tombola kopen, verschillende brochures werden opdringerig aan de man gebracht, èn de wervingsgroep kwam in actie.
Die bestond in dit geval uit één jonge vrouw. Hielkje de Boer, Jeugdvoorzitster van de afdeling Drachten, en echtgenote van Hielke de Boer.
Hielkje sprak sober en vrij indringend, over de noodzaak, dat de arbeidersjeugd zich organiseerde in een Beweging, die op de juiste manier voor de belangen van de werkende jeugd vocht.
Ze richtte zich veel meer tot mijn vader, dan tot mij. Vermoedelijk voelde ze wel, dat ik niets liever wilde, dan bij de groep mensen horen, die, op wat voor wijze dan ook, met zulke schitterende films te maken had. Vader was voorzichtig.
Communisten werden, zeker in die tijd, door vrijwel iedereen met wantrouwen bejegend, (niet in het minst door het gros van de arbeiders, die zo nodig bewust gemaakt moesten worden) en wat schoot je er mee op, door iedereen met de nek aangekeken te worden. Hij zei geen nee en hij zei geen ja, op Hielkjes hecht betoog.
Dat de arbeiders overal de dupe van waren, daarin kon hij haar wel gelijk geven. Iets dergelijks zeiden ze bij de veel nettere Partij van de Arbeid ook.
Dat hij het tenslotte toch goed vond, dat ik ingeschreven werd als lid van het ANJV., afdeling Drachten, heeft mij altijd verbaasd.
Hij stond bepaald niet vijandig tegen de communistische idee, maar was veel te nuchter, om niet te weten, dat je met al dat rooie gelul, in het dagelijks leven, niet veel opschoot.