omhelsde de klok met de volle omvang van zijn armen...’
Zijn dit liefdeontboezemingen?
Ze zijn een breuk, een afscheid van de tijd. Cockange verlaat deze wereld, Beatrijs het klooster; voor Akelei zal een dag uit het verleden eeuwig duren.
Maar nog eens, anders: zijn dit géén liefdeontboezemingen?
Zegt de seksuele symboliek, in de klok neergelegd, iets over deze mensen? Of is integendeel de klok het symbool van de seksualiteit? Wat spreekt er uit het gedrag van Akelei, uit het verlangen van Cockange, uit Beatrijs' verbondenheid met de klok?
Liefde, zeker. Aanhankelijkheid.
Besef van de mateloosheid van de tijd, van eigen vergankelijkheid. Wroeging, zonder twijfel. Angst.
Angst en liefde, lust- en onlustgevoelens: de klok symboliseert èn de seksualiteit èn een knagend geweten.
De eindeloze duur, verknipt in abstrakte, gelijkvormige eenheden en de kortstondigheid van het eigen bestaan, díe botsing van metriek en ritme, dood en leven in de confrontatie met de klok is natuurlijk de aanleiding om bij het mysterie van het leven stil te staan.
Klik. Klak...
Wie daarbij stil staat, zet de tijd stil en onderbreekt de mechanische herhaling. Hoe zinvol is het dan, dat de breuk door herhaling wordt ingeleid!
Beatrijs roept driemaal om haar minnaar.
Cockange wordt driemaal gevraagd naar ‘de’ hand te kijken.
Akelei gaat er driemaal op uit, om mensen op zijn feestje te vragen. Het is waar dat hij aanvankelijk 4 mensen uitverkoren had.
Maar prachtig is het dat hij de vierde - Doornspijk - vergeet of uit de weg gaat. Want wat is herhaling? Twee is te weinig en vier is te veel.
Herhaling is een probleem van tijdstruktuur: steeds hetzelfde herhalen verooorzaakt een lineaire tijd: uren dagen maanden jaren, - tijd die zich uitstort in de leegte, maar die toch niet verkwist mag heten, zolang aan het einde van een uur, een maand, een leven, iets van waarde is ontstaan. Tijd is nu eenmaal geld. Of zoals De Genestet zei: ‘De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van de tijd’.
Tegen de leegte aan het einde van de tijd, òf tegen een bestaan dat, om de volheid aan het einde daarvan, in leegheid moet worden verdaan, ontstaat innerlijk en onbewust verzet.
Daarom stemt Cockange ten slotte in met de bezegeling van zijn lot. Hij keert terug naar het zwerk, verlost van een heleboel aards leed. Terug naar zijn plaats onder de sterren in Libra, van waaruit hij eens weer herboren zal worden, gelijk is aangezegd.
Daarom schept Akelei zich zijn zwarting, een absoluut nu.
Alleen Beatrijs werd, na de eerste zeven jaar, op het pad der desillusies terug gezet - in de illusie de volheid buiten het leven te vinden. Een drievoudige oproep aan het eind toont dat ze opnieuw met het verleden - de laatste zeven jaar - breekt, en geeft de tijd die cyclische opbouw die haar terug brengt naar het punt waar ze begon. Men kan zich afvragen welke lering Beatrijs uit haar leven trok, zelfs tijdgenoten begrepen dat: de dichter die het verhaal verlengde, bv. Hij was geen Boutens, helaas, en vond dan ook geen echt antwoord, laat staan een eind.
Wat, ten slotte, werd er door de klok wakker geroepen?
Het verlangen naar duurzaam geluk. Dit maakte de drie hoofdfiguren in het drama van de tijd ervan bewust, dat het leven zelf van belang is, - die intemporele wereld van liefde en wanhoop, begeerte en smart, troosteloosheid, plezier, schoonheid en leed: saai, grauw - maar mooi, als de werkelijkheid zelf.