Joop Waasdorp
Onvergetelijk Zwitserland
Het was in de zomer van 1946. Ik zat in een kamer van Hotel Schweitzer Hof in Zürich, een enorm gebouw waar het personeel in generaalsuniform rondliep.
Mijn toenmalige zwager zou me daar oppikken, wat wel nodig was ook want ik had geen cent op zak. En die kamer had ik niet hoeven te nemen. Ik was namelijk nog geen vijf minuten binnen of de huistelefoon ging en stond mijn zwager, een lange dunne figuur, al beneden. Hij was per spoor helemaal uit Belgrado gekomen.
Gingen we nu Zürich eens bekijken? Geen sprake van, we reizen direct door naar Luzern, zei mijn zwager. Ik vond het best, de kamer werd betaald. Dat kostte een aardige smak geld wat mij persoonlijk niks kon schelen omdat mijn zwager volgens afspraak alles zou bekostigen. Nee, voorschieten, loog hij later toen we weer in Amsterdam waren. ‘Ik krijg achthonderd gulden van jou’. Die gaf ik hem toen niet, maar daar gaat het nu niet om.
Hoewel pas uit de trein gestapt (ik kwam van Amsterdam en hij dus van Joegoslavië) gingen we opnieuw naar de trein. Per tram. Blinkend gelakte trams reden er daar in Zürich. Zelfs de wielen waren gepoetst. Op straat lag geen papiertje, geen vodje, geen hondepoep, niks. Ofwel de Zwitsers en hun dieren produceerden dit soort afval niet ofwel ze deponeerden de kleinste ongerechtigheid direct in openbare vuilnisbakken, kunstig verdekt opgesteld (want we zagen ze nergens) ofwel heel Zürich werd onmerkbaar voortdurend gestofzuigd. Zo ongelofelijk proper was alles.
Toen we op het perron van een station stonden te wachten zagen we geen trein. Een ogenblik later stond er wèl een trein, ook weer zo'n smetteloos voertuig.
Hoe kon dat? We hadden niks horen aankomen. De trein moest op een moment dat we even niet opgelet hadden geruisloos zijn binnengegleden of zoiets. Toch vonden we het gek.
We reden tussen heuvels door en langs heuvels heen. Ze werden steeds hoger, net als op zee met de golven gebeurt wanneer de wind aanwakkert. In Luzern namen we onze intrek in hotel Osmose, een kleine zaak, ongehoord degelijk ingericht. De eetschaal, de lepels, de suikerpot, alles was van zilver, echt zwaar zilver. Het houtwerk was glanzend gelakt eiken, er mankeerde geen schroefje, de kleedjes lagen allemaal recht. En proper dat het ook daar weer was! Het is misschien een beetje raar gezegd, maar je kon in hotel Osmose pap uit de W.C. eten.
Toen we uit het raam keken zagen we vlakbij een berg. Volgens een keurig boekje over de omgeving dat als service voor de gasten op tafel lag heette die berg Pilatus, beslist een knaap van een hoogte. We huurden fietsen en gingen wat